
COLUMN Bart Van Craeynest. Naar een bredere productiviteitsagenda
Of onze welvaart er de komende jaren nog op vooruit gaat of niet, zal volledig afhangen van de verdere productiviteitsgroei in onze economie. Die motor van onze welvaart is evenwel aan het stilvallen. Een brede productiviteitsagenda moet tijdens de volgende legislatuur de absolute prioriteit zijn van onze regeringen.
Bij de NMBS haalden de vakbonden de voorbije maanden de grove middelen boven met twee 48-urenstakingen. De bonden vroegen de ‘stopzetting van de productiviteitsverhoging ten nadele van het spoorwegpersoneel’. Op zich is dat al vrij bizar: het Belgische spoor blinkt niet meteen uit in kwaliteit, efficiëntie en productiviteit, en kan best wat productiviteitsverbetering gebruiken. Maar vooral in een bredere context is dit verbijsterend. Productiviteitsverbetering in onze economie is zowat de enige factor die de komende decennia onze welvaart nog kan versterken. Staken tegen productiviteitsverhoging is dan ook weinig anders dan staken tegen onze welvaart.
Productiviteit is de motor van onze welvaart
De klemtoon van het publieke debat en het economische beleid lag de voorbije twintig jaar vooral op meer mensen aan het werk. Dat blijft belangrijk, maar vooral vanuit het sociaaleconomische perspectief om een zo breed mogelijk draagvlak voor de welvaartsstaat te creëren. Als het puur gaat over de creatie van méér toekomstige welvaart, dan is de productiviteitsgroei met ruime voorsprong de belangrijkste factor. Productiviteit komt in het publieke debat minder aan bod, allicht doordat het een moeilijker concept is. ‘Meer mensen aan het werk’ is nu eenmaal makkelijker te vatten. Er is geen enkele politieke partij die campagne zal voeren voor een ‘sterkere productiviteitsgroei voor meer welvaart’, terwijl dat wel veruit de belangrijkste determinant is van wat we in de toekomst allemaal nog kunnen realiseren. Het cruciale belang van de productiviteitsgroei voor onze welvaart verdient veel meer aandacht.
Productiviteit betekent in essentie hoeveel output er per gewerkt uur wordt gecreëerd. En er is sprake van productiviteitsgroei als we er in slagen om meer welvaart te creëren per gewerkt uur. Die productiviteitsgroei wordt nogal snel verward met ‘harder werken’, maar komt toch vooral neer op ‘slimmer werken’. Dat bijvoorbeeld een boer vandaag per gewerkt uur een veelvoud aan pakweg tarwe of mais kan produceren in vergelijking met honderd jaar geleden, is niet zozeer door harder te werken (integendeel), maar vooral door slimmer te werken. Concreet met betere machines, betere meststoffen, betere zaden, een betere planning en beheer … Dat geldt evengoed voor onze hele economie. We werken slimmer met betere machines, krachtigere computers, betere organisatie … en produceren meer output, terwijl we gemiddeld minder uren werken. Lees: we zijn productiever.
De economische output in een land is in essentie het resultaat van hoeveel uren gewerkt wordt en hoeveel output er per uur gecreëerd wordt. In het verleden zorgden beide elementen, meer werkenden en slimmer werken, voor economische groei. Gezien het aantal mensen op actieve leeftijd in ons land de komende jaren zal afnemen, en ook gezien de toenemende aandacht voor de work/life-balans die doorgaans gepaard gaat met een voorkeur voor minder werken, zal de toekomstige welvaartsgroei vooral van een toename van de productiviteit moeten komen. Volgens simulaties van het Planbureau moet 90% van de verwachte economische groei in de komende 50 jaar van productiviteitsgroei komen. De productiviteitsgroei is dus met grote voorsprong de belangrijkste motor voor onze toekomstige welvaart. Concreet, alles wat we de komende decennia willen realiseren op het vlak van hogere lonen, hogere pensioenen en uitkeringen, extra investeringen, minder werken… zal gefinancierd moeten worden met een toename van de productiviteit.
De motor van onze welvaart sputtert
De Belgische economie behoort tot de meest productieve ter wereld. Volgens de OESO hadden in 2019 van alle industrielanden enkel Ierland, Luxemburg, Noorwegen, Zwitserland en Denemarken een hogere output per gewerkt uur dan België. Voor Ierland en Luxemburg zijn die cijfers vertekend door fiscale constructies, terwijl in Noorwegen de aardgasproductie een belangrijke rol speelt. Op het vlak van productiviteit hoort België dus echt wel bij de wereldtop. Dat is op z’n minst gedeeltelijk noodgedwongen. De relatief hoge loonkosten, door een combinatie van relatief hoge lonen en een zware fiscale en parafiscale druk op het arbeidsinkomen, dwongen bedrijven er in het verleden al toe, en zeker meer dan in andere landen, om in te zetten op automatisering, om mensen te vervangen door machines via extra investeringen, en dus om productiever te worden. Mede daardoor zijn Belgische vestigingen van internationale groepen doorgaans bij de meest productieve en efficiënte van hun groep. Daarnaast hebben we er in België via de keuzes in het arbeidsmarktbeleid eigenlijk voor gekozen om bepaalde laagproductieve jobs uit onze economie te weren, bijvoorbeeld in de e-commerce distributiecentra.
Het hoge niveau van productiviteit in de Belgische economie is de belangrijkste factor achter ons relatief hoge welvaartsniveau. Dat we zo’n welvaartsniveau halen met relatief weinig werkenden (onze werkzaamheidsgraad hoort bij de laagste van Europa) is volledig te danken aan onze hoge productiviteit. Het probleem ligt evenwel in het stijgingstempo van die productiviteit. Die bepaalt immers de verdere toename van onze welvaart. En daar knelt het schoentje: die productiviteitsgroei is aan het stilvallen. De motor van onze welvaartsgroei stokt dus. (Afb. 1)
Afbeelding 1

In de jaren '70 liet onze economie nog een gemiddelde jaarlijkse productiviteitsgroei van meer dan 4% optekenen. Dat stijgingstempo halveerde in de jaren '80 en '90, om vervolgens verder te vertragen tot amper 1% in de jaren '00. In de periode 2010-2019 bedroeg de gemiddelde productiviteitsgroei nog maar 0,5%. Die vertraging in de productiviteitsgroei is merkbaar in zowat alle industrielanden, en is in belangrijke mate te wijten aan een aantal structurele trends in onze economie. Zo zijn industriële bedrijven gemiddeld duidelijk productiever dan de bedrijven in de dienstensectoren. In die zin is de structurele daling van het gewicht van de industrie in de economie, ten voordele van de diensten, één van de factoren achter de vertragende productiviteitsgroei. Daarnaast werden in het verleden spectaculaire stappen gezet in het versterken van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking. Daardoor blijft er nu minder ruimte om dat niveau nog verder op te krikken. Dat resulteert in een tragere verbetering in het opleidingsniveau van de beroepsbevolking, wat weegt op de productiviteitsgroei. Verder is ook de veroudering van de bevolking een remmende factor. Een oudere bevolking staat doorgaans minder open voor verandering en innovatie, en is vooral trager in het opnemen van nieuwe technologische mogelijkheden.
En er lijkt niet meteen beterschap op komst. De OESO gaat ervan uit dat de output per werkende, hoeveel toegevoegde waarde in euro een werkende gemiddeld creëert (lees: de productiviteit per werkende), in België in 2023-2024 met 0,6% per jaar zou toenemen, de Europese Commissie verwacht 0,5%. Dat is telkens bij de laagste van Europa. Als we er niet in slagen om de neerwaartse trend in de productiviteitsgroei te keren, betekent dat op termijn minder ruimte voor koopkrachtstijging, minder ruimte om de welvaartsstaat te versterken, en dus minder ruimte voor extra welvaart.
Redt AI onze welvaart?
Digitalisering en artificiële intelligentie (AI) zijn allicht het meest veelbelovende instrument om die productiviteitsgroei op korte termijn gevoelig hoger te duwen, en dus ook onze welvaart een stevige boost te geven. AI lijkt het potentieel te hebben om hele sectoren, onder meer de financiële, de medische, de juridische sector, de industrie en het onderwijs, structureel te veranderen en de productiviteit gevoelig hoger te duwen. Concrete ramingen van de impact van digitalisering op onze productiviteit en onze welvaart lopen vooralsnog erg uiteen, maar het potentieel om grote stappen vooruit te zetten, wordt wel breed erkend. Het realiseren van het enorme potentieel van digitalisering zal evenwel niet vanzelf gaan.
België lijkt vandaag niet goed geplaatst om voluit mee te stappen in het proces van digitalisering. In internationale rangschikkingen rond digitalisering zit België zeker niet bij de toplanden. In de DESI-index (Digital Economy and Society Index) van de Europese Commissie, een samengestelde rangschikking op basis van verschillende indicatoren rond digitalisering, haalde België in 2015 nog een vijfde plaats. Vandaag zijn we teruggezakt tot de 16de plaats. Voor de ‘future readiness’-component van de ‘Digital competitiveness’-rangschikking van de Zwitserse businessschool IMD, die aangeeft in welke mate een land klaar is om het potentieel van digitalisering te capteren, staat België pas op een 25ste plaats. En in de Global Innovation Index van de World Intellectual Property Organization (WIPO) haalt België zelfs maar een 64ste plaats voor digitale infrastructuur. Daarnaast vallen ook de digitale vaardigheden van de bevolking tegen. Volgens Europese cijfers beschikt 26% van de Belgische bevolking over digitale vaardigheden boven het basisniveau. In toplanden als Finland en Nederland is dat zowat het dubbele. Zonder die digitale vaardigheden wordt het uiteraard moeilijk om het volledige potentieel van digitalisering waar te maken. (Afb. 2)
Afbeelding 2

Breed bekeken, lijkt België vandaag niet echt goed geplaatst om van de digitale transitie een groot succes te maken. En al helemaal niet om volop mee te stappen in de huidige versnelling van de digitalisering. Zo’n transitie vereist vooral flexibiliteit en aanpassingsvermogen, in het onderwijs, in de regulering, op de arbeidsmarkt, in de bedrijven zelf … Zeker in het onderwijs en in het beleid heeft België niet meteen een overtuigende historiek van kort op de bal spelen. Daarmee dreigen we wel een enorm potentieel te laten liggen.
Brede productiviteitsagenda
Er is niet meteen een mirakeloplossing om de productiviteitsgroei te verhogen. Vanuit allerlei hoeken kan gewerkt worden aan een hogere productiviteit: een performantere overheid, betere infrastructuur, beter onderwijs, een groeivriendelijkere fiscaliteit, een beter werkende arbeidsmarkt, meer ondernemerschap, meer innovatie, de duurzame transitie en verdere internationalisering zouden allemaal bijdragen tot een sterkere productiviteitsgroei. Digitalisering (en AI) is allicht het krachtigste instrument om die productiviteitsgroei de komende jaren gevoelig op te krikken.
Gezien de verontrustende recente dynamiek van onze productiviteitsontwikkeling en het enorme belang daarvan voor onze toekomstige welvaart, komt het er hoe dan ook op aan om op zoveel mogelijk sporen tegelijk in te zetten om de neerwaartse productiviteitstrend van de voorbije decennia te keren. Met een sterkere productiviteitsgroei worden al onze uitdagingen makkelijker op te vangen. In die zin moeten onze volgende regeringen vertrekken vanuit een brede productiviteitsagenda die de absolute prioriteit van het economische beleid (in de breedst mogelijk zin) moet worden.
Bart Van Craeynest Hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek België kan beter