Leuvens Economisch Standpunt
Fundamenteel nieuw inzicht in de oorsprong van conjunctuurcycli: niet macro maar micro
Conjunctuurcycli – de brede schommelingen waar een economie doorgaat, expansie en recessie – zijn een essentieel kenmerk van economieën wereldwijd. Traditionele verklaringen schrijven deze schommelingen bijna uitsluitend toe aan macro-economische gebeurtenissen, zoals bv. een onverwachte renteverhoging door de centrale bank, een belastingwijziging, een algemene beurscorrectie, een olieprijsstijging … Maar de auteurs van dit Leuvens Economisch Standpunt (*), Ferre De Graeve en Jan David Schneider, tonen in hun studie aan dat conjunctuurcycli beter verklaard worden door micro-economische, sectorspecifieke gebeurtenissen. Dat klinkt toch nogal ‘revolutionair’.
Met sectorspecifieke gebeurtenissen bedoelen zij sectorspecifieke verstoringen of ‘sectorale schokken’ die een deel van de economie beïnvloeden. De auteurs geven enkele voorbeelden zoals een verminderde vraag naar traditionele wagens, waarbij de autosector in heel wat landen een belangrijke industrie is.
Maar niet alleen de autosector in enge zin wordt daardoor getroffen, ook de toeleverende sectoren – en dat zijn er vaak heel wat – zoals de staalbedrijven, de onderdelenbedrijven van metalen en kunststof of van rubber voor de banden, glas … Dat is wat zij netwerkeffecten noemen. Een ander sectorspecifiek voorbeeld is de chemische sector waar bv. het milieubeleid bedrijven plots ‘out of business’ kan plaatsen, of neem een radicaal nieuwe performantere technologie in de computerindustrie. Dat zijn dus sectorale schokken.
A priori zijn zowel macroschokken (rentetarieven, beurscorrecties, olieprijsstijgingen ...) als sectorspecifieke schokken plausibele verklaringen voor conjunctuurcycli. Maar de causaliteit ligt elders, zo stellen De Graeve en Schneider. Bij macroschokken gebeurt er iets op macroniveau, van bovenaf opgelegd of neergekomen op de economie, zoals een rentewijziging die dan doorsijpelt naar de meeste sectoren in de economie. Bij sectorspecifieke schokken ligt de oorzaak ‘onderaan’ in de economie, op microniveau bij een specifieke sector die vervolgens doorsijpelt naar andere sectoren via klanten en toeleveranciers. In dit tweede geval zijn het die spillovers die verschillende sectoren doen samen bewegen, en zo de geaggregeerde economie doen schommelen.
Traditioneel werd in de academische literatuur weinig aandacht besteed aan de mogelijkheid dat microschokken de oorzaak kunnen zijn van macro-economische schokken. En in inderdaad, in de Faculteit FEB kregen we destijds alleen de macroverklaring voor de conjunctuurcycli onderwezen. Maar het is de ‘kettingreactie’ tussen sectoren, zeggen de auteurs, bv. wanneer er iets gebeurt in de auto-industrie en dit via het netwerk van betrokken sectoren een schok veroorzaakt die de hele economie beïnvloedt.
Nieuwe methodologie
Maar hoe maken De Graeve en Schneider hun stelling nu hard? Zij hebben een nieuwe methodologie opgesteld die sectorspecifieke schokken empirisch kan meten én onderscheiden van macroschokken (bv rentebesluiten). In hun methode lossen ze bv. het identificatieprobleem op (wat is macro en wat is micro). Zij hebben hun methode toegepast op een historische datareeks voor de VS voor conjunctuurbewegingen voor de periode van het begin van de jaren ‘70 tot net voor de pandemie in 2020. Resultaat: het merendeel van de conjunctuurschommelingen kan gezien worden als de combinatie van sectorspecifieke schokken. De sectorale schokken worden geamplificeerd door de verbonden productienetwerken: de output van de ene sector is de input van een andere sector.
Trouwens, zonder die netwerkeffecten, die spillovers, zouden er nauwelijks economische conjunctuurcycli waarneembaar zijn. M.a.w. de micro-economische (sector-)schokken worden macro-economisch belangrijk als gevolg van de sterke intersectorale links. En die sectorschokken zijn wel degelijk verschillend van de macroschokken, zo tonen de auteurs verder aan.
Zij passen vervolgens hun methode toe op de recessie van 2001, de zogenaamde ‘dot.com’-crisis. De auteurs nuanceren dit sterk. De computerschok verklaart maximaal +-2%-punt in de industriële productie, terwijl de industriële productie zelf in die periode schommelde +-6%. Dus de computerschok van 2001 was op zichzelf niet groot genoeg om de toenmalige conjunctuurcyclus te verklaren.
Bij nadere analyse stellen de auteurs vast dat er ook sterke bijdragen tot de negatieve conjunctuurcyclus van 2001 kwamen van sectoren zoals de metaalverwerkende industrie, de papierproductie en de meubel- en textielsector. Bovendien was de terugval al begonnen in de maanden voorafgaand aan de recessie van 2001. Het zijn al die sectoren samen – en dus niet alleen de computersector – die verklaren waarom de recessie van 2001 zo diep is gegaan. Elke recessie wordt verklaard door een – andere – combinatie van sectorspecifieke schokken, zo stellen De Graeve en Schneider.
“Traditioneel werd in de academische literatuur weinig aandacht besteed aan de mogelijkheid dat microschokken de oorzaak kunnen zijn van macro-economische schokken.”
Beleidsimplicaties
De Graeve en Schneider wijzen er op dat hun nieuwe inzichten in de drijfveren van conjunctuurcycli niet enkel academische maar ook praktische implicaties hebben, naar het beleid toe. Wanneer men tijdig sectorale schokken waarneemt, kan het economische beleid gerichter en effectiever reageren. Het tijdig identificeren van sectoren die aan de basis liggen van een recessie kan gevolgd worden door een gericht beleid dat die sectoren ondersteunt teneinde een bredere economische ineenstorting te voorkomen. Traditionele macro-economische instrumenten zoals een renteverlaging zullen dat niet gericht doen en bestrijden volgens de auteurs eerder de symptomen. En zo kan omgekeerd een renteverhoging om de inflatie in te tomen eerder de hele economie afremmen terwijl sommige sectoren het al moeilijk hebben en daardoor nog meer in de problemen kunnen komen.
Alsof het er om te doen was, stond uitgerekend op het moment van het schrijven van deze tekst in de zakenkrant De Tijd van 30 oktober 2024 een artikel met als kop ‘Zweedse krimp effent pad voor forse renteknip door Riksbank’… met even verder de commentaar van een bankeconoom, namelijk dat dat niets gaat uithalen. Reden: ‘Een renteverlaging stut vooral de binnenlandse vraag terwijl het de export is die met de grootste moeilijkheden te kampen heeft’. Het macro-economische instrument van de rente is in dit geval dus niet gericht genoeg. Daarentegen zou een meer gericht sectorbeleid om de Zweedse export te versterken een beter effect hebben. Wat in lijn ligt met de stelling van De Graeve en Schneider.
Fa Quix
(*) De Graeve Ferre en Jan David Schneider, “Identifying sectoral shocks and their role in business cycles”, Journal of Monetary Economics, Vol. 140, November 2023, p. 124-141. En in samenvatting gepubliceerd in ‘Leuvense Economische Standpunten 2024/214’.