Diane Arijs: "Familiebedrijven hebben een stapje voor in de War for Talent"

Professor Diane Arijs is gespecialiseerd in familiebedrijven en bedrijfsfamilies. Ze is diensthoofd van het Departement Work & Organisation Studies, Campus Brussel, en lid van het KU Leuven Centre for Business Families. Wij hebben een gesprek met haar over (de dynamieken van) familiebedrijven en de rol van onderzoek hier.

Vlaanderen telt veel kmo’s en familiebedrijven. Die laatsten vormen een belangrijk onderdeel van de economie. Toch wordt er niet veel over gesproken. Kan je ons zeggen wat een familiebedrijf precies is?

Diane Arijs: De definitie van een familiebedrijf is dat de meerderheid van de eigendom of stemrecht in handen moet zijn van een familie – de oprichter en minstens één ander betrokken familielid – met de intentie om dat over generaties heen te continueren. Familiebedrijven nemen belangrijke beslissingen met een langetermijnvisie in het achterhoofd en kiezen minder voor risicovolle financieringsvormen. Soms betalen ze daar een prijs voor, zoals beperkte of minder snelle groei, of ze gaan niet of minder internationaliseren. Het biedt wel meer zekerheid op een duurzaam langetermijnverhaal.

Hoe ben je in contact gekomen met onderzoek naar familiebedrijven?

Na mijn studie aan EHSAL ben ik in contact gekomen met het Studiecentrum voor Ondernemerschap. We focusten ons onderzoek toen op ondernemerschap en familiebedrijven. Dat was een nieuwe biotoop voor mij. Het is complex en moeilijk omdat er naast een bedrijfslogica ook een familielogica is. De economische theorieën van de opleiding Handelsingenieur kregen er daardoor een nieuwe dimensie bij. Het samenkomen van die twee logica’s vond ik superboeiend.

Familiebedrijven spreken van sociaal-emotionele welvaart. Dat betekent dat zij – net omdat ze het over generaties heen willen continueren – niet alleen naar financiële bedrijfsperformantie streven, maar ook naar sociaal-emotionele welvaart en waarde-creatie. Ze willen dat hun familie die emotionele binding blijft behouden met het bedrijf en als familie onderling, en daarmee een sociale status kan verwerven. Dat is iets wat mij enorm triggerde.

In het begin keek ik naar de impact op het bedrijf. Als die familie zo’n invloed heeft op financiering, staat ze dan bijvoorbeeld open voor private equity (bedrijfsaandelen in handen van externe partners die niet worden verhandeld op de beurs, red.)? Daarna is mijn passie gegroeid om ook in interactie te gaan met familiebedrijven in de praktijk. Al snel bleek dat samen in een bedrijf zitten een impact heeft op hoe die familie samenhangt, en of er al dan niet spanningen ontstaan. Dat is ontzettend boeiend maar nog steeds onderbelicht in de literatuur. Daar zit net de onderzoeksmissie van het KU Leuven Centre for Business Families, waar meer aandacht wordt gegeven aan de impact van een familiebedrijf op de familie en waar we onderzoek doen naar hoe families kunnen worden gewapend om sterk te blijven samenhangen.

Familiebedrijven bestaan sinds mensenheugenis en ook onderzoek naar bedrijven en ondernemingen gebeurt al zeer lang. Toch is het onderzoek naar familiebedrijven vrij recent. Waarom heeft dat onderzoek jou getriggerd en waarom is dat onderzoek zo laat begonnen?

Het is pas vanaf eind jaren negentig dat de academische community beseft heeft dat familiebedrijven anders zijn en dat bestaande theorieën uit de economische literatuur er voor gewone bedrijven heel anders uitzien dan voor familiebedrijven. Managers moeten worden aangetrokken om in het belang van de eigenaars te werken. In een familiebedrijf valt dat net vaak samen. Daar had men in de literatuur nog niet bij stilgestaan. Wat mij ook aantrok is dat er veel psychologie bij komt kijken, de psychologie van de familie en de familiedynamiek. Je zit echt op de doorsnede van psychologie en economie.

“Familiebedrijven willen dat hun familie die emotionele binding blijft behouden met het bedrijf en als familie onderling, en daarmee een sociale status kan verwerven. Dat is iets wat mij enorm triggerde.”

Wat maakt familiebedrijven uniek als studiegebied?

Je moet uit verschillende disciplines plukken zoals economische literatuur, psychologie, family relations, family science, om echt te begrijpen wat er speelt en om hun gedrag te kunnen voorspellen. Dat maakt het uniek.

Is jouw onderzoek altijd multidisciplinair?

In het begin was het wel een strijd om de academische wereld te overtuigen dat dit iets apart is. Maar nu we ons plekje verworven hebben, wordt de studie van familiebedrijven gerichter en meer omlijnd. Zo doen we onderzoek naar het opvolgingsproces met een focus op de psychologie van de overdrager, de motivatie van de opvolgers en de impact van het bedrijf op de familie. Dat maakt dat we nu meer multidisciplinair denken en doorbreken in de literatuur.

Het lijkt erop dat familie in het familiebedrijf sterk geconnecteerd is in tegenstelling tot werknemers die niet tot de familie behoren. Vormen zich zo soms twee groepen met een verschillend (informeel) statuut? Zorgt dit voor spanningen?

Er zijn familiale werknemers en niet-familiale werknemers. De ‘bifurcation bias’ gaat ervan uit dat de eigen familie zich meer zal inspannen en in het belang van continuïteit zal ageren, terwijl de niet-familie naar hun eigen belang kijkt en op kortere termijn successen wil. Bijgevolg heeft de eigen familie een stapje voor en de keerzijde is dat niet-familiale werknemers vrezen voor een tweederangs statuut zonder veel doorgroeimogelijkheden. Dat is theoretisch, empirisch bewijs is redelijk beperkt.

Een grootschalig onderzoek met een dataset van 15.000 Belgische familiebedrijven heeft aangetoond dat familiebedrijven ten opzichte van niet-familiebedrijven inderdaad minder goed scoren in verloning, minder investeren in opleiding en ontwikkeling van werknemers en een hoger natuurlijk verloop kennen. Er is onderzocht of het zou helpen om de HR-praktijken in familiebedrijven te formaliseren en of die niet-familiale groep dan meer aangetrokken wordt en langer aan boord blijft. Maar het resultaat is niet eenduidig. Vandaar dat wij een studie zijn gestart met een doctoraatsstudent die gaat onderzoeken wat nodig is om niet-familiale werknemers aan boord te houden. Dat je ze kansen moet geven om door te groeien tot leidinggeven om zo hun retentie te verhogen, blijkt niet te kloppen op basis van de huidige literatuur. Dus misschien is het beter voor familiebedrijven om dichter bij hun sterkte te blijven, een warme cultuur aan te bieden en een emotionele binding aan te gaan met die niet-familiale werknemers. De huidige generatie werknemers bouwt aan jobcompetenties en denkt aan inzetbaarheid en employability zodat ze daar in hun latere loopbaan de vruchten van gaat plukken. Daarom willen we het belang voor familiebedrijven onderzoeken om te investeren in opleiding en training van niet-familiale werknemers.

Verdergaand op die opleiding, het lijkt dat bij sommige zeer grote familiebedrijven het haast onmogelijk is om door te groeien naar het topmanagement. Zie je hierin verandering?

Familiale overdragers hebben inderdaad een sterke voorkeur om eigendom en belangrijke sleutelposities in de Raad van Bestuur en in het Management in de familie te houden. Dat geeft een beperking van het aantal managementposities dat door niet-familiale medewerkers kan worden ingevuld. Dit neemt niet weg dat men ook kijkt naar het niet-familiaal talent in huis voor managementrollen. Trouwens, als de eigen familieleden niet over de juiste competenties beschikken of als het potentieel of de interesse er niet is, dan is het voor de continuïteit belangrijk dat er voldoende ander talent op de juiste posities zit of komt. Daar is men zich in familiebedrijven ook bewust van.

“Misschien is het beter voor familiebedrijven om dichter bij hun sterkte te blijven, een warme cultuur aan te bieden en een emotionele binding aan te gaan met die niet-familiale werknemers.”

Is de work-life balance anders in een familiebedrijf dan in een ‘gewoon’ bedrijf? Immers je bedrijf is je familie en je familie is je bedrijf? Is dat een probleem voor de eigen familie? Er is waarschijnlijk ook een verschil tussen de persoon die het bedrijf opstart en de (klein)kinderen.

Startende generaties zijn vaak hele harde werkers met veel uren en een sterke verstrengeling tussen werk en privé. Zij zien dat ook niet als werk maar als hun passie, hun levenswerk. Opvolgende generaties zijn gevoeliger voor hun work-life balance. Zij hebben vanaf het begin meegemaakt wat het betekent om zeer hardwerkende ouders te hebben. Zij willen dat niet voor zichzelf of voor hun kinderen. De stichters denken vaak dat je een familiebedrijf niet kan leiden van nine to five, het is alles of niets. Dat creëert wel eens spanning. Je kan die spanning reduceren als de overdragende en de opvolgende generatie gaan kijken naar wat belangrijk is: het bedrijf en de bedrijfsprestaties, de familie en het goed blijven samenhangen ervan, en het individu. Het bedrijf kan nog altijd goed presteren als de belasting van de job past bij wat het individu aankan, met aandacht voor de eigen work-life balance keuzes. Een trend die we alsmaar meer zien is, zeker als de rol van CEO moet worden overgedragen, dat ze naar co-CEO’s gaan om het draaglijker te maken in termen van werklast.

het bij familiebedrijven steeds zo dat de familie de ‘inner loop’ uitmaakt?

Bij eigendom en Raad van Bestuur is het voor de meeste familiebedrijven absoluut zo dat de familie in de kern zit. Maar bij een Raad van Advies laten ze externen toe vanwege hun veelal aanvullende strategische competenties. Maar de echte eigendomsbeslissingen zoals over het kapitaal, de hoogte van de schuldenlast en dividenden zitten bij de inner circle van de familie.

Waarop focus je nu in je onderzoek naar familiebedrijven en waarom?

Onze focus ligt op de druk die een familie ervaart om een familiebedrijf levend en gezond te houden. Er schuilt gevaar voor mentale belasting omdat je voortdurend de spillover van bedrijf naar familie hebt. Die spillover maakt van het mentaal welzijn een grotere uitdaging. Kan ook voor gevolg hebben dat de volgende generatie elders een loopbaan ambieert.

Gebeurt het dat er keuzes gemaakt moeten worden in de familie: ‘ofwel kom je in het bedrijf, ofwel kies je voor een andere carrière maar dan eindigt het hier’?

Familiebedrijven maken daarin verschillende keuzes. Voor sommigen is het helemaal oké als je geen rol opneemt in het familiebedrijf, maar dat je wel aandeelhouder blijft. Dan spreken we van ‘passieve eigenaar’. Andere families zijn bang dat er ruzie van komt of een gebrek aan vertrouwen vanuit die passieve familiale aandeelhouders. Sommige familieleden die ervoor kiezen om geen rol op te nemen in het familiebedrijf vrezen om uit de familie te vallen. Omdat er veel binding en overleg nodig is, is familiale governance belangrijk, zoals bv. het opzetten van een familievergadering. Als lid van de bedrijfsfamilie blijf je betrokken en krijg je informatie over belangrijke beslissingen in het bedrijf en dat zorgt voor die binding.

Kan de eis om loyaal te zijn ten opzichte van familie in de weg staan van verloning?

Absoluut, het is één van de grootste valkuilen voor bedrijfsfamilies en opvolgers. Verloning is een financiële compensatie voor arbeid en energie die je daar in stopt maar het wordt verward met compensatie waarop je recht zou kunnen hebben als eigenaar. Als hardwerkende familiale werknemers niet degelijk marktconform verloond worden, kan dat leiden tot familieconflicten. Want diegenen die niet operationeel in het bedrijf zijn, worden ook vergoed, maar dan als eigenaar-aandeelhouder en delen later mee in de koek. Daar kunnen nogal eens spanningen door ontstaan.

Wat indien er geen familiale opvolging is?

De meeste opvolgers in het familiebedrijf hebben een actieve commitment, voelen zich verbonden met het bedrijf en ervaren de verantwoordelijkheid om het levenswerk van hun ouders of grootouders niet verloren te laten gaan. Die affectieve verbondenheid is mooi, maar het geeft ook een sterke normatieve druk. Een nieuwe doctoraatstudente Elena Ponomarev doet onderzoek naar hoe je gezonde loopbaankeuzes maakt als familielid in de schoot van een familiebedrijf.

En als er wel familieleden klaar staan, hoe gaan niet-familie werknemers om met de bevoorrechte rol van bloedverwanten?

Veel bedrijfsfamilies hebben intussen de weg gevonden naar het laten onderzoeken van de competenties voor hun familiale opvolgers in belangrijke sleutelposities. Ze gebruiken dat om te weten of die familiale opvolger(s) de nodige competenties, het potentieel en de wil hebben om bij te spijkeren waar nodig. Daarmee rechtvaardigen ze ook naar niet-familiale werknemers die ook ambities en competenties hebben dat de juiste persoon op de juiste plaats komt.

Er is wel een zekere tolerantie bij niet-familiale werknemers dat bloedverwanten een unieke positie hebben. Het is logisch dat je eigen zoon of dochter net een stapje voor heeft als die klaarstaat met de juiste competenties. We moeten onderzoeken tot waar niet-familiale talentvolle en ambitieuze werknemers die tolerantie aan de dag kunnen leggen én kijken wat nodig is om die werknemers alsnog gemotiveerd aan boord te houden. Is het voldoende dat zij die ‘bonding’ voelen met de eigenaarsfamilie en/of inspraak hebben in belangrijke beslissingen of willen zij dat er geïnvesteerd wordt in hun ontwikkeling? Dat willen we dus dringend onderzoeken samen met onze nieuwe doctoraatstudente Catarina Cardoso.

Heel vaak is het zo dat een familiebedrijf met de familieleden niet voldoende resources heeft om alle sleutelposities in te vullen. Familiebedrijven moeten niet-familiaal talent aantrekken om de juiste competenties te hebben, om competitief te blijven, om de continuïteit te waarborgen.

In de literatuur wordt vaak gesuggereerd dat familiebedrijven het moeilijk krijgen om niet-familiaal talent aan te trekken, net omwille van de mogelijke percepties dat ze misschien toch conservatiever en niet zo innovatief zijn en minder doorgroeimogelijkheden bieden.

In 2018 onderzochten we hoe familiebedrijven als werkgever scoren op het gebied van verloning, doorgroeimogelijkheden, betrouwenswaardigheid en innovatie bij niet-familiaal talent met een universiteitsdiploma [i]. Dat was neutraal tot positief. We vergeleken België en de VS en daar zie je verschillen. In België speelt het belang van doorgroeimogelijkheden en in de VS vooral de verloning.

In een grootschalig onderzoek om de aantrekkelijkheid van familiebedrijven als werkgever te vergelijken met niet-familiebedrijven hebben we een jobadvertentie nagebootst van een familiebedrijf en een niet-familiebedrijf. De andere parameters bleven gelijk: zelfde sector, grootte klasse, soort jobs… We vroegen ons af of het slim is om je kenbaar te maken als familiebedrijf als je mensen wilt aantrekken. We hadden ons gebaseerd op het ‘stereotype content model’ dat wij als mens ook gebruiken als we elkaar voor de eerste keer zien: razendsnel een inschatting maken of iemand een warm persoon is met goede intenties en of iemand competent genoeg is om die goede intenties waar te maken.

Onze resultaten tonen aan dat er zelfs meer aantrekking is tot een familiebedrijf als werkgever en dat ze als veel warmer gepercipieerd worden dan niet-familiebedrijven en min of meer als even competent. Het is dus een troef om zich als familiebedrijf kenbaar te maken: mensen associëren dit met een warme, betrouwbare omgeving. Want in alle eerlijkheid, veel familiebedrijven durven eigenlijk niet uitpakken met het feit dat ze een familiebedrijf zijn, net uit vrees voor negatieve stereotype verwachtingen. Ten onrechte dus, want familiebedrijven hebben een stapje voor in de war for talent.

“Familiebedrijven moeten niet-familiaal talent aantrekken om de juiste competenties te hebben, om competitief te blijven, om de continuïteit te waarborgen.”

Hoe zit het met het mentale welzijn van de werknemers, zowel de familiale als de niet-familiale?

Er is nog niet zoveel bekend over de kans op burn-out of bv. pestgedrag bij niet-familiale werknemers. Daarom willen wij onderzoeken wat ervoor zorgt dat medewerkers gemotiveerd aan boord blijven met voldoende engagement en mentaal welzijn. Voor familiale werknemers moet er een goede familiecohesie en een gedeeld draagvlak over de belangrijkste basiswaarden zijn. Ook hier is meer onderzoek nodig.

Als je het familiebedrijf als een geïntegreerd systeem wil leiden, dan heeft grootschalig onderzoek dat we deden in 2015, al aangetoond dat je ook oog moet hebben voor de familie en weten wanneer je moet communiceren naar de familieleden zodat iedereen zich betrokken blijft voelen [i]. Dat bleek te resulteren in hogere financiële prestaties én een betere relatie tussen de familieleden. Die systeemintelligentie en bijhorende communicatie zijn nog steeds competenties die over het hoofd worden gezien. Dat geïntegreerd systeem leiden vormt soms een pittige uitdaging [ii], en daarom is het bouwen aan je psychologisch kapitaal als familie-CEO een must om er te kunnen blijven voor zorgen dat je het familiebedrijf kan leiden met oog voor de bedrijfs- én de familiedoelen.

Je doctoraat ging over vrouwelijke telgen/opvolgers als leiders in familiebedrijven. Is de situatie makkelijker of net moeilijker voor hen?

Toen ik in 2005 ging kijken naar de rol van vrouwen ging het in de literatuur en onderzoek over de rol van de vrouw als lijm in de familie: zij die ervoor zorgt dat iedereen rond de tafel zit, of die als bemiddelaar optreedt als het ergens te spannend wordt. Een academicus vertelde ooit op een congres dat het succes van familiebedrijven die het meer dan 100 jaar volhouden bij mannelijke leidinggevenden ligt, en die hebben veel minder last van emoties. Maar hij had geen onderzoek gedaan naar vrouwelijke leidinggevenden. Dat heeft mij ertoe aangezet om mijn doctoraat te wijden aan vrouwen, niet alleen achter de schermen maar ook in leiderschapsfuncties.

Zowel in familie- als niet-familiebedrijven zitten er nog altijd veel meer mannen dan vrouwen op topleidinggevende posities. Als vrouwelijke telgen in het familiebedrijf in die leiderschapsposities komen, is het een pittige uitdaging voor hun mentale welzijn. Vrouwelijke opvolgers – en dat komt ook uit de ontwikkelingspsychologie – hebben meer de neiging om loyaal te zijn aan hun ouders. Ze zijn ook minder assertief dan mannelijke opvolgers om te claimen dat hun idee op tafel moet komen.

Vrouwelijke opvolgers krijgen nu wel meer en meer kansen. Soms vinden ze het een te grote verantwoordelijkheid en een te grote belasting op het vlak van work-life balance, waardoor ze zich terugtrekken. Het gebeurt ook wel dat zij niet degenen waren aan wie de overdrager het meest verteld heeft over het bedrijf, waardoor ze zichzelf niet als opvolger zien.

Toch is er een kentering. Bij grote familiebedrijven met een groot bedrijfsfamilievermogen waar men ook andere zaken of projecten mee kan doen, zien we dat vrouwelijke opvolgsters mee in de eigendom zitten en mee de waarde en de keuzes bepalen voor investeringen. Voor de leiderschapsrol kan de keuze voor gedeeld co-CEO-schap met andere broers/zussen helpen om het haalbaar te maken.

Heb jij nog aanvullingen?

Nu er zoveel opvolgingen bij familiebedrijven voor de deur staan is het belangrijk is om niet alleen te screenen op strategische, intelligente en financiële competenties, maar ook op competenties om het psychologisch kapitaal te versterken en de communicatie met de bedrijfsfamilie te onderhouden. Het is des te belangrijker voor familiebedrijven om dat als competenties te omarmen en erin te investeren zodat het bedrijf over generaties heen kan geloodst worden zowel met oog voor het bedrijfskapitaal, als voor de familiecohesie en het geluk van de betrokken individuen.

Hartelijk dank voor dit boeiende gesprek.

Hilde Roos en Hanneke van Sloten Foto's: Berten Fotografie


[1] Bron: Arijs, D., Botero, I., Michiels, A., & Molly, V. (2018). Family business employer brand: Understanding applicants’ perceptions and their job pursuit intentions with samples from the US and Belgium. Journal of Family Business Strategy, 9, 180-191.

[1] Molly, V., Arijs, D., & Lambrecht, J. (2015). A family CEO running the family business: which competencies really matter? Int. J. Entrepreneurship and Small Business, 25(1).

[1] BRON: Arijs, D. & Michiels, A. (2021). Mental Health in Family Businesses and Business Families: A Systematic Review. Int. J. Environ. Res. Public Health, 18. https://doi.org/10.3390/ijerph18052589