Boekonomika.

De Grote Onvrede. En hoe die te keren?

Johan Van Overtveldt heeft een interessant boek (*) geschreven. Hij stelt vast dat temidden van een nooit eerder geziene welvaart er in brede lagen van de bevolking boosheid, angst, frustratie en onzekerheid leven. En dat dat politieke gevolgen heeft, zoals de opkomst van extreme partijen, zowel rechts als links van het politieke spectrum.

Van Overtveldt gaat niet akkoord met de voor de hand liggende verklaring dat de onrust wordt veroorzaakt door de ‘zware schokken’ die de bevolking deze 21ste eeuw te verduren heeft gekregen: 9/11, de financiële crisis van 2008, de eurocrisis, de covid-pandemie, de oorlogen in Oekraïne en Gaza, om de klimaatverandering niet te vergeten. Dat speelt zeker een rol, maar er is volgens Van Overtveldt meer aan de hand. Er zijn dieperliggende oorzaken. Die zoekt en vindt hij in het gevoerde economische beleid.

Van Overtveldt gaat in zijn analyse terug naar de jaren ‘30 van vorige eeuw. In Amerika woedde toen The Great Depression in de nasleep van de beurscrash van 1929. De nieuwgekozen Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt lanceerde toen zijn New Deal om de Amerikaanse economie uit het slop te halen. Die New Deal haalde de mosterd bij de befaamde en briljante econoom John Maynard Keynes. Keynes had in een omvangrijk werk uiteengezet dat de overheid moet ingrijpen in de economie in geval van een zware crisis. Dat komt in de praktijk neer op twee zaken. Eén, tijdelijk niet besparen op overheidsuitgaven om de groei niet verder te fnuiken, of de neergang niet nóg groter te maken. En twee, overheidsinvesteringen optrekken om de vraag macro-economisch te ondersteunen.

Van Overtveldt concludeert dat overheden na de Tweede Wereldoorlog het gedachtengoed van Keynes eigenlijk hebben misbruikt. Dit misbruik nam vooral toe vanaf de oliecrisissen in de jaren ’70. Temeer toen de legendarische centrale bankier Paul Volcker van de Amerikaanse centrale bank de Federal Reserve (FED) eind jaren ’70 en begin jaren ’80 de inflatie met een ‘hardhandig beleid’ succesvol wist te bestrijden. Hierdoor kregen de FED, maar ook andere centrale banken, een hoge credibiliteit. Ze kregen de reputatie dat het altijd wel goed komt met de inflatie, dankzij hen.

Beleidsuitputting

Dit maakte overheden overmoedig. Veel bewindvoerders dachten: ‘We hebben toch de rugdekking van de centrale bankiers wanneer we met méér uitgaven de inflatie zouden aanjagen’. Ze vertrouwden erop dat de centrale bankiers de situatie wel zouden rechttrekken.

Maar als er geen inflatie ontstaat bij excessive spending, dan komen er wel bubbels, zoals die van 2008, die de grote financiële crisis hebben veroorzaakt. En ja, ook toen hebben de centrale bankiers alle registers opengetrokken. Maar het monetaire beleid is nu zó opgerekt, en de budgettair deficit spending staat nu zó diep in het rood dat we zijn aanbeland bij wat Johan Van Overtveldt de ‘beleidsuitputting’ noemt. ‘De euforische mismeestering van het keynesiaanse model leidde uiteindelijk tot beleidsuitputting’, schrijft hij.

En wat heeft dit te maken met De Grote Onvrede? ‘Alles’ zo stelt Van Overtveldt. De overheden hebben de afgelopen vijftig jaar de indruk gewekt dat ze álle problemen van de burgers konden oplossen. Maar dat is niet het geval, zeker niet in tijden van beleidsuitputting. De overheid kan lang niet alle wensen van haar burgers vervullen. Méér subsidies, toelagen en overheidspersoneel? Sorry maar daar is geen geld meer voor. Integendeel, er moet bespaard worden omdat de budgettaire tekorten te hoog oplopen en moeten worden teruggedrongen. De oplossing via méér belastingen is ook geen optie meer in de reeds overbelaste westerse democratieën waar het overheidsbeslag al vlot boven de 50% van het BBP uitstijgt. Het overheidsbeleid moet dus vooral aan de uitgavenzijde ingrijpen.

“Het monetaire beleid is nu zó opgerekt, en de budgettair deficit spending staat nu zó diep in het rood, dat we zijn aanbeland bij wat Johan Van Overtveldt de ‘beleidsuitputting’ noemt.”

Uitgavenbeheersing is prioritair

Van Overtveldt erkent dat dit een moeilijke oefening is. ‘Een titanenopdracht’, zo noemt hij het in zijn boek. Hoe zou men het best tewerk gaan? Vooreerst geen reële uitgavenstijgingen meer toelaten, en de lopende uitgaven niet meer in het rood laten gaan. De enige afwijking die kan worden toegestaan, betreft overheidsinvesteringen. Dat is volgens Van Overtveldt een categorie waar een zeker budgettair tekort te verantwoorden is, omdat overheidsinvesteringen bijdragen tot het verhogen van de productiviteit, bijvoorbeeld door betere infrastructuur. En omdat die investeringen zich terugverdienen. Van Overtveldt pleit daarbij wel voor een strikte definitie van wat overheidsinvesteringen zijn. In het boek doet hij nog andere beleidsaanbevelingen.

Zal dat de Grote Onvrede niet verder aanwakkeren: een overheid die minder gaat doen, terwijl veel mensen net méér van haar verwachten? Van Overtveldt ontkent dit niet, maar stelt dat alleen een mentaliteitswijziging bij de bevolking soelaas kan bieden. ‘Mensen moeten hun zelfredzaamheid opkrikken. Burgers moeten minder van hun overheid verwachten, en meer zelf het heft in handen nemen. We zijn te veel verslaafd geworden aan onze overheid. En het zijn de beleidsverantwoordelijken die daarvoor gezorgd hebben door mensen de hemel en nog meer te beloven. Ze moeten daar mee stoppen.’

Tussen haakjes merkt Van Overtveldt op dat Keynes zich zou omdraaien in zijn graf als hij zou zien hoe overheden zijn theorie misbruikten. Die aanzwellende overheidstussenkomst, zelfs in goede tijden, is een aanfluiting van zijn theorie, die enkel bedoeld was voor extreme crisismomenten zoals een economische depressie. Aan het einde van zijn leven zou Keynes aangaande die ontwikkelingen gezegd hebben ’I am the only non-Keynesian in this room’.

Het boek is ook interessant vanwege de vele nevenanalyses die het bevat, zoals over marktfalingen, én overheidsfalingen, maar ook over de dominante en bedreigende positie van China in de huidige geopolitieke ontwikkelingen, en hoe China bijvoorbeeld het klimaatbeleid manipuleert om er maximaal economisch voordeel uit te halen. Daarnaast komt de EU aan bod, die Van Overtveldt uiteraard goed kent, met een Europese Commissie die top-down werkt, waarbij vooral subsidies worden ingezet om bepaalde activiteiten en actoren te sturen. Het immense nadeel hiervan is dat marktkrachten in belangrijke mate worden uitgeschakeld, zo schrijft Van Overtveldt.

Fa Quix

(*) De Grote Onvrede en Hoe die te Keren, Johan Van Overtveldt, 286 p., Uitgeverij Ertsberg, €24,95

Bio | Johan Van Overtveldt

Johan Van Overtveldt (°1955) is doctor in de toegepaste economische wetenschappen (UA) en MBA (KU Leuven). Hij begon zijn carrière in 1978 als journalist bij het economisch magazine Trends waarvan hij in 1992 hoofdredacteur werd. Hij was tevens een tijdje hoofdredacteur van zowel de magazines Trends als Knack. Van 2007 tot 2010 was hij algemeen directeur van de werkgeversvereniging VKW (nu ETION). Hij werkte ook kort bij andere bedrijven, zoals de bank BBL en Shoeconfex.

Van 2014 tot 2018 was hij federaal minister van Financiën in de zogenaamde ‘Zweedse Coalitie’ onder leiding van Eerste Minister Charles Michel. In 2019 werd hij verkozen in het Europees parlement namens N-VA, en herkozen op 9 juni 2024. In het Europees parlement is hij voorzitter van de invloedrijke begrotingscommissie. Hij werd uitgeroepen tot het meest invloedrijke lid van het Europees Parlement.

Johan Van Overtveldt schreef verschillende spraakmakende boeken zoals ‘The Mystic Hand’, ‘De Ontwakende Reus’, ‘The Chicago School’, ‘Zijn we het kwijt?’, ‘Sisyphus achterna’, ‘Red de vrije markt’, ‘Het Einde van de Euro’, ‘Bernanke’s Test’, ‘Maandag geen economie meer?’. En nu recent in 2024 dus ‘De Grote Onvrede en hoe die te keren.’