Interview Herman Van der Wee
We ontmoetten een energieke professor emeritus Herman Van der Wee in De Groene Boog, het woonzorgcentrum waar hij sinds een tweetal jaren verblijft. Inmiddels is hij al sinds 1993 met emeritaat na een zeer gevulde beroepsloopbaan, zowel in de privésector als aan de universiteit. In juli 2024 werd Herman Van der Wee 96. Tot zijn negentigste was hij nog actief met het geven van gastcolleges, lezingen en de begeleiding van onderzoeksprojecten. Nu doet hij het wat kalmer aan. ‘Maar de actualiteit volg ik nog op de voet’, zo verzekerde hij ons bij het begin van het gesprek.
“Men onderschat hoezeer handel en geld de loop van de geschiedenis bepalen”
Vele, vooral wat oudere generaties economisten, afgestudeerd aan de KU Leuven, kennen u als ‘de professor economische geschiedenis’. Maar wat weinigen weten is dat u aanvankelijk een loopbaan in de privésector heeft gehad.
Herman Van der Wee: Inderdaad. Ik ben begonnen in het bedrijf van mijn schoonvader, meneer Verbreyt. Dat was een textielbedrijf dat breigoederen produceerde en confectie van kleding deed. Op een bepaald moment stelden we toch 200 mensen tewerk. Het is een tijdje een bloeiend bedrijf geweest. Oorspronkelijk was het een bedrijf in Sint-Niklaas, maar we zijn naar Nederland verhuisd omdat tijdens de crisis van de dertiger jaren de grens met Nederland dicht ging terwijl 90% van onze klanten (groothandel) zich in Nederland bevond. Eind van de jaren vijftig kreeg mijn schoonvader een hartinfarct en heb ik het bedrijf samen met mijn schoonmoeder, mijn echtgenote en schoonzus gerund. Mijn vrouw deed de samenstelling van de collecties en ik het algemeen bedrijfsbeheer. Ik heb dat gedaan tot 1963, terwijl ik tegelijk ook academisch actief was. In 1963 heb ik mijn doctoraat in de geschiedenis behaald en werd ik definitief aan de KU Leuven benoemd. Ik moest kiezen, en ik heb dan voor een academische carrière gekozen.
U bent een wel zeer ijverige student geweest: uw universitair curriculum oogt indrukwekkend.
Herman Van der Wee: Wel, ik heb eerst rechten gestudeerd, dan pol & soc, dan geschiedenis, en ten slotte economie. Ik heb dus vier universitaire diploma’s behaald. Aan de universiteit ben ik eerst beginnen werken als lector in 1955, dan als docent, hoogleraar en ten slotte buitengewoon hoogleraar.
Eerst nog even terug naar uw bedrijfsactiviteiten in het textielbedrijf. Hoe is dat dan verder gegaan?
Herman Van der Wee: Na mijn keuze voor KU Leuven hebben we met de familie toch beslist om het bedrijf verder te zetten. We hebben toen een externe directeur aangeworven. Ook mijn echtgenote en schoonzus bleven in de zaak meewerken, en ik hielp wat met advies. Het bedrijf heeft dan nog een tijdje goed gedraaid. Maar dan kwam de economische crisis van de jaren ’70 als gevolg van de opeenvolgende oliecrisissen. Vooral de voorthollende inflatie was voor een relatief arbeidsintensief bedrijf zoals ons breigoedbedrijf een harde dobber. De loonkostevolutie werd steeds moeilijker houdbaar. We kregen ook steeds meer te maken met lageloonconcurrentie. In 1980 hebben we dan beslist om met de zaak te stoppen, ook omdat mijn inmiddels hoogbejaarde schoonmoeder er wilde mee stoppen. Ik ben toch fier dat ik een beetje heb bijgedragen tot het ontstaan van de Vlaamse industrie na de Tweede Wereldoorlog; Vlaamse industrie die voor onze Vlaamse welvaart heeft gezorgd, en die dat vandaag nog steeds doet. Mijn ouders hadden trouwens een schoenfabriek in Lier, en dus was ik van kindsbeen af al vertrouwd met de ‘maak-industrie’.
“Ik zette sterk in op interdisciplinaire workshops. Ik had dat in Harvard gezien, en dat werkte zeer positief. Toen was dat nieuw, maar nu is dat heel normaal.”
Ik dacht dat u ook verbonden was met de bekende lingeriefabrikant Van de Velde uit Schellebelle, bekend van merken zoals Marie Jo en Prima Donna?
Herman Van der Wee: Niet rechtstreeks, dat is via mijn zus Livine die gehuwd is met William Van de Velde, de vader van Herman Van de Velde, de vroegere CEO en nog steeds voorzitter van de Raad van Bestuur van Lingerie Van de Velde. William Van de Velde is dus mijn schoonbroer. Dat is nog steeds een familiebedrijf. De broers Karel en Herman en hun neef Lucas Laureys hebben dat bedrijf sterk doen groeien. Herman, Karel en Lucas waren zeer complementair, Herman eerder organisatorisch, operationeel en strategisch, Lucas commercieel en Karel was bijzonder creatief en sterk in ontwerp en design. Zelf heb ik in dat bedrijf geen rol gespeeld. Ze hebben me wel enkele keren gevraagd als klankbord, rond strategie bv. Maar niets operationeels. Ik had goede contacten met de Kredietbank (KB). Dat kwam ook goed van pas in de onderhandelingen met de bank. Ik heb trouwens een boek geschreven over die bank (noot: boek ‘Mensen maken geschiedenis. De Kredietbank en de economische opgang van Vlaanderen1935-1985’). Mijn vader was ten andere één van de medeoprichters van de KB.
Terug naar uw academische loopbaan, wat opvalt is dat u altijd heel goede assistenten hebt gehad.
Herman Van der Wee (met overtuiging): Ja! Mijn eerste assistent was Herman Daems die ik niet hoef voor te stellen, en ook Frank Vandenbroucke is genoegzaam bekend natuurlijk, en dan is er zeker ook Erik Aerts, met wie ik heel lang heel graag heb samengewerkt. Die is dan hoofdarchivaris geworden, een competent man. En Jos Delbeke, die topambtenaar bij de Europese Commissie is geworden en eigenlijk de architect is van het huidige klimaatbeleid van de Europese Unie. En recenter Martine Goossens, nu secretaris-generaal van de Diensten van het Vlaams Parlement. Ik was nogal veeleisend en bijgevolg had ik goede mensen! (lacht). Ook Geert Dancet heeft voor mij gewerkt en die is de eerste topman van het Europees chemie-agentschap ECHA geworden.
Toen u pas benoemd was als professor was dat in de beginjaren van het Centrum voor Economische Studiën, waar de ‘algemene economen’ in werden ondergebracht. Hoe ging het daar in die tijden aan toe?
Herman Van der Wee: De grote initiatiefnemer en bezieler van het Centrum voor Economische Studiën was ‘vader’ Gaston Eyskens, meervoudig premier van ons land. Bij die oprichters mag ik ook prof. Karel Pïnxten (niet de latere minister) en Gaston Geens, de latere eerste Minister-President van Vlaanderen, niet vergeten. In dat Centrum voor Economische Studiën zaten kleppers van professoren. Ik noem er enkele: Mark Eyskens, Theo Peeters, Vic Van Rompuy, Paul Van Rompuy, Karel Tavernier, Marcel Loeys, Albert Coppé, Dirk Heremans, Lode Berlage, Louis Baeck, Bob Vanes, Albert Verheirstraeten, en niet te vergeten Paul De Grauwe. En ik vergeet er zeker enkele. Het ging om macro-economie en niet om toegepaste economie. Ze deden hun economische beleidsaanbevelingen via de bekende Leuvense Economische Standpunten.
Wat ziet u als belangrijke resultaten die u als academicus hebt bereikt?
Herman Van der Wee: Ik zette sterk in op interdisciplinaire workshops. Ik had dat in Harvard gezien, en dat werkte zeer positief, mensen van verschillende disciplines bij elkaar brengen in een project. Toen was dat nieuw, maar nu is dat heel normaal, die interdisciplinariteit. In Harvard had prof. Alexander Gerschenkron, een geamerikaniseerde Rus, dat al een tijdje toegepast. Gerschenkron was een knap economisch historicus. Ik heb veel van hem geleerd, vooral op vlak van de historische statistiek. In Frankrijk was mijn leermeester Jean Meuvret, professor in de Ecole des Hautes Études verbonden met de Sorbonne, en ook een pionier in de beoordeling en opstelling van historische statistieken. Het beoordelen van historische statistieken was ook één van mijn specialiteiten. Welke cijfers kun je betrouwen? En wat zijn ‘fantasieën’? De selectie van de cijfers en de data is uiterst belangrijk. Je moet kritisch zijn, en ervoor zorgen dat de cijferreeksen objectief gefundeerd zijn. Ik mag wel zeggen dat ik in België zowat de grondlegger ben geweest van de historische economische statistieken.
“Mijn boek 'De gebroken welvaartscirkel' is een bestseller geworden, vertaald in acht talen. Mijn boodschap was dat we niet alleen met een conjuncturele terugval te maken hadden, maar ook met een meer fundamentele. En dat de groei niet oneindig is, dat het groeimodel verandert.”
U hebt ook in het buitenland gedoceerd?
Herman Van der Wee: Ik heb twee maal een semester in Harvard gedoceerd, en ook eenmaal in Stanford (Californië), ook in Londen, in Oxford, meermaals zelfs, in Parijs. Schone herinneringen.
Wat mij van uw lessen onder andere is bijgebleven is de rol van de economie in de historische gebeurtenissen.
Herman Van der Wee: Ik wilde altijd de volledige historische context kennen. Feiten zijn belangrijk, bv dit of dat is een belangrijke stad. Maar waarom? Dat heeft vaak een economische oorzaak. Bv. de Oekraïense stad Lvov dat een handelsknooppunt was tussen oost en west, noord en zuid en zo tot ontwikkeling is gekomen. En zie naar Brugge, waar de havenactiviteiten er zelfs voor gezorgd hebben dat daar de eerste beurs ter wereld werd opgericht. Men onderschat hoezeer handel en geld de loop van de geschiedenis bepalen.
U heeft ook verschillende boeken gepubliceerd. Ik herinner mij bv. het boek ‘De Gebroken Welvaartscirkel. De wereldeconomie 1945-1980’, waar veel over te doen was.
Herman Van der Wee: Dat is een bestseller geworden, vertaald in acht talen. Dat kwam omdat dit bij vele economen hier eerder als een verrassing overkwam. Ik was een van de weinigen die de Angelsaksische literatuur opvolgde, ik bedoel in de algemene economie, want in de toegepaste economie was de focus al langer op Amerika en Engeland gericht. Maar niet in de algemene economie – ‘de zuivere’ zoals men dat destijdse noemde. Ik kende ook veel mensen in de Angelsaksische economische wereld. Mijn boodschap was dat we niet alleen met een conjuncturele terugval te maken hadden, maar ook met een meer fundamentele. En dat de groei niet oneindig is, dat het groeimodel verandert.
In Franstalig België stond men toen op dat vlak verder dan in Vlaanderen. Een professor zoals Léon Dupriez (UCL) was toen een grote naam. Ik kwam goed overeen met Dupriez. En dat was zeldzaam, dat iemand van de Nederlandstalige afdeling van de universiteit het goed kon vinden met iemand van de Franstalige afdeling. Het was immers de tijd van ‘Leuven Vlaams’.
Met uw lange ervaring, hoe kijkt u nu naar de algemene economische toestand in ons land en in de wereld vandaag?
Herman Van der Wee: De industrie heeft het moeilijk, bij ons maar ook overal in Europa. Maar dat is ook niets nieuws. Ik heb dat met onze onderneming in de jaren 1950 tot 1980 ook al ondervonden. Het is en blijft een challenge want de economie verandert voortdurend. Het is zaak van altijd voorsprong te kunnen blijven nemen. De sleutel daartoe ligt in de innovatie. Dat is in essentie de opdracht voor de industrie zelf. De overheid heeft daar slechts een ondersteunende rol in te spelen, met bv stimulerende maatregelen.
En bent u nu een tevreden man?
Herman Van der Wee: Toch wel. Tot 2 jaar terug ben ik in mijn huis in Sint-Pauwels kunnen blijven. Mijn vrouw is een tiental jaren geleden overleden, maar dankzij mijn huishoudster kon ik mijn plan nog trekken. Maar toen ook zij ermee ophield, zat ik daar helemaal alleen, terwijl veel familie hier in het Leuvense woont. De keuze voor een WZC in Heverlee, met name ‘De Groene Boog’, is een zeer goede keuze gebleken. Ik ben hier zeer graag. Afscheid nemen van mijn huis was wel niet gemakkelijk. Ik heb dat huis in 1960 gebouwd met architecten Leon Steynen en Paul De Meyer. U moet het eens googelen, het is een soort van iconisch huis geworden waar architecten en andere kunstliefhebbers graag naar kwamen en komen kijken.
Mijn 2 kinderen hebben het ook goed gedaan in hun leven. Mijn zoon Miek, die op een boogscheut van hier woont, is ook een Leuvense economist en heeft zijn hele loopbaan bij de Europese Commissie doorlopen. Hij is nu ongeveer een jaar met pensioen. En mijn dochter Barbara is architecte en is gespecialiseerd in de restauratie van erfgoedgebouwen van de Art Nouveau en de Art Deco, vooral actief in Brussel.
Heeft uw zoon dan destijds van u les gehad, het vak economische geschiedenis?
Herman Van der Wee: (lacht) Ja, maar een andere professor heeft zijn examen afgenomen. Maar Miek is een intelligente kerel hoor, hij was vlot geslaagd.
Fa Quix