Leuvense Economische Standpunten
De rol van maatschappelijk betrokken aandeelhouders bij het al dan niet vertrekken van bedrijven.
Bedrijven, en zeker grote bedrijven, streven naar fiscale optimalisatie. Daar is op zich niets mis mee. Maar het gebeurt evenwel niet zonder gevolgen. Want internationale verplaatsingen van fiscale bedrijfszetels gaan vaak ten koste van stakeholders in het thuisland van de vertrekkende bedrijven. Arjen Slangen, hoogleraar internationale bedrijfsstrategie aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (FEB) van de KU Leuven, onderzocht deze problematiek. Hij stelde ook de vraag hoe en wanneer aandeelhouders kunnen helpen om zo’n vertrek te voorkomen. Zijn analyse wordt gepresenteerd in het Leuvens Economisch Standpunt 2024/217 van november 2024 (*).
Bedrijven zijn de afgelopen decennia in toenemende mate inkomstenbelastingen gaan ontwijken. Zij proberen dit onder andere te doen door hun fiscale hoofdzetel te verplaatsen naar landen met een lagere fiscale druk, zo schrijft prof. Arjen Slangen in het Leuvens Economisch Standpunt. Aandeelhouders zijn vaak enthousiast over dit soort verplaatsingen omdat ze resulteren in een hogere nettowinst, en daarmee gepaard gaand een hogere beurskoers en vaak hogere dividenden.
Maar er zijn evenwel twee types aandeelhouders, zo stelt prof Slangen: enerzijds de aandeelhouders die puur financieel-economisch redeneren, en anderzijds de wat hij noemt ‘maatschappelijk betrokken aandeelhouders’. Laatstgenoemden kunnen moeite hebben met internationale verplaatsingen van fiscale bedrijfszetels. Waarom? Omdat dergelijke verplaatsingen vaak leiden tot lagere belastinginkomsten voor het thuisland van de vertrekkende bedrijven en banenverlies, wat binnenlandse stakeholders (zoals de overheid en werknemers) schaadt.
Het banenverlies treft in eerste instantie een deel van het personeel van het hoofdkantoor. In veel landen schrijft de wet namelijk voor dat een onderneming haar fiscale hoofdzetel slechts in een land kan vestigen als de belangrijkste bedrijfsbesluiten aldaar genomen worden. Dat vereist deskundig personeel in het hoofdkantoor. Het banenverlies in het thuisland blijft echter vaak niet beperkt tot het hoofdkantoor, maar heeft ook spillover-effecten naar lokale leveranciers van ondersteunende diensten voor operationele bedrijfsactiviteiten.
HOE BEDRIJFSVERPLAATSINGEN TE VOORKOMEN?
Dit roept de vraag op of ‘maatschappelijk betrokken aandeelhouders’ het fiscale vertrek van een bedrijf kunnen helpen voorkomen. En zo ja, of hun preventieve rol afhankelijk is van hun affiniteit met de binnenlandse stakeholders die dreigen getroffen te worden. En bijkomend: welke rol speelt de CEO daarin?
Hoe groter hun totale aandelenbelang, hoe sterker de invloed van aandeelhouders binnen de onderneming zal zijn. In het geval van maatschappelijk betrokken grootaandeelhouders is de kans kleiner dat ze een verplaatsing van de fiscale hoofdzetel zullen steunen. Prof Slangen spreekt in dit kader van ‘maatschappelijk betrokken GROOTaandeelhouders’. Dit zijn aandeelhouders die minstens 5% van het kapitaal in hun bezit hebben. Onder ‘maatschappelijk betrokken’ vallen bijvoorbeeld schenkingsfondsen, stichtingen, overheidsinstellingen, pensioenfondsen en staatsinvesteringsfondsen. Andere grootaandeelhouders, type Berkshire-Hathaway, worden gezien als niet-maatschappelijk betrokken, omdat ze louter gericht zijn op het creëren van zoveel mogelijk aandeelhouderswaarde, zoals ook investeringsfondsen.
AMERIKA ALS TOETS
Prof. Slangen onderzocht verschillende hypothesen in dit verband. Hij ontwikkelde een wetenschappelijk model en toetste dit middels een empirische analyse van Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven tussen 1998 en eind 2017 die al dan niet aankondigden om hun fiscale hoofdzetel te willen verplaatsen, ongeacht of deze verplaatsing uiteindelijk werd voltooid.
“Maatschappelijke betrokkenheid blijkt relatief wanneer grootaandeelhouders weinig voeling hebben met het thuisland van de onderneming. Ze tonen daarom weinig initiatief om het vertrek van de fiscale hoofdzetel te vermijden”
Tot 2018 werkte het Amerikaanse belastingstelsel de verplaatsing van fiscale hoofdzetels in de hand omdat het werd gekenmerkt door een hoge vennootschapsbelastingvoet van zo’n 39% die zowel op binnen- als buitenlandse bedrijfswinsten van toepassing was, een stuk hoger dan in de meeste andere ‘rijke’ landen destijds. Sinds 2018 kent de VS lagere tarieven in de vennootschapsbelasting.
De uiteindelijke steekproef bestond uit 375 bedrijven, waarvan 89 aankondigden hun fiscale hoofdzetel uit de VS te willen verplaatsen. De eerste hypothese van het model werd door de empirische analyse ondersteund: hoe groter het belang van maatschappelijk betrokken aandeelhouders, hoe kleiner de kans dat een bedrijf zijn fiscale hoofdzetel naar het buitenland verplaatst. Meer specifiek is deze kans zo’n 15 procentpunt kleiner voor bedrijven waarin maatschappelijk betrokken aandeelhouders een relatief hoog kapitaalbelang hebben.
Dat effect is echter veel groter wanneer de maatschappelijk betrokken grootaandeelhouders afkomstig zijn uit het thuisland van de onderneming dan wanneer zij afkomstig zijn uit het buitenland. Prof. Slangens verklaring hiervoor is dat laatstgenoemde aandeelhouders geen voeling hebben met de binnenlandse stakeholders die door het vertrek van de onderneming worden getroffen.
En welke rol speelt de nationaliteit van de CEO? Wanneer de CEO dezelfde nationaliteit heeft als de binnenlandse maatschappelijk betrokken aandeelhouders, hebben zulke aandeelhouders een remmend effect op het fiscaal vertrek van het bedrijf. Dit geldt echter alleen als het gaat om een binnenlandse CEO. Bij een buitenlandse CEO hebben binnenlandse grootaandeelhouders helemaal geen remmend effect op het fiscaal vertrek.
BELEIDSAANBEVELINGEN
Belangrijk is vooreerst dat professor Slangen een onderscheid maakt tussen types van aandeelhouders. Sommige grootaandeelhouders hebben oog voor andere stakeholders en daarmee voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Toch blijkt dat zelfs maatschappelijk betrokken grootaandeelhouders soms weinig initiatief tonen om het vertrek van de fiscale hoofdzetel te voorkomen, namelijk als ze weinig voeling hebben met het thuisland van de onderneming. Het onderzoek toont dus aan dat ‘maatschappelijke betrokkenheid’ een relatief begrip is.
Hoewel zijn onderzoek zich richtte op Amerikaanse bedrijven is prof. Slangen van mening dat zijn bevindingen ook op ‘de Lage Landen’ toepasbaar zijn. Zo geeft hij als voorbeelden de Amerikaanse bedrijven Kontoor Brands en Huntsman die hun Europese hoofdkantoren uit België verplaatsten naar respectievelijk Zwitserland en Duitsland. Deze beide regionale hoofdkantoren worden aangestuurd door een buitenlands moederbedrijf dat weinig of geen affiniteit heeft met België.
Daartegenover staat het voorbeeld van Brussels Airlines, dat in 2012 dreigde met vertrek. Maar dankzij de aanwezigheid van de toenmalige Belgische grootaandeelhouders, zoals Davignon en Lippens, werd dat vertrek voorkomen.
De auteur hoopt dat zijn analyse beleidsmakers doet nadenken over maatregelen om bedrijven in het thuisland te behouden. Het is duidelijk dat het regime van de vennootschapsfiscaliteit een zeer belangrijke factor is die bedrijven ertoe kan aanzetten hun fiscale zetel al dan niet te verplaatsen.
Fa Quix
(*) Arjen Slangen, Hoe en wanneer maatschappelijk betrokken aandeelhouders voorkomen dat bedrijven vertrekken, Leuvense Economische Standpunten