Diversiteit als continue oefening vanuit de samenhang

Beter beleid begint bij praktijken, niet bij personen

Diversiteit en inclusie staan steeds meer onder druk. Na ruim 25 jaar onderzoek op de werkvloer begrijpt Maddy Janssens, professor bij de onderzoekseenheid Work & Organisation Studies, perfect waar dat verzet vandaan komt. Samen met Chris Steyaert, professor organisatiepsychologie aan de Zwitserse University of St. Gallen, stelt ze een alternatieve benadering voor in ‘On Practicing Diversity : Organizational Worldmaking Through Exploration, Experimentation, and Engagement’. Geen quick wins of eenvoudige recepten, maar wel een verfrissende kijk én een nadrukkelijke uitnodiging om samen anders aan de slag te gaan. Wie doet mee?

Diversiteit beoefenen als een politiek van organisational worldmaking – dat klinkt theoretisch. Toch ligt de nadruk in het boek sterk op de dagelijkse praktijk. Waarom dan die woorden?

“Het boek wil inspiratie bieden om het echt anders aan te pakken, dus we kozen bewust voor een andere woordenschat. We spreken van practising diversity - in plaats van managing -, wat verwijst naar de dagelijkse praktijk van werken met verschillen. Daarbij erkennen we structurele ongelijkheid en streven we ernaar organisaties te maken waar iedereen zich welkom voelt. Dat maakt het een politiek gegeven. Het gaat niet alleen over business, maar ook over ongelijkheid bestrijden, sociale verandering, dus er zit ook activisme in. Dat vraagt niet alleen engagement – daar ontbreekt het vaak niet aan – maar ook een andere manier van denken en doen.”

De huidige diversiteitsaanpak werkt inderdaad zelden. Mensen voelen zich vaak geviseerd en de ongelijkheid wordt zelfs bevestigd. Hoe komt dat? Wat zijn de belangrijkste obstakels?

“We slagen er niet in om werkplekken te creëren waar iedereen zich welkom voelt, om verschillende redenen. De belangrijkste mijns inziens is dat we niet focussen op de kern van de zaak. Het diversiteitsbeleid richt zich vooral op mensen: hoe kunnen we hen veranderen, bewust maken van stereotypes, misvattingen, enz. Ik geloof dat we moeten kijken naar hoe we ons organiseren, want we vertrekken nog te vaak vanuit een ideaalbeeld van de werknemer. Wie van die norm afwijkt, wordt een ‘diverse werknemer’ en moet zich aanpassen. De ideale werknemer is vandaag nog vaak een jonge, capabele, flexibele, witte, heteroseksuele man die zich volledig inzet voor de organisatie. Dan zit je dus al snel met heel wat diverse medewerkers. Diversiteitsinitiatieven vandaag pakken zelden die strenge norm aan, wel proberen ze mensen te veranderen terwijl we beter onze organisaties zouden herdenken.”

“Nog een obstakel is dat we diversiteit te veel als een business case zien. Net zoals IT of logistiek maken we er een strategische case van. Dat helpt om het topmanagement te overtuigen, maar pakt de moeilijkheden die mensen ervaren, niet aan. Het draait dan vooral om: hoe kunnen we verschillen gebruiken in functie van de doelstellingen van de organisatie? Zo’n instrumentele benadering maakt dat mensen die niet voldoen aan de norm, zich nog minder welkom voelen. Een echt inclusieve organisatie gaat verder dan positieve voorbeelden en retoriek en heeft ook aandacht voor allerlei vormen van discriminatie. Zo’n expliciete focus op sociale verandering is in de huidige politieke situatie niet evident, maar juist daarom des te belangrijker. We mogen ons niet van de wijs laten brengen door polarisatie en intimidatie.”

“Diversiteit op de werkvloer is nu eenmaal een bijzonder complex vraagstuk. Geen enkele organisatie is een neutrale, op zichzelf staande entiteit. Het maatschappelijk discours, de stereotypes en opvattingen sijpelen altijd binnen en kleuren de interacties tussen collega’s. Dat vraagt veel aandacht en inspanning want het is vaak subtiel. Een compliment aan een collega met een andere achtergrond, kan die ervaren als een indicatie van lage verwachtingen. Ook al is het niet slecht bedoeld, het wijst op een impliciet denkbeeld dat die persoon een uitzondering is. Of als iemand altijd dezelfde vraag krijgt - Waarom drink je geen alcohol? Wat is de ramadan? – dan wordt die in een hokje geduwd en eigenlijk gereduceerd tot één dimensie, terwijl we multidimensioneel en fluïde zijn.”

“We moeten weg van het individuele, het instrumentele en de - vaak onuitgesproken - norm. Ons boek stelt een aanpak voor die wel tot de kern gaat én de complexiteit en subtiliteit probeert te capteren om tot sociale transformatie te komen. De praktijktheorie en queer theorie bieden inspiratie.”

“Volgens de praktijktheorie bestaat de sociale realiteit uit praktijken: manieren van doen die structureel zijn, omdat iedereen zo tewerk gaat. Individuen voeren praktijken uit, maar kunnen ze ook wat veranderen.”

De praktijktheorie verschuift de focus van de mensen naar wat we doen en hoe we het anders kunnen doen. Wat maakt deze theorie zo interessant?

“Voor mij is diversiteit beoefenen altijd een organisatieveranderingsproject en de praktijktheorie leert ons vooral hoe we onze dagelijkse, concrete manier van werken kunnen veranderen en inclusief maken. Ik verdiepte me erin in 2017, in het begin van onze casestudy in de danswereld en we vonden een kader om de andere aanpak die we daar zagen, te begrijpen. De theorie overstijgt het typische denken over de sociale realiteit als een dualiteit van individu versus structuur. Volgens de praktijktheorie bestaat de sociale realiteit uit praktijken: manieren van doen die structureel zijn, omdat iedereen zo tewerk gaat. Individuen voeren praktijken uit, maar kunnen ze ook wat veranderen. Denk aan de praktijk van het lesgeven. Als je een leslokaal binnenstapt, zie je meteen of er les is omdat we bepaalde acties dadelijk herkennen als lesgeven. Docenten kunnen de praktijk volgen, maar ook wat veranderen, bv. door met groepen te werken in plaats van ex cathedra. Een praktijk is dus een combinatie van individu en structuur. Om onze manier van organiseren inclusiever te maken, stellen we in het boek voor om praktijken in organisaties, dus concrete manieren van werken, te herdenken. Stel je bijvoorbeeld vast dat vrouwen zich niet gehoord voelen in meetings dan kan je de praktijk van vergaderen aanpassen en systematisch rondjes doen, zoals in de sociocratie. Eerst check je bij iedereen of een voorstel duidelijk is. Dan doe je een rondje om bij iedereen te polsen naar bedenkingen of bezwaren. Zo wordt er automatisch meer naar iedereen geluisterd zonder aandacht te trekken op een specifieke groep. Je laat iedereen aan bod komen, want misschien voelen wel meer mensen, ook mannen, zich niet gehoord. Precies daarom geloof ik dat je met nieuwe praktijken verder raakt met minder weerstand, want ze kunnen positief zijn voor meer mensen dan de groep waarmee je startte.”

“We focussen dus niet op het individu - mensen zeggen wat ze wel of niet moeten doen roept weerstand op - maar ook niet op structuren. Een structuurverandering zou zijn dat je quota invoert. Dat is niet onbelangrijk, maar garandeert ook niet dat er meer naar vrouwen geluisterd wordt. Liever bewandelen we de tussenweg: praktijken herdenken. Als je luistert naar het ongemak van mensen en kijkt waar het verkeerd loopt, kan je heel context-specifiek praktijken aanpakken. Dat heeft meer impact dan algemene diversiteitstrainingen of mentoring-programma’s.”

“Het gaat uiteraard ook niet over één praktijk. De praktijktheorie benadrukt dat verschillende praktijken samenkomen in een nexus. Je moet dus ook bekijken hoe praktijken samenhangen, zowel binnen als buiten je organisatie. Dat vergt constante evaluatie. We bieden geen kant-en-klare oplossingen, wel inspiratie voor een andere manier van denken en doen.”

“De queer theorie benadrukt dat we binair denken los moeten laten en beter meervoudig denken, rekening houdend met complexiteit.”

Jullie tweede belangrijke inspiratiebron is de queer theorie. Welke concepten daaruit zijn interessant en bots je daarmee niet op weerstand?

Deze theorie overstijgt juist de queer identity. In het diversiteitsdenken is identiteit enorm belangrijk, want mensen voelen zich vaak niet thuis omwille van een bepaalde identiteit. De queer theorie benadrukt dat we binair denken - zoals man/vrouw, hetero/homo, met/zonder migratieachtergrond… - los moeten laten en beter meervoudig denken, rekening houdend met complexiteit. Iemands leven is niet te vatten in één label. Dat meervoudige complexiteitsdenken is dus een belangrijk vertrekpunt van de theorie, net zoals gevoelens en ervaringen, die ook bestaan naast het alomtegenwoordige rationele denken. Mijn cruciaal inzicht uit de queer theorie is dat gevoelens niet individueel zijn, maar signalen van systemische frictie. Mensen voelen zich uitgesloten omdat de manier van werken en met elkaar omgaan niet bij hen past. Bekijk je die gevoelens als individuele uitingen dan ga je dat oplossen met een coach of je laat de hr-manager een welzijnsprogramma ontwikkelen. Beschouw je ze als signalen van systemische frictie, dan ga je weer naar de kern: mensen wijken af van de norm en dat veroorzaakt feeling otherwise. Tot slot gaat het ook over activisme, het proberen een ander soort wereld te maken, worldmaking. Queer theorists experimenteren veel met het oog op sociale verandering. Dat concept hebben we meegenomen om de doelstelling van diversiteitsbeleid te verruimen naar een ander soort organisatie creëren, organisational worldmaking.”

Het valt inderdaad op dat alle voorbeelden in het boek die werken, komen van organisaties met doelstellingen die niet louter economisch zijn. Die extra focus is dus nodig?

“Klopt, met het oog op diversiteit is het belangrijk dat ook de doelstelling van een organisatie meervoudig wordt, dat we het niet langer puur economisch bekijken. Als het over organisational worldmaking gaat zou ik graag zien dat een diversiteitsbeleid ook gelinkt wordt aan nadenken over ecologie, democratie of andere grote uitdagingen van vandaag. Als we de purpose van een organisatie niet een beetje verbreden, blijven we bij dat strikte ideaalbeeld van de norm-werknemer. We kunnen die norm alleen verruimen als we ook de doelstelling van een organisatie verruimen. Ik besef dat dat niet eenvoudig is, maar de economie is nu eenmaal ingebed in de maatschappij en de planeet, dus we moeten werken vanuit die samenhang.”

Atelier Leon - Foto: Ivan Put

“Al bij de eerste dansworkshop van Seppe Baeyens die ik bijwoonde, wist ik dat ik op het goede spoor zat. De verschillen die ik daar bij elkaar zag waren overdonderend.”

Atelier Leon - Foto: Ivan Put

Centraal in het boek staat een casestudy uit de danswereld waarbij u zowat 10 jaar de aanpak van choreograaf Seppe Baeyens bij Ultima Vez hebt gevolgd. Hoe zijn jullie vanuit onze faculteit in de danswereld beland?

“Eigenlijk is de studie naar ons toe gekomen. Na een presentatie over diversiteit voor mensen uit de overheid sprak Lore Baeyens mij aan: ‘Mijn broer doet waarover u praat en hij gaat nog een stuk verder.’ Die broer bleek bij Ultima Vez te werken. Oprichter Wim Vandekeybus gaat sowieso creatief om met verschillen, dus ik was bijzonder geïnteresseerd. We waren op zoek naar een positieve case, want de problemen begrepen we intussen wel. Vraag bleef hoe we echt tot een andere logica konden komen. Ik ben Lore veel dank verschuldigd. Ultima Vez bleek bijzonder gastvrij en ik prijs me gelukkig dat we Seppe en de totstandkoming van drie van zijn producties konden volgen. Elk van die voorstellingen duurde twee à drie jaar om te maken. Tegelijk waren ze ook een andere manier van kijken naar de danssector, een vorm van organisational worldmaking, durven nadenken over en experimenteren met andere vormen van organiseren.”

Wanneer wist u dat u met deze case op het goede spoor zat?

“Eigenlijk van bij de eerste dansworkshop die ik bijwoonde. De verschillen die ik daar bij elkaar zag waren overdonderend. Ook de doelstelling was meervoudig, want men wilde naast een dansproductie ook een tijdelijke, diverse gemeenschap creëren. Door de manier van organiseren bij het maken van zo’n voorstelling met veel diversiteit te observeren zijn we op de praktijktheorie gestoten.”

Er was dus sprake van een wisselwerking, ook op theoretisch vlak?

“Ja, want ook in de kunst gebeurt onderzoek. De choreograaf en zijn cast waren voortdurend op zoek en experimenteerden met bewegingen. Wij dachten na hoe we hun manier van werken rond al die verschillen konden beschrijven. Eens we bij de praktijktheorie uitkwamen gingen we focussen op: wat zijn dan hun praktijken van organiseren? We hebben ze mixing, inverting en affirming genoemd. Na onze analyse legden we die termen voor aan de groep en de mensen herkenden ze meteen sterk. Seppe Baeyens creëerde uiteindelijk Leon vzw en gebruikt de termen op de website van die dansgemeenschap om hun methode uit te leggen. Het is erg fijn als je als onderzoeker een aanpak versterkt door die helder te benoemen.”

Als organisatie begin je dus best concreet met mixing: mensen uit hun bubbel halen en bij elkaar zetten?

“Ja, om hen te laten ervaren dat er andere relaties mogelijk zijn. Het gaat om samen dingen doen én op een andere manier. Plaats mensen in een diverse groep waar ze kunnen loskomen van labels, van een specifieke identiteit. Tijdens de dansworkshops waren er geen oordelen over hoe mensen bewogen of in interactie traden met elkaar. En nog een les uit de dansvoorstellingen: probeer stereotypes om te draaien, inverting. Het hoofdstuk over de dans start precies daarom met Stefaan, de man met Downsyndroom die de lead krijgt en uiteindelijk de hele groep op sleeptouw neemt. Dat is een enorm krachtige ervaring. Je duwt het verschil niet weg en benadrukt het ook niet, maar stelt de positie die mensen normaal innemen in vraag.”

Naast mensen samenbrengen en de rollen omkeren is ook affirming een belangrijke praktijk. Herhaling is dus nodig? “Ja, inderdaad, blijven experimenteren tot je een praktijk vindt die werkt en die continue blijven bevestigen. Je moet daarbij ook steun zoeken van partners, vandaar ook de collaborative space. Opnieuw: je praktijken hangen samen met andere, dus je moet ook buiten je organisatie treden om interne praktijken te kunnen veranderen. Het is continu bevestiging zoeken dat datgene waarmee je aan het experimenteren bent, werkt, zodat je medewerkers ook vertrouwen krijgen in die nieuwe aanpak.”

Waar kunnen organisaties die met uw boek aan de slag willen terecht?

“Ze mogen altijd contact opnemen. Ik sta open om te helpen om de vertaalslag te maken of te experimenteren. Het is ontzettend jammer dat diversiteit als ideologie wordt weggezet, want het is gewoon een gegeven en er wordt al keihard aan gewerkt. We moeten niet minder of meer doen, wel er anders mee omgaan - naast feeling en knowing otherwise ook doing otherwise.”

Veerle De Grauwe

"On Practicing Diversity. Organizational worldmaking through exploration, experimentation, and engagement" | Maddy Janssens en Chris Steyaert | Bristol University Press | 2025