Op weg naar divers en inclusief onderwijs. Interview Oliver Holz

Oliver Holz is hoogleraar aan de Academische Lerarenopleiding van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (KU Leuven, Campus Brussel) en lid van het departement Onderwijseconomie (DOE) dat zich bevindt op het raakvlak tussen onderwijs en onderzoek. Professor Holz doet al twintig jaar onderzoek rond diversiteit, gender en LGBT. We spraken met hem over ‘All Inc!’, een Erasmus+-project (2020-2023) dat LGBT+-vriendelijke scholen wil creëren in Europa, in samenwerking met leerlingen, leerkrachten, studenten, docenten, ouders en de bredere gemeenschap.

Als onderzoeker heb je meegewerkt aan All Inc! Kan je kort samenvatten wat jullie doen?

De meeste projecten aan onze faculteit zijn pure onderzoeksprojecten. Bij All Inc! ligt de focus op onderwijs en samenwerking, met als doel te werken aan een diverse en inclusieve samenleving. Een van de prioriteiten binnen het Erasmus+-programma is inclusie. En dat is precies wat we met All Inc! willen doen: inclusief onderwijs bevorderen in de brede zin. Niet alleen voor leerlingen maar ook voor leerkrachten in opleiding en leerkrachten in de praktijk. Daarnaast doen we ook een beroep op de brede scholengemeenschap zoals ouders en instellingen die met scholen samenwerken, zoals de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB).

Die brede scholengemeenschap is niet betrokken bij de dagelijkse klaspraktijk, maar je moet ze wel mee aan boord hebben om inclusief en divers onderwijs te kunnen bevorderen. Voor dit project ontwikkelden we materiaal dat bruikbaar is voor het hoger en het secundair onderwijs met als doel leerlingen en leerkrachten nieuwe kennis en vaardigheden te laten verwerven en attitudes bij te sturen of te ontwikkelen. In acht Europese landen (België, Duitsland, Griekenland, Hongarije Nederland, Polen Spanje, Verenigd Koninkrijk) werkten we samen met tandems van telkens een secundaire school en een instelling in het hoger onderwijs, meestal een lerarenopleiding. Op die manier wilden we de verschillende onderwijssectoren met elkaar in dialoog brengen, omdat je vaak hoort dat wat er wordt ontwikkeld in het hoger onderwijs niet altijd even bruikbaar is in het secundair onderwijs. Met All Inc! hadden we de mogelijkheid om samen materiaal te ontwikkelen en scholen de nodige ondersteuning te geven om rond de LGBT thematiek te werken. In het hele project is co-creatie één van de belangrijkste woorden: we co-creëren materiaal met de betrokken doelgroepen.

Is dit project ontstaan vanuit een vraag of een probleem?

Er zijn verschillende redenen. Het project is ontstaan vanuit een voorafgaand project: Homo’poly, ook een Erasmus+ strategisch partnerschap (2016-2019). In dit project zijn we tot een aantal conclusies gekomen die maakten dat we verder wilden gaan. De eerste conclusie was dat homofobie in Oost-Europa en Turkije nog steeds enorm aanwezig is. Bij het vorig project was bv een collega uit Izmir op zoek gegaan naar een Turkse secundaire school waar openlijk kon gepraat worden over homoseksualiteit, maar dat bleek onmogelijk. Ook dat heeft ons bijzonder gemotiveerd om verder te werken rond deze thematiek. De tweede conclusie was dat je verder moet kijken dan enkel naar de school. Dat je niet alleen leerlingen en leerkrachten, maar ook stakeholders zoals ouders en bv het CLB moet betrekken om iets te kunnen veranderen. De derde conclusie was dat je beleidsmakers moet meenemen in je verhaal en met hen samenwerken. Een andere bijkomende reden was dat we direct na de slotconferentie van Homo’poly al plannen maakten om samen verder te gaan, omdat we als team zo goed hadden samengewerkt. Veel teamleden zijn meegegaan naar All Inc!, samen met nieuwe partners, want je hebt nu eenmaal nieuwe ideeën en frisse wind nodig. Bovendien hadden we een survey gedaan in het hoger onderwijs in vooral Oost-Europese landen, waar de behoefte om rond dit onderwerp te werken in het secundair en hoger onderwijs nogmaals heel duidelijk werd.

En niet te vergeten: een belangrijke motivatie om met All Inc! te starten was de steun die we kregen van de KU Leuven, die al een aantal jaren een beleid rond inclusief onderwijs in de praktijk brengt. In 2020 werd ons project een week lang op de startpagina van de KU Leuven in de kijker gezet, met als titel: op weg naar een inclusieve universiteit. In Vlaanderen en België staan we op dit vlak erg ver, zeker in vergelijking met Hongarije of Polen. Maar toch zien we de positieve ontwikkelingen in Vlaanderen stagneren. Ook daarom is het voor ons zo belangrijk dat we vanuit de universiteit deze waardering hebben ontvangen.

“In Hongarije verdwijnt alles wat met LGBT te maken heeft uit het secundair en het hoger onderwijs. Het is daar niet bespreekbaar in de scholen.”

Jullie visie heeft een andere betekenis in Nederland en België dan in Hongarije en Polen. Hoe gaan jullie daarmee om?

Wij ontwikkelden vooral materiaal. Wat daarop volgde was het testen ervan. In Hongarije verdwijnt alles wat met LGBT te maken heeft uit het secundair en het hoger onderwijs. Het is daar niet bespreekbaar in de scholen. Als je toch materiaal wilt testen in Hongarije of Polen, bekijk je andere mogelijkheden. In Polen werkten we bijvoorbeeld met een privéschool, waar dingen natuurlijk anders liggen. In Hongarije hebben we het materiaal ook getest maar daar is geen officiële rapportering over omdat we de collega’s van die scholen niet in de problemen willen brengen. Op basis van de testresultaten hebben we aanbevelingen geformuleerd op nationaal en Europees niveau.

In Hongarije werd het testen bemoeilijkt. Maar de doelstelling van het project is toch om inclusie in alle Europese landen te bevorderen? Wordt All Inc! dan niet beperkt tot landen waarin inclusiviteit sowieso al geen probleem is?

Ja en nee, het wordt natuurlijk bemoeilijkt door de politieke situatie in landen zoals Polen en Hongarije. Anderzijds hebben wij materiaal ontwikkeld dat online beschikbaar is en collega’s van deze landen kunnen dat gemakkelijk raadplegen. We hebben daarnaast een boek uitgegeven, dat ook online beschikbaar is: ‘A Little Respect. LGBT+ Perspectives on Education From Across Europe’, met daarin een situatieschets van elk bij het project betrokken land en een comparatieve studie over kennis en attitudes, gebaseerd op een enquête die bij verschillende doelgroepen werd afgenomen. De grootste output was het ontwikkelen van didactisch materiaal voor leerlingen en leerkrachten in het secundair onderwijs. Dit materiaal is ook op de website volledig beschikbaar. Dus als leerkrachten rond deze thematiek willen werken dan kunnen zij dat kant-en-klare materiaal gewoon van de website halen. Of hij of zij dat wil doen, is natuurlijk een ander verhaal.

In All Inc! werkten landen - zoals België, Nederland en Spanje – die bij het werken rond LGBT+ onderwerpen veel (didactische) ervaringen hebben. Maar met Erasmus+ projecten is het vooral de bedoeling om deze best practices te transfereren naar landen waar het niet zo goed gaat. Dan komen we bij jouw vraag: je kan maar proberen inclusief onderwijs aan te bieden door dingen ter beschikking te stellen, maar je kunt collega’s die in deze context werken natuurlijk niet onder druk zetten. Het is niet de bedoeling dat ze moeilijkheden krijgen met hun eigen loopbaan.

“Je hebt projectpartners die geëngageerd meewerken om de doelstellingen van het project te realiseren. Soms zijn het collega’s die zelf gay zijn en proberen in hun land, in hun context, een bijdrage te leveren aan het bespreekbaar maken en het verbeteren van dingen.”

Als jullie kijken naar de resultaten die worden verspreid via de website, zien jullie dan een verschil? Wordt het opgepikt door andere scholen? Hebben jullie daar cijfers over?

Cijfers hebben we niet, en we hebben daar als coördinator van het project beperkt zicht op. Wat we wel weten is dat veel vertegenwoordigers van scholen die niet betrokken waren bij All Inc! aan multiplier events hebben deelgenomen (events waarop de resultaten van een project met een groot publiek worden gedeeld, met het oog op verspreiding, red.) en dat er op die manier disseminatie naar andere scholen en universiteiten is gebeurd. Op basis van de testfase kunnen we zeggen dat de resultaten eigenlijk niet echt variëren tussen Centraal- en Oost-Europa. Nu, we hebben wel getest in een progressieve school in Polen, dus dat is misschien een uitzondering.

Zitten de partners in het project allemaal op dezelfde lijn? Er is een policy, maar speelt er ook een algemene cultuur die weerspiegeld is in jullie groep?

Je hebt projectpartners die heel geëngageerd meewerken om de doelstellingen van het project te realiseren en je hebt andere instellingen, die minder ambities hebben. Soms zijn het ook collega’s die zelf gay zijn en proberen in hun land, in hun context hun bijdrage te leveren aan het bespreekbaar maken en het verbeteren van dingen. Je hebt partnerinstellingen waar die gedragenheid van het onderwerp beperkt is. Dat zien we onder andere in Polen, waar onze onderzoeker aan de universiteit tegen een muur aanloopt. Ik heb het zelf meegemaakt tijdens het Homo’poly project. Onze publicatie was net klaar. Ik had ons project voorgesteld op een conferentie in Polen (online) waar zo’n 70 mensen aanwezig waren. Aan het einde kwam er geen enkele vraag terwijl er normaal gezien een levendige discussie is. Je ziet gewoon dat men voorzichtig is. Het is niet zo dat het onderwerp niet leeft, maar men beschermt zichzelf. Dat is iets dat we ervaren hebben in het project. En dit telkens opnieuw.

Heeft de slotconferentie van mei 2023 geleid tot meer betrokkenheid, is een conferentie iets waardoor het in de startblokken gaat?

De conferentie in München was een mooie afsluiting. Naast lokale multiplier events die we in elk land hadden georganiseerd, was deze conferentie het centrale multiplier event. Wat ik heel positief vond is dat het geen puur wetenschappelijke conferentie was. De deelnemers waren niet alleen wetenschappers maar ook studenten en docenten hoger onderwijs, leerlingen en leerkrachten secundair onderwijs en de brede community. Dat had invloed op de manier waarop we de conferentie georganiseerd hebben, met naast standaardsessies ook workshops voor leerlingen uit de secundaire scholen van onze partners. Dat heeft een andere dynamiek gegeven.

We hebben in de lente van 2023 groen licht gekregen voor een Teacher Academie (nieuw subprogramma binnen Erasmus+) ‘Teacher Education in a Future in Flux’ (teff), gecoördineerd door onze partner in Keulen. Ook daar gaan we de projectresultaten verder dissemineren. Deze belanden na afloop van het project zeker niet in de kast. We zijn in maart 2024 ook uitgenodigd bij het Katholiek Onderwijs Vlaanderen om een navorming te geven voor leerkrachten in het secundair onderwijs.

Didactisch materiaal klinkt natuurlijk erg onderwijs-gerelateerd, en dat is het ook, maar in dat materiaal zitten ook ‘games’ die we ontwikkeld hebben, zoals ‘Lucky for Love’ en de ‘Homo’poly-game’, waar je spelenderwijs aan het onderwerp kan werken, niet alleen met leerlingen maar ook met andere doelgroepen. Dat zijn zaken die blijven bestaan, net zoals de website, tot minimaal vijf jaar na het project.

“Bij deze een warme oproep naar collega’s om deze dingen ook inhoudelijk aan bod te laten komen. Misschien niet alleen spreken over mannen, vrouwen, meisjes en jongens, maar ook andere terminologieën aan bod laten komen.”

Krijg je nog reacties van doelgroepen, van scholen die het opgepikt hebben, of van mensen wie het geholpen heeft?

Een van onze outputs is de ‘human library’ die binnenkort op de website wordt gezet. Daarin brengen we 75 verhalen vanuit alle deelnemende landen en stakeholders. Dat kan een leerling zijn die uit de kast komt, of een leerkracht die toont hoe hij met het materiaal werkt in de les, of een ouder die het heeft over ‘hoe spreek ik met mijn kind?’. Daaruit zijn mooie dingen ontstaan zoals youtube-video’s, posters, verhalen. Dan zie je pas duidelijk hoe groot de impact van het project is. We hebben ook beloofd dat we voor een interne en een externe evaluatie zouden zorgen. Iedereen was vrij om dat te organiseren. In sommige landen was dat een heel intense evaluatie, in andere landen iets minder en bleef het beperkt tot het collegium binnen de universiteit om er dus niet mee naar buiten te gaan. Dan zie je weer dat er beperkingen zijn. Maar op die manier hebben we wel geprobeerd om ervoor te zorgen dat de disseminatie in verschillende richtingen gaat, dat de impact er is.

We hebben zeker 7.500 mensen bereikt. Alle stakeholders die betrokken waren bij het empirisch onderzoek, de mensen die deelgenomen hebben aan de multiplier events etc. Dus ik denk wel dat we vandaaruit veel mensen bereikt hebben en dus ook een grote impact kunnen aantonen.

Zijn jullie ook actief geweest in andere vormen van onderwijs, zoals het beroepsonderwijs?

In Vlaanderen hebben we ons niet alleen beperkt tot een bepaalde finaliteit (vroeger ASO, TSO en BSO). Ook leerlingen uit de arbeidsmarktfinaliteit waren erbij betrokken. In landen waar de structuur gelijkaardig is als in Vlaanderen was dit ook het geval. In andere landen niet.

Scholen krijgen vaak te maken met haat en pestgedrag. Hebben jullie daar vat op kunnen krijgen of iets aan kunnen doen?

Uit de enquêtes blijkt dat er erg vaak sprake is van homofoob gedrag. In interviews hebben we gezien dat bepaalde terminologieën ook gewoon in het taalgebruik van de jeugd zit. Maar gedrag, geweld, dat is er. Dat hebben we kunnen vaststellen. We hopen dat we met ons materiaal verschillende doelgroepen gesensibiliseerd hebben en materiaal ontwikkeld hebben dat een positieve attitude bij leerlingen, leerkrachten en anderen naar boven haalt.

Was All Inc! Ook gericht op hogescholen en universiteiten of enkel op secundair onderwijs?

In All Inc! was het secundair onderwijs de belangrijkste doelgroep. Bij Homo’poly was dat niet het geval. Daar hebben we bv twee modules ontwikkeld van telkens drie studiepunten: gender & homoseksualiteit en homoseksualiteit & migratie. Migratie was in 2016 een belangrijk onderwerp, en is dat uiteraard vandaag nog steeds.

Beide modules hadden we toegevoegd aan een bestaand curriculum uit een nog ander project rond gender & education (EDGE). Dit bestaand curriculum heeft vier modules: gender & identity, gender & interculturality, gender & sexuality en gender & lifestyle. In totaal gaat het over 18 studiepunten die we in het hoger onderwijs zouden kunnen invullen. Sommige partnerinstellingen doen dit ook. Ikzelf probeer deze modules te verwerken in mijn lessen in de lerarenopleiding. Niet als een opleidingsonderdeel maar ik laat wel bepaalde onderwerpen aan bod komen om ook onze studenten te confronteren met het onderwerp. Dat hebben we intenser gedaan in Homo’poly en minder in All Inc!. In All Inc! ging het vooral over de co-creatie van LGBT+- vriendelijke scholen. Telkens in samenwerking met hogescholen en universiteiten.

Wat zijn de plannen voor de toekomst?

We zijn van plan om volgend jaar een vervolgproject in te dienen met minder landen, maar met drie partnerinstellingen per land. En opnieuw een tandem secundair – hoger onderwijs, maar ook met iemand uit het werkveld. Collega’s die betrokken waren als associate partner zoals Çavaria in Vlaanderen of Stonewall in het Verenigd Koninkrijk en COC in Nederland willen we er bij betrekken om die brede blik te krijgen. We hebben ons nu beperkt tot LGBT, maar je moet de T eigenlijk tussen haakjes denken. Daar hebben we nog niet veel mee gewerkt in secundaire scholen. We staan nog niet ver genoeg om in een project met alle deelnemende landen effectief rond de T te werken.

Voor het nieuwe project hebben we al een goed team. Het kan ook zijn dat we nog een jaartje wachten om alles wat te laten zakken en nieuwe ideeën op te doen. Maar het is wel de bedoeling dat het weer een Erasmus+-project wordt. Dat zijn plannen voor de toekomst.

Wil je het doortrekken naar bedrijven en organisaties?

Ik vind dat een heel spannende uitdaging. Erasmus+ gaat niet alleen over strategic partnerships waar we nu eigenlijk in zitten. Je hebt ook andere sub-programma’s die meer gericht zijn op samenwerking tussen instellingen hoger onderwijs en het werkveld. Misschien switchen we naar een van deze sub-programma’s als we op het werkveld mikken. Dan komen we in een andere categorie terecht. Dat blijft afwachten. Dat zou ook een heel andere aanpak betekenen.

Zijn er nog zaken die je wil meegeven waarvan je denkt ‘dat is ook belangrijk’?

We voeren dit interview in de context van onze Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. Het project kadert in de lerarenopleiding economie. Dit is misschien een warme aanbeveling of oproep naar collega’s om daar waar de mogelijkheid bestaat, inhoudelijk, ook deze dingen aan bod te laten komen. Misschien niet alleen spreken over mannen, vrouwen, meisjes en jongens, maar ook andere terminologieën of voorbeelden aan bod laten komen, zoals het in de reclamewereld momenteel het geval is. Zodat er bijvoorbeeld over twee mannen in een bepaalde economische context gesproken wordt. Je hebt zoveel verschillende OPO’s waar deze mogelijkheden bestaan. Ook binnen de vakken in onze opleidingen. We hebben niet alleen wiskunde en statistiek, maar ook taalvakken, bachelor- en masterproeven, waar deze onderwerpen perfect een plaats zouden kunnen krijgen. En dan hebben we wel een mooie link tussen het thema LGBT+ en de economische context, op welke manier dan ook.

Bedankt voor dit boeiende interview.

Hilde Roos en Hanneke van Sloten

https://allinc.eu/

https://homopoly.eu/