"De Nieuwe Wereldeconomie" Volgens Koen De Leus en Philippe Gijsels

‘We bevinden ons aan het begin van een nieuw paradigma, in een kantelpunt in de geschiedenis. Ik heb dat proberen samen te vatten in vijf grote trends’ zegt Koen De Leus, hoofdeconoom bij BNP Paribas Fortis, ‘en die vijf trends gaan over de volgende thema’s: innovatie en productiviteit, klimaat, multiglobalisering, schulden, en de vergrijzing.’ ‘Van mijn kant heb ik er de mogelijke impact op de financiële markten en het beleggingsbeleid aan toegevoegd’ vervolledigt Philippe Gijsels, hoofdstrateeg bij BNP Paribas Fortis, ‘maar het is zeker geen saaie analyse geworden. Er staan ook vele inspirerende verhalen en interviews in verwerkt’. Beide economen hebben recent samen een omvangrijk boek afgeleverd ‘De Nieuwe Wereldeconomie’ met als ondertitel ‘Investeren in tijden van superinflatie, hyperinnovatie en klimaattransformatie’, uitgegeven bij Lannoo (*). Wij hadden een gesprek met beide auteurs.
Waarom dit boek? En voor welk doelpubliek is het bedoeld?
Koen De Leus: Wel, ik had de indruk dat ik de voorbije jaren overstelpt werd door de opeenvolgende crises. En ik kreeg het moeilijk om dat allemaal te plaatsen. Ik wou dat eens goed analyseren, zo van ‘wat gebeurt er hier nu allemaal?’ En dan kwam ik tot de vaststelling dat er meer dan één trend gaande is, minstens vijf zoals ik in het boek uiteenzet. En al die trends zijn nu samengekomen om een perfecte storm te veroorzaken, en een nieuw tijdperk in te luiden. De grote vraag daarbij is: gaan die trends structurele veranderingen in de economie tot gevolg hebben?
De economie was de voorbije 40 jaar in een bepaalde richting geëvolueerd, The Great Moderation, met almaar lagere rentes en lagere inflatie enz. Met het ordenen van mijn gedachten wilde ik in de eerste plaats een nieuw kader scheppen voor mezelf, om die nieuwe trends te kunnen interpreteren en er de juiste conclusies te kunnen uit trekken.
Philippe Gijsels: Ik heb mij daarbij geëngageerd om het luik over de financiële implicaties erbij te vertellen. Maar dan in de ruime zin, met verhalen erin, met investeringsideeën. Allemaal dingen die ik in het verleden interessant heb gevonden, heb ik erin samengebracht. En dan wil ik uitgeverij Lannoo een compliment geven dat ze die twee stijlen, die twee benaderingen, van Koen en van mij, mooi in elkaar hebben geschoven. Het boek was ook de aanleiding om met elkaar dingen te bespreken. Want al zijn we het over de grote zaken eens, toch zijn er meningsverschillen, en daar zijn we door het schrijven van dit boek wat dieper kunnen op ingaan. We zijn dus vaak met elkaar in debat gegaan. Eigenlijk nodigt ons boek iedereen uit om ook met ons in debat te gaan. En het kan in de economie altijd snel gaan. Begin 2023 was iedereen in de ban van de stijgende rentes, en tegen het einde van het jaar, zo vanaf 1 november, werd er integendeel druk gespeculeerd over de timing en intensiteit van de rentedalingen.
Zien jullie die vijf grote trends vooral als een bedreiging?
Philippe Gijsels: Van de vijf trends zijn er vier die een risico inhouden, behalve innovatie, dat vooral kansen biedt. Maar we wilden in de eerste plaats een positief boek schrijven, met meer nadruk op de kansen. We huldigen het adagio dat we minder (doem)profeten nodig hebben, maar meer tovenaars. De doem dat de wereld gaat vergaan en dat we allemaal gaan verdrinken, daar hebben we niks aan. We hebben wél iets aan mensen die werken aan oplossingen, die concrete innovaties aanbrengen om bv. de energietransitie te doen lukken, ingenieurs en zo. Die jonge toveraars zullen het moeten doen om hun eigen toekomst veilig te stellen.
We zullen wat nader ingaan op twee trends, te beginnen met innovatie en productiviteit. Waarom is productiviteit zo belangrijk?
Koen De Leus: Wel, groei is het gevolg van de stijging van de productiviteit en de stijging van het aantal werknemers. De vergrijzing zorgt ervoor dat het aantal werknemers de komende decennia serieus gaat dalen. En niet alleen bij ons. Nemen we bv. China: tegen 2.100 zal het aantal werknemers er met liefst 65% dalen t.o.v. vandaag, Italië min 55%, België min 17%. Dus het aantal werknemers daalt fors. Bijgevolg, als we in de toekomst willen groeien, dan moet het komen van de productiviteit. Nu, in de praktijk is de groei van de productiviteit de jongste decennia alleen maar vertraagd. En dat is eigenlijk zeer vreemd, want we hebben de voorbije dertig jaar toch een paar digitale revoluties gehad.
Ik zie twee redenen voor die vertraging in de productiviteit. De eerste is methodologisch. Ik leg dit even uit met een voorbeeld. Belangrijk hierbij is dat innovatie soms ook waarde vernietigt. Neem nu een smartphone. Wat kan je daar allemaal niet mee doen, naast telefoneren? Foto’s maken, sociale media volgen, als wekker gebruiken, rekenmachine, gps, games … Als we al die mogelijkheden van de smartphone van vandaag terug in aparte producten zouden omzetten, zoals een fototoestel, een rekenmachine, enz. dan gaat het om een pakket aan producten ter waarde van 5.000 euro. Zelfs de duurste smartphone komt niet in de buurt daarvan. Dus eigenlijk heeft de smartphone ons comfort als consument verbeterd, terwijl er tegelijk BBP werd vernietigd, bv. de fototoestellen die niet meer gemaakt moeten worden. En als je dan een definitie van BBP hebt waarbij een deel vernietigd wordt door de digitale innovaties, dan kom je finaal uit bij een lagere productiviteit.
“Ik verwacht dat er een soort OCEC (Organisation of Copper Exporting Countries) komt, en die kan belangrijker worden dan de OPEC.”

Philippe Gijsels
Maar er is ook nog een tweede reden waarom de productiviteit in de westerse wereld vertraagd is.
Koen De Leus: Een tweede element is dat het hier in dit voorbeeld van de smartphone gaat om productinnovatie, en niet om procesinnovatie zoals een nieuwe geautomatiseerde productielijn. Met dit laatste kan je een veel grotere hoeveelheid producten produceren per arbeider voor een zelfde tijdseenheid. Procesinnovatie vertaalt zich dus in productiviteitsstijgingen, met een flink hoger BBP. Bij productinnovatie gaat het voordeel vooral naar de consument, en niet naar de producent. Al die opties in de smartphone van daarnet geven geen hoger BBP maar geven u als consument wél meer mogelijkheden.
Toch denk ik dat al die digitale innovaties, waar we nu getuige van zijn, binnenkort zullen leiden tot grote procesinnovaties. Ik spreek dan van exponentiële technologieën, zijnde technologieën waarvan we gedurende tientallen jaren een sterke groei van de performantie zullen zien tegen eenzelfde kost. Over welke technologieën gaat het dan? Bijvoorbeeld 3D, met toepassingen in onder andere de bouw, maar ook innovaties in de biotech met bv. de mRNA-technologie, CRISP-gentechnologie en DNA-analyses. Of hernieuwbare energie, waar bijvoorbeeld de productiekost van één Watt aan energie via zonnepanelen is gedaald van meer dan 100 dollar naar minder dan 0,2 dollar sinds 1970, waardoor die zonnepanelen nu zeer breed kunnen worden uitgerold. Artificiële Intelligentie natuurlijk ook … Dat zijn allemaal nieuwe technologieën die op het punt staan om ‘en masse’ te worden uitgerold richting bedrijven én gezinnen en die finaal tot grote productiviteitsstijgingen zullen leiden. Dus eigenlijk ben ik optimistisch wat betreft de toekomstige ontwikkeling van de productiviteit.
In het verleden was er ook altijd een grote timelag tussen de innovatie van een nieuwe technologie enerzijds, zoals de uitvinding van de elektriciteit, en de brede toepassing ervan in de industrie en de samenleving anderzijds. De ‘schokken’ die we recent hebben meegemaakt – corona, de oorlog in Oekraïne, de energiecrisis ... – zijn trouwens een ideale katalysator om die technologieën massaal te integreren.
Er wordt in al die nieuwe technologieën vandaag vooral gesproken over Artificiële Intelligentie (AI). Hoe zien jullie dat?
Philippe Gijsels: We krijgen van klanten vaak de vraag: ‘Waarom nu wel? Waarom zou AI nu wel doorbreken, want eigenlijk bestaat AI toch al lang? Want dit is eigenlijk al de derde of zelfs de vierde golf van Artificiële Intelligentie. Uitvindingen worden vaak gedaan door bricoleurs die toevallig dingen in elkaar steken die plots nieuwe mogelijkheden openen. Laat slimme mensen spelen met onderdelen die op tafel liggen, zoals nu met halfgeleiders en computers en motoren enzovoort, en je krijgt innovaties. Maar dat is niet genoeg. Leonardo Da Vinci tekende al helikopters maar hij heeft die nooit kunnen ontwikkelen omdat cruciale onderdelen ontbraken. En dan komt nu de hamvraag: wat zijn de juiste onderdelen die je nodig hebt opdat AI echt zou doorbreken? Er zijn twee grote onderdelen nodig. Eén: een heel grote computerkracht. Dertig jaar gelden bestond die nog niet, nu wel en zeker met de kwantum computing die er nog zit aan te komen. IBM zou daarbij wel eens een van de winnaars kunnen zijn. En het tweede belangrijke onderdeel voor AI is Big Data. Vraag is of het Westen daarin sterker zal blijken dan China dat al heel ver gevorderd is, door bv. het controleren van zijn burgers via een social credit-systeem. Ze zijn daar met 1,4 miljard mensen en dat genereert gigantisch veel data.
Maar de basislijn is dat vandaag de noodzakelijke onderdelen voor de grote doorbraak van AI er wel degelijk zijn, met alle mogelijke disrupties die er kunnen uit voortvloeien. Bv. op de arbeidsmarkt waar robots mensen zullen vervangen of aanvullen, maar ook jobs in intellectuele beroepen. Bedrijven die met die robotisering bezig zijn hebben mooie groei- en winstperspectieven.
In welke aandelen ga je dan investeren?
Philippe Gijsels: Als je naar de markt kijkt, dan hadden we vorig jaar de Magnificent Seven (Alphabet, Amazon, Apple, Meta, Microsoft, Nvidia, Tesla) die het heel goed deden op de aandelenbeurzen. En dat blijft blijkbaar maar duren. Nochtans, wanneer we kijken naar de geschiedenis, dan stellen we vast dat wanneer er nieuwe technologieën doorbraken er telkens nieuw leiderschap kwam. De gevestigde waarden in de bedrijfswereld werden altijd door nieuwkomers van de troon gestoten. Zie bv. de internetrevolutie van rond 2000. In het begin had je duizenden spelers die een plaats onder de zon wilden veroveren. Uiteindelijk leidde de concurrentie ertoe dat enkele of zelfs slechts één speler overblijft, in elke niche, zoals Google bij de zoekmachines. Over de vele bedrijven die verdwenen zijn, praat niemand meer. Ooit waren er zo’n 8.000 automobielbedrijven in de wereld, met bv. het beroemde Belgische merk Minerva uit Antwerpen. Hoeveel blijven er vandaag nog over? Tien? Maximum vijftien.
Evenwel, in de huidige innovatierevolutie zien we weinig nieuwe spelers. Klaarblijkelijk zijn de winnaars van de vorige revolutie nu ook weer de winnaars, the Magnificent Seven. Maar dat zou dus de eerste keer zijn in de economische geschiedenis. Die topbedrijven zijn zó groot geworden dat ze kleine, nieuwe uitdagers kunnen overnemen en op die manier verhinderen dat deze kleinen hen van de troon zouden stoten. Wat zijn dan de gevolgen voor het beleggingsbeleid? Dat je de Magnificent Seven sowieso in je portefeuille moet hebben, maar tegelijk ook op de uitkijk moet staan naar verrassende nieuwkomers die in een niche een innovatierevolutie kunnen ontketenen. Misschien maken we dat dit jaar mee. Bijvoorbeeld bij gebruikers van die nieuwe technologieën, de early adopters. En die kunnen in verrassende markten opduiken. Nemen we Domino’s pizza. Dat aandeel ziet eruit als een internetaandeel; het is maal vijftig gegaan en zelfs meer. Hoe komt dit? Toen 4G begon zijn zij als eerste bestellingen in 4G gaan aannemen, en zo hebben zij een concurrentieel voordeel kunnen opbouwen. Zoiets verwacht ik dit en de komende jaren in andere sectoren. Dat kan leiden tot grote, tot nu toe onbekende, winnaars. Die zullen de grote productiviteitsgroei waar Koen over sprake in de praktijk brengen. Die bedrijven willen wij opsporen.
“Ik denk dat je als economiestudent en economist heel kritisch moet zijn over wat er in uw economiecursussen en –boeken staat. Die zullen er over tien jaar heel anders uitzien.”

Koen De Leus
Het tweede thema waar ik het even over wil hebben is de globalisering, of beter de ‘multiglobalisering’ waar jij in het boek over spreekt, Koen. Leg dat eens uit.
Koen De Leus: Er zijn verschillende aspecten aan de globalisering. Industriële bedrijven hebben hun strategieën aangepast als gevolg van o.a. de corona- en de energiecrisis, al was het maar om hun bevoorrading veilig te stellen. Die vraag stelde zich daarvoor eigenlijk niet omdat de liberalisering toeliet om de aanvoerketens volop te internationaliseren en te optimaliseren, zonder echt grote problemen. Sinds de haperingen in de aanvoerlijnen tijdens de coronapandemie proberen vele bedrijven toch minstens een deel van de aanvoer dichter bij huis op te zetten, met de bedoeling om juist niet zonder onderdelen te vallen. Daar bovenop komt dat we in toenemende mate concurrentie zien tussen landen en dat leidt ook eerder tot de-globalisering, met hier en daar zelfs een opkomend protectionisme. Kijk maar wat President Trump gedaan heeft met zijn hogere tarieven op de invoer uit China, en opnieuw op globale schaal wil doen als hij opnieuw aan de macht zou komen. Maar of dat echt allemaal tot minder globalisering zal leiden? We zien bv. dat de handelsstromen zich verleggen. Bv. minder invoer rechtstreeks uit China maar meer uit bv. Vietnam, dat soms ook omgeleide handel vanuit China is. Met als gevolg dat meer groeilanden die weggedrumd werden door China, nu parallel met en naast elkaar in de globalisering stappen. Vandaar dat ik liever spreek van multiglobalisering dan van de-globalisering.
Philippe Gijsels: Het is voor bedrijven die internationaal opereren natuurlijk moeilijker geworden. Ze moeten bv. hun aanvoerlijnen diversifiëren naar landen, en dat maakt het beheer complexer, maar het geeft hen tegelijk ook meer zekerheid inzake bevoorrading. We zien ook dat de wereld in verschillende blokken opgesplitst geraakt: het westerse blok rond de VS en Europa, het Aziatische blok rond China, en het blok rond Rusland. En dan zien we dat een groot land zoals India daar wat tussen fietst en van alle walletjes probeert mee te eten. We krijgen dus een multipolaire wereld.
Daarbij speelt ook dat er opeens hogere interesten moeten betaald worden. Het zal ertoe leiden dat de sterkere bedrijven gaan overleven en een pak zombiebedrijven, die bij de gratie van de nulrente – gratis geld – konden overleven, zullen verdwijnen. En dat is een gezonde marktwerking. Bedrijven die nu kapitaal, kennis en markten hebben gaan nieuwe opportuniteiten krijgen.
Belangrijk in de internationale handel wordt de strijd om grondstoffen, bv. hoe ziet u de grondstoffenmarkten evolueren?
Philippe Gijsels: We staan aan de vooravond van een supercyclus voor de grondstoffen. Waarom? Omdat er veel vraag is naar grondstoffen, vooral naar metalen die nodig zijn voor de energietransitie zoals koper, nikkel, kobalt, lithium enz. Maar de aanbodzijde kan niet volgen. Europa heeft nauwelijks eigen grondstoffenmijnen, en zet daarom sterk in op de recyclage van metalen. Dat is goed, maar dat zal lang niet voldoende zijn. Bijvoorbeeld voor koper ga je 200 nieuwe kopermijnen nodig hebben, zowel om bestaande uitgeputte mijnen te vervangen als om de extra vraag te kunnen opvangen. En je hebt die mijnen niet. Bovendien zit er ook een aanzienlijke lagtime in, dus wanneer je vandaag zou beslissen om die mijnen te openen, dan zijn die de eerstkomende jaren nog niet operationeel. Je moet rekenen dat dat 7 tot 10 jaar vergt, of nog langer, 17 jaar gemiddeld in de VS.
Daarbij komt dat er ook tussen die metalen grote verschuivingen kunnen plaatsvinden. Stel dat een nieuwe generatie batterijen geen lithium meer nodig zou hebben maar een ander metaal, dan heeft dat een grote impact op die mijnbedrijven. Maar voor koper ben ik er vrij gerust in, dat zal nog lange tijd nodig zijn. Die prijs kan dan verdubbelen. Gaat dat ook gebeuren? Weet ik niet, grondstoffenkoersen zijn nu eenmaal erg volatiel. Ik verwacht dat er een soort OCEC (Organisation of Copper Exporting Countries) komt, en die kan belangrijker worden dan de OPEC. De koperproductie is in handen van een handvol landen, met op kop Chili (28% van de wereldproductie), maar ook Peru, Indonesië en Rusland zijn belangrijke producenten. Gaan die mijnen in privéhanden blijven, of ook zoals de olie worden genationaliseerd en dan een kartel vormen? Dat is een out-of-the-box gedachte, maar zulke scenario’s zijn niet onmogelijk. En dat heeft natuurlijk implicaties voor de investerings- en beleggingsstrategie.
Nog iets over de rente. Wat zien jullie daar mee gebeuren?
Koen De Leus: Wat we de voorbije 40 jaar gezien hebben is een voortdurende daling van de rente. Hoe kwam dat? Door de structureel lagere inflatie. En dat heeft dat heeft dan weer te maken met de globalisering die de prijzen van vooral goederen heeft gedrukt. Vandaag zien we dat de inflatie een stuk volatieler geworden is. En daarbij zien wij vier inflatoire krachten en één desinflatoire kracht. De vier inflatoire krachten zijn: de gedeeltelijke de-globalisering waarbij de aanvoerketens gediversifieerd worden wat op zich kostenverhogend werkt maar in ruil wel voor meer zekerheid zorgt; ten tweede de klimaattransitie die schokken zal veroorzaken bv. op de grondstoffenmarkten; ten derde de vergrijzing die zorgt voor een verhoging van de arbeidsmarktkrapte en dus salarissen. Een voorbeeld van dit laatste: als gevolg van de vergrijzing zal Japan in 2040 11 miljoen werknemers te weinig hebben (bron: FT). En Japan loopt gewoon 15 jaar voor op ons. En tot slot de schuldenproblematiek. Hoe controleert men die hoge schulden? Door de inflatie een beetje te laten oplopen.
Overheden en centrale banken denken meer en meer in de richting van 3% i.p.v. 2%. Die 2% blijft wel de officiële doelstelling voor de inflatie maar in de geesten van de centrale banken is 3% de nieuwe 2%. Dat zorgt ervoor dat de hoge schuldgraad makkelijker onder controle kan worden gehouden. Het gevolg is ook dat we de komende 10 tot 15 jaar een structureel hogere inflatie gaan hebben, weliswaar regelmatig met schokken. Dat betekent ook dat we niet meer zullen teruggaan naar die zeer lage rentes van de voorbije tien jaar en een eerder opwaartse trend zullen zien. En door de hogere volatiliteit zal er ook een hogere risicopremie zijn. Dus een rentevoet die structureel een stuk hoger wordt én volatieler. Dat heeft ook gevolgen voor de obligaties die men in portefeuille zou willen houden.
Tot slot. Jullie willen ondanks de waarschuwingen en risico’s die jullie aanduiden toch optimistisch klinken. Leg dat eens uit?
Philippe Gijsels: Dat gaat om die tovenaars die we nodig hebben, jonge mensen die meewerken aan concrete oplossingen bv. om de groene transitie te kunnen realiseren. En ik geloof dat er in de moeilijkere wereld waar we naartoe gaan er voor de sterkere bedrijven net meer opportuniteiten zullen zijn, omdat de zwakke bedrijven er uit gaan.
Koen De Leus: Onze kernboodschap is dat we naar een nieuw tijdperk gaan. En ik denk dat je als economiestudent en economist heel kritisch moet zijn over wat er in uw economiecursussen en –boeken staat. Die zullen er over tien jaar heel anders uitzien.
Philippe Gijsels: Maar economische geschiedenis leren blijft heel belangrijk. Want ongeveer om de 80 jaar gebeuren er grote omwentelingen in een samenleving, bv. oorlogen (fourth turnings). En daar heeft niemand die vandaag nog leeft concrete ervaring mee. Dus moet je dat leren uit de geschiedenisboeken. Om de valkuilen te kennen en te vermijden dat we er weer in lopen. Door de economische geschiedenis goed te kennen kan je de toekomst beter doorgronden.
Fa Quix
(*) Koen De Leus en Philippe Gijsels, De Nieuwe Wereldeconomie. Investeren in tijden van superinflatie, hyperinnovatie & klimaattransitie, Uitgeverij Lannoo, 2024, 432 p., 39,99 euro
