Onderwijseconoom Kristof De Witte: “Ondanks de vele uitdagingen blijft het lerarenberoep aantrekkelijk, óók voor zij-instromers”
Kristof De Witte is gewoon hoogleraar onderwijseconomie aan het onderzoekscentrum Leuven Economics of Education Research aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van KU Leuven. Dit is één van de zeven onderzoekseenheden van de faculteit. Er is vandaag veel te doen over het onderwijs in Vlaanderen. Het debat gaat over tal van problemen en uitdagingen, zoals het lerarentekort, de motivatie van leraren, zij-instromers en de gestage achteruitgang van de vaardigheden van leerlingen op het vlak van onder meer wiskunde en taal. Oké, maar wat kan er worden gedaan om het tij te keren ? We vroegen het aan Kristof De Witte zelf en zoomden daarbij in op het lerarentekort.
U bent als onderwijseconoom actief rond het thema lerarentekorten. Kan u even schetsen wat dit precies betekent?
Kristof De Witte: Als onderwijseconoom bestudeer ik het functioneren van onderwijsmarkten, met bijzondere aandacht voor vraag en aanbod op de lerarenarbeidsmarkt. In het kader van het lerarentekort analyseer ik hoe structurele en tijdelijke factoren het aantal beschikbare leraren beïnvloeden. Dat betekent concreet: nagaan waarom mensen wel of niet kiezen voor het lerarenberoep, wat hen motiveert om te blijven of te vertrekken, en welke beleidsmaatregelen effectief kunnen zijn om het beroep aantrekkelijker te maken.
Mijn werk omvat zowel kwantitatieve analyses op basis van administratieve data als kwalitatieve inzichten uit gesprekken met leraren, schoolleiders en beleidsmakers. Ik onderzoek onder meer de impact van loon, werkdruk, aanvangsbegeleiding, loopbaanperspectieven en het statuut op de instroom, doorstroom en uitstroom van leraren.
Daarnaast werk ik mee aan het ontwerpen en evalueren van evidence-based beleidsmaatregelen. Dit doe ik zowel op Vlaams niveau, via bijvoorbeeld de Commissie van Wijzen, als op Europees niveau voor de Europese Commissie. Zo ben ik wetenschappelijk coördinator van ENESET (Expert Network on Economics and Sociology of Education and Training), een Europees netwerk van zestig onderwijseconomen en -sociologen dat regelmatig advies geeft aan DG EAC (Directorate-General for Education, Youth, Sport and Culture) van de Europese Commissie. Daarnaast coördineer ik ook twee grote internationale Horizon Europe-projecten die deels focussen op oplossingen voor het lerarentekort.
Mijn doel is om met wetenschappelijke inzichten bij te dragen aan een duurzame oplossing voor het lerarentekort. Want achter elk cijfer schuilt een klas zonder leerkracht, en dus een leerling zonder onderwijs. Het economische perspectief helpt om gerichte keuzes te maken die zowel efficiënt als rechtvaardig zijn voor alle betrokkenen in het onderwijsveld.
Wat zijn volgens u de belangrijkste oorzaken van het lerarentekort in Vlaanderen?
Kristof De Witte: De oorzaken van het lerarentekort in Vlaanderen zijn veelzijdig en complex. Een eerste belangrijke oorzaak is de vergrijzing van het lerarenkorps. Veel leraren bereiken de komende jaren de pensioengerechtigde leeftijd, waardoor een grote uitstroom dreigt. Maar ook onderaan de leeftijdspiramide zien we een grote demografische golf waardoor er veel meer leerlingen in het lager en secundair onderwijs zitten. Meer leerlingen vergen ook meer handen voor de klas.
“Het onderwijs in Vlaanderen doet het in vergelijking met andere sectoren verrassend goed, zowel wat betreft instroom als blijfkans. Het blijft een bovengemiddelde aantrekkingskracht uitoefenen.”
Er is ook extra omkadering gekomen waardoor er meer functies zijn in het onderwijs, denk maar aan ICT-coördinator of extra ondersteuning voor directies. Daarnaast speelt de aantrekkelijkheid van het beroep een rol. De perceptie dat het lerarenberoep zwaar en weinig flexibel is, ontmoedigt potentiële kandidaten.
Ook het statuut en het loopbaanperspectief van leraren werken niet altijd in het voordeel van het beroep. De tijdelijke en vaak onzekere contracten in de eerste jaren dragen bij aan het hoge verloop. Het duurt soms jaren voordat een leraar vast benoemd raakt, en dat schrikt af. Dit geldt niet alleen voor jonge leraren, maar ook voor zij-instromers.
Ten slotte is het lerarentekort ook deels een gevolg van maatschappelijke verschuivingen. De verwachtingen naar het onderwijs zijn toegenomen: scholen moeten niet alleen lesgeven, maar ook inzetten op welzijn, inclusie en differentiatie. Dit zorgt voor een toegenomen druk op leraren en ontmoedigt instroom.
Doet het onderwijs het dan zoveel slechter dan andere sectoren?
Neen, integendeel. Het onderwijs doet het in vergelijking met andere sectoren verrassend goed, zowel wat betreft instroom als blijfkans. In tegenstelling tot het beeld van een sector in crisis zien we dat het onderwijs in Vlaanderen een bovengemiddelde aantrekkingskracht blijft uitoefenen. Het lerarentekort is gewoon bijzonder zichtbaar, want iedereen komt direct of indirect in aanraking met het onderwijs. Zo valt het onmiddellijk op als er een klas geen leraar heeft.
De doorstroom van afgestudeerden uit de lerarenopleidingen naar het beroep is bijvoorbeeld erg hoog. Veel studenten die een lerarenopleiding afronden, kiezen effectief voor een job als leraar. Deze hoge doorstroom wijst erop dat het beroep nog steeds aanzienlijke aantrekkingskracht heeft bij jonge afgestudeerden.
Ook de retentie van leraren – de mate waarin leraren in het beroep blijven – vertoont een gunstige trend. In de afgelopen jaren is de blijfkans sterk gestegen: startende leraren blijven steeds vaker in het onderwijs actief. Dit is deels te danken aan gerichte investeringen in aanvangsbegeleiding en professionalisering, waardoor leraren beter ondersteund worden in hun eerste jaren. Het toont bovendien aan dat veel leraren, eenmaal gestart, het beroep als waardevol en zinvol ervaren.
Ook wat betreft werkzekerheid en een vast statuut biedt het onderwijs voordelen die in veel andere sectoren minder vanzelfsprekend zijn. Zeker voor zij-instromers kan de stap naar onderwijs dus aantrekkelijk zijn: eenmaal ze de overstap gemaakt hebben, blijven ze meestal langer in het beroep dan in veel andere sectoren.
Een belangrijke nuance is wel dat deze positieve indicatoren niet betekenen dat er geen problemen zijn. Binnen het onderwijs zijn er verschillen tussen vakken en regio’s. Zo blijven knelpuntvakken, zoals wiskunde en Frans, kampen met specifieke tekorten, net als scholen in grootstedelijke gebieden.
Wat bedoelen we precies met ‘zij-instromers’ in het onderwijs?
Kristof De Witte: Met ‘zij-instromers’ in het onderwijs bedoelen we professionals die niet via de klassieke route van een lerarenopleiding instromen, maar vanuit een andere sector of loopbaan de overstap maken naar het onderwijs. Zij-instromers worden ook wel second-career teachers genoemd, omdat ze vaak al een eerste carrière achter de rug hebben en daarna kiezen voor een tweede loopbaan in het onderwijs. Zij brengen een frisse kijk en praktijkgericht inzicht mee, en vaak hebben ze ook een sterke motivatie om maatschappelijk bij te dragen. Voorwaarde voor succes is wel dat zij-instromers beschikken over een solide didactische basis en dat er aandacht gaat naar begeleiding, jobzekerheid en een passend onthaal in de scholen.
“Een van de grootste troeven van zij-instromers is hun praktijkervaring. Dit zorgt voor een realistische kijk op de arbeidsmarkt en maakt het makkelijker om leerstof concreet te maken.”
Welke unieke sterktes brengen zij-instromers mee naar het klaslokaal?
Kristof De Witte: Een van de grootste troeven van de zij-instromers is hun praktijkervaring, bijvoorbeeld zij-instromers uit economische, technische of zorggerelateerde beroepen. Dit zorgt voor een realistische kijk op de arbeidsmarkt en maakt het makkelijker om de leerstof concreet en praktisch te maken voor leerlingen. Zeker in vakken zoals economie of bedrijfsorganisatie kunnen zij met praktijkvoorbeelden en anekdotes de lesstof tot leven brengen. Daarnaast beschikken zij-instromers vaak over sterke communicatieve en sociale vaardigheden. Bovendien brengen ze vaak een groot netwerk mee, wat kansen biedt voor gastlessen, bedrijfsbezoeken of projecten die leerlingen helpen om de brug te slaan tussen school en werkveld.
Welke profielen kiezen vandaag de dag het vaakst voor een overstap naar het onderwijs?
Kristof De Witte: Vandaag zien we dat zij-instromers uit zowat alle economische sectoren komen. In onze ‘Educatieve Master in de Economie’ (zie kader) zien we dus ook veel economen en mensen met een achtergrond in bedrijfskunde, boekhouden of financiën vinden vaak hun weg naar het onderwijs. Hun ervaring met economische principes, management of administratie is bijzonder waardevol voor leerlingen die later zelf in de bedrijfswereld aan de slag willen.
Maar in de media lezen we vaak dat zij-instromers in het onderwijs een groot loonverlies moeten slikken.
Kristof De Witte: Het hangt sterk af van het profiel en de sector van waaruit iemand instroomt. Kijken we enkel naar het brutoloon – en laten we extralegale voordelen buiten beschouwing – dan blijkt uit onze analyses dat de gemiddelde loonkloof tussen zij-instromers en leraren kleiner is dan vaak wordt aangenomen en waarover je vaak leest in de media. Er zijn mensen die effectief veel loonverlies hebben door de overstap naar het onderwijs, maar er is evengoed een grote groep die aan loon wint. Die verhalen hoor je minder in de media. De gemiddelde loonkloof is ongeveer 4%. Bovendien wordt de keuze voor onderwijs vaak niet alleen ingegeven door loon, maar ook door andere motieven zoals werkzekerheid, maatschappelijke relevantie en een betere werk-privébalans. Wat ook meespeelt: het onderwijs biedt een vrij stabiel loonperspectief, met vaste barema’s en doorgroeimogelijkheden, en vaak extra voordelen zoals schoolvakanties.
Welke vakken of onderwijsvormen zijn volgens u interessant voor alumni economie?
Kristof De Witte: Voor alumni economie zijn er in Vlaanderen heel wat interessante mogelijkheden om les te geven, zowel in het secundair onderwijs als in andere onderwijsvormen. In het secundair liggen vakken zoals economie, bedrijfsorganisatie en boekhouden voor de hand. Deze vakken worden in de tweede en derde graad van de doorstroom-, dubbele- of arbeidsmarktfinaliteit (het ASO, TSO en BSO) gegeven, en economisten hebben hier vaak een sterke inhoudelijke basis om op voort te bouwen. Sinds de hervorming van het secundair onderwijs is er ook het verplichte vak ‘financiële en economische competenties’.
Welke drempels ervaren mensen die willen overstappen naar het onderwijs, en hoe kunnen we die verlagen?
Kristof De Witte: Mensen die de overstap naar het onderwijs overwegen, ervaren vaak verschillende drempels: onzekerheid over het statuut en de loopbaanzekerheid, het gevoel onvoldoende voorbereid te zijn op de klaspraktijk, en daarnaast kan ook de loonperceptie een rol spelen, hoewel dit verschil in de praktijk dus vaak kleiner is dan men denkt. We zien ook telkens opnieuw hoe belangrijk de opleiding is. Vanuit onze Educatieve Master in de Economie zetten we sterk in op een flexibel traject dat op maat is van de zij-instromer.
Freddy Nurski en Fa Quix
EDUCATIEVE MASTER IN DE ECONOMIE
Kristof De Witte: Als je een Educatieve Master in de Economie wilt aanvatten, biedt KU Leuven een flexibel en praktijkgericht programma dat perfect aansluit bij verschillende loopbaan- en leefsituaties. De opleiding bestaat uit een integrale educatieve master van 90 studiepunten (voor wie nog geen masterdiploma heeft) en een verkort traject van 60 studiepunten (voor wie al een masterdiploma heeft).
Binnen deze opleiding kun je kiezen voor een blended traject of voor afstandsonderwijs. Het blended traject combineert online leren met een beperkt aantal contactmomenten op de campus. Concreet betekent dit dat je tot 80% van de opleiding digitaal en asynchroon volgt, zodat je op je eigen tempo en waar het jou uitkomt kunt studeren. Het digitale luik bestaat uit online cursussen, livestreams en weblectures, die je voorbereiden op de contactmomenten en waarin ruimte is voor interactie met de docenten. Op deze manier kun je werk en studie combineren en toch kwalitatief onderwijs genieten.
Naast het blended traject is er ook de mogelijkheid om de opleiding volledig via afstandsonderwijs te volgen. Dit traject richt zich specifiek op mensen die maximaal willen inzetten op flexibiliteit en zelfstandigheid. Bij het afstandstraject zijn er slechts een zestal contactmomenten waarop je fysiek op de campus aanwezig moet zijn. Dit maakt het bijzonder aantrekkelijk voor mensen die bijvoorbeeld voltijds werken of in een andere regio wonen.
Beide trajecten bieden dezelfde hoge kwaliteit en zijn afgestemd op jouw specifieke behoeften als zij-instromer of werkende student. Ze geven je de kans om je economische kennis en ervaring om te zetten in een inspirerende lespraktijk, met oog voor het bredere takenpakket van de leraar en het maatschappelijke belang van onderwijs. Zo kun je als toekomstig leraar economie niet alleen vakinhoudelijk sterk staan, maar ook bijdragen aan de brede vorming en inspiratie van je leerlingen.
