Interview met professor emeritus Marc Lambrecht

Over academisch onderwijs, onderzoek en de toekomst van de industrie

We ontmoeten prof. em. Marc Lambrecht in zijn ruime woning in het landelijke Holsbeek nabij Leuven. Naar zijn zeggen spendeert hij een niet onaanzienlijk deel van zijn tijd in zijn grote moestuin. Dit jaar wordt hij 76 maar pas vorig jaar is zijn emeritaat-met-opdracht ten einde gekomen. “Ik volg mijn vakgebied, Productie en Logistiek, nog van nabij op, maar ik heb geen operationele taken meer zoals lesgeven of thesissen begeleiden.” We hadden een lang gesprek over zijn ‘leven en werken’, en over de toekomst van onze industrie.

Marc Lambrecht: Ik ben een West-Vlaming afkomstig uit Tielt. Mijn middelbare studies heb ik in het Sint-Jozefscollege in Tielt gedaan. Na die studies wilde ik de zaak van mijn vader verderzetten, een groothandel in wijnen en likeuren, een aangename business (lacht). Maar mijn vader zag dat niet zitten. Als groothandel leverden we aan de kruideniers en zo. Maar die waren aan het verdwijnen bij de stormachtige opkomst van de supermarkten. Mijn oudste broer deed handelsingenieur in Leuven en ik ben hem gevolgd. Dat was in september 1968, het iconische jaar van de studentenrevolte van mei ‘68. Die revolte was dan wel voorbij maar het was toen toch nog woelig in Leuven.

Mijn kandidatuursdiploma (nu bachelor) was er nog één van economie én sociologie. Nu zijn dat aparte faculteiten. Ik ben afgestudeerd in 1972. En ben dan begonnen als assistent bij prof Jacques Vander Eecken, bij de studenten gekend als ‘de Jackie’, die later voorzitter van het departement is geworden en vele jaren decaan van FEB is geweest. Ik heb vanaf mijn eerste werkdag tot de laatste van Jacques met hem samengewerkt. Hij is 1995 veel te vroeg van ons heen gegaan. Jacques kwam van de Verenigde Staten en bij hem moest het vooruit gaan. Hij was voor sommigen misschien wat controversieel, maar ik vond hem een fantastische kerel. En we hadden een vaste afspraak om mekaar één keer per week te zien. Er mocht gebeuren wat wilde, die afspraak moest doorgaan. Ik heb dus veel van hem geleerd, hij was mijn grote voorbeeld.

“Bijzonder was de Edelman Award die ik samen met Nico Vandaele in ontvangst heb mogen nemen. Dat was een formidabele erkenning van ons onderzoekswerk in de management sciences.”

Productie en Logistiek

In 1976 heb ik gedoctoreerd en ben ik in het departement toegepaste economie gebleven, eerst als eerstaanwezend assistent, en dan zoals het academische carrièrepad het voorschrijft: drie jaar later als docent, nog drie jaar later als hoogleraar en nog eens drie jaar later als gewoon hoogleraar. Ik heb die functie uitgeoefend tot 2012 maar heb daarna nog wat les gegeven. Daarna werd ik professor emeritus met opdracht, tot vorig jaar.

Ik heb dus mijn hele beroepsloopbaan aan de KU Leuven gewerkt, in TEW en Handelsingenieur in het vakgebied Productie & Logistiek (P&L). Van in den beginne waren wij kwantitatief bezig en leunden nauw aan bij statistiek en operationeel onderzoek. Dat was toen nog een beetje een buitenbeentje. We zijn vrij klein begonnen, met Willy Herroelen. Later zijn o.a. Erik Demeulemeester en Ivo Dierickx er bij gekomen. Daarna volgden Nico Vandaele en Robert Boute (die mijn opvolger werd) en daarna nog anderen . Vandaag telt deze vakgroep P&L toch zo’n twintigtal personeelsleden

Mijn specialiteit zijn de Supply Chain-netwerken. Daarin staat het concept ‘doorlooptijd’ centraal, en de lead time reduction. Het zijn geen lineaire structuren, en dat is dus de reden waarom het om netwerken gaat. Dat gebeurde in een context van toenemende globalisering, die nu deels ter discussie staat.

Mijn insteek was altijd tweevoudig: één, wat we doen moet wetenschappelijk onderbouwd zijn, en twee, het moet innovatief en economisch relevant zijn. Daar heb ik steeds over gewaakt.

Hoogtepunten

Mijn focus lag altijd op onderzoek en onderwijs in mijn vakgebied. Bijzonder was toch de Edelman Award die ik samen met collega Nico Vandaele in ontvangst heb mogen nemen. Dat vond ik toch een formidabele erkenning van ons onderzoekswerk in de management sciences. We hadden een grondig onderzoek over doorlooptijden gedaan voor de Amerikaanse onderneming Dana Corporation dat schakelmachines voor voertuigen maakt. We werden finalist van deze competitie. Later verscheen er een artikel in een Belgisch tijdschrift met als titel “Dana winner” (een knipoog).

Maar naast onderwijs en onderzoek wordt van een academicus ook verwacht dat hij/zij aan maatschappelijk dienstbetoon doet. Dat kan bijvoorbeeld bestaan uit het opnemen van een verantwoordelijke functie binnen het departement/faculteit/universiteit. Zo ben ik voorzitter geweest van het departement TEW, van de onderzoeksraad, van de onderwijsraad, het industrieel fonds dat doctoraten financiert in samenwerking met de industrie. Ik ben ook tweemaal directeur geweest van het MBA-programma. En ik heb ook een rol gespeeld bij de totstandkoming van de huidige geïntegreerde faculteit FEB samen met de toenmalige decaan Filip Abraham, en met Patrick Van Cayseele van het departement Economie (noot : zie ook het interview met prof. em. Filip Abraham in ECONnect 2 - 2025). Ik was ook voorzitter van de ‘academiseringscommissie’ die het academische karakter van de hogescholen naar omhoog moest brengen.

Een ander hoogtepunt waren de leerstoelen die ik (mee) heb mogen ontvangen, zoals die met Atlas Copco, die in 2009 gestart is. Dit topbedrijf uit de industrie zit nu al aan zijn vijfde mandaat van samenwerking met onze vakgroep. Zo theoretisch is onze vakgroep dus niet wanneer we tot in de bestuurskamers van zo’n belangrijke bedrijven aan bod komen. Ook hier geldt dat we én wetenschappelijk én economisch relevant willen zijn.

“Ik hechtte veel belang en aandacht aan ‘goed lesgeven’. En dus bereidde ik elk college goed voor, als een ambachtsman.”

Onderwijsawards

Marc Lambrecht: Tja, dat Gouden Krijtje dat ik inderdaad elk academiejaar van de Ekonomika-studenten in ontvangst mocht nemen als ‘beste lesgever’! Of mij dat plezier deed? Ja, zeker wel! Wat was mijn geheim? Veel oefenen! Een sportman die een topprestatie wil leveren moet toch ook veel oefenen? Ik hechtte veel belang en aandacht aan ‘goed lesgeven’. En dus bereidde ik elk college goed voor, als een ambachtsman. Zelfs vakken die ik al jaren gaf, bereidde ik telkens opnieuw grondig voor. Veelzeggend is dat oud-studenten vele jaren later tegen mij komen zeggen: ‘Ah professor! Ik ging altijd naar uw les!’(lacht). Dat was dan vooral voor het verplichte vak ‘Productie en voorraadbeheer’. Ik schat dat ik aan ruim zo’n 20.000 studenten les heb gegeven, laat ons zeggen een groot voetbalstadion vol!

De appreciatie van de studenten heeft zich ook uitgedrukt in een erelint van Ekonomika dat ik van het praesidium bij mijn afscheid heb ontvangen. Daar ben ik best wel trots op.

Op het vlak van onderwijs is er nog veel vooruitgang mogelijk, de kwaliteit kan zeker nog verbeteren. Maar in tegenstelling tot onderzoek en maatschappelijk dienstbetoon is ‘goed onderwijs’ moeilijker te meten. Die onderwijsawards van de studenten zoals het Gouden Krijtje zijn op dat vlak een belangrijke graadmeter.

Vakgroep P&L

Binnen Ekonomika Alumni opereert een vakgroep Productie&Logistiek (P&L) in samenwerking met de faculteit FEB.

Marc Lambrecht: Ik ben medeoprichter van de vakgroep P&L. Zo’n viertal keer per jaar organiseert deze vakgroep high level seminaries. Maar sinds corona is het moeilijker geworden om die activiteiten te organiseren, en er volk naartoe te krijgen. Ook bedrijven bezoeken is er niet gemakkelijker op geworden. In coronatijd zijn we moeten overschakelen op online meetings, en dat was een succes: we hadden tot boven de 100 deelnemers. Maar nadien werd het moeilijker, en zeker om de mensen fysiek naar de seminaries te krijgen die meestal in Leuven plaatsvinden. Ik vrees dat corona daar voor een blijvend effect heeft gezorgd.

Globale oplossingen

Wat ik ook nog doe is mee jureren voor de P&L-thesisprijs die elk jaar wordt uitgereikt. Lange jaren was ik er voorzitter van. De jury telt vijf leden uit de bedrijfswereld en elke collega kan vooraf één thesis selecteren om deel te nemen aan de prijs. Die kandidaten krijgen dan de gelegenheid om hun thesis te pitchen en de beste presentatie krijgt de prijs.

Wat mij daarbij opvalt is de mondigheid van de hedendaagse student. In de les zijn de studenten wel nog steeds ‘wat stil’. Maar in zo’n pitch maken ze indruk: ze brengen een relevant probleem aan, bouwen hun case goed op, zoeken naar doordachte oplossingen. En ze kunnen ook goed presenteren. Ik zie zeker geen ‘verval’ tegen vroeger, wel integendeel.

Een verschuiving die ik in mijn vakgebied zie, is de volgende. Vroeger zocht men naar ‘incrementele’ verbeteringen (stapsgewijze verbeteringen) om te komen tot een ‘optimaal’ resultaat. Dat woord ‘optimaal’ hoor ik bijna niet meer. Nu geeft men voor een probleem een zo breed mogelijke omschrijving en kijkt men hoe men – wetenschappelijk verantwoord – een oplossing hiervoor kan vinden. En soms zijn dat dan ‘globale oplossingen’ tegenover die ‘incrementele’ vroeger.

Kunst

Waar ik naast mijn moestuin nu mijn tijd aan besteed? Onder andere aan kunst. Niet dat ik actief kunstenaar ben, maar mijn echtgenote en ik gaan graag en vaak naar musea. Kunst maakt mensen blij. De periodes na de beide wereldoorlogen interesseren mij het meest. Waarom? De oorlogen hebben de wereld veranderd. Kunstenaars namen daarop het initiatief om de wereld opnieuw op te bouwen, met hun kunst. Er was toen een explosie van creativiteit met vele kunststrekkingen die toen zijn opgestart waarvan sommigen het misschien maar een jaar hebben volgehouden. Sommige nieuwe kunsttijdschriften haalden maar een drietal nummers. Maar die vernieuwing, dat optimisme, die blijheid in die naoorlogse periode vind je vooral in de kunst. En dat vind ik fascinerend.

Fa Quix

De toekomst van de industrie in België en in West-Europa

Marc Lambrecht: De industrie stond natuurlijk altijd centraal in mijn vakgebied Productie en Logistiek. En het is juist dat onze industrie vandaag onder druk staat, niet alleen in Vlaanderen maar in heel West-Europa. We horen vele verhalen van sluitingen van fabrieken of grote herstructureringen. Met als gevolg dat het relatieve belang van de industrie in de economie afneemt. In relatief belang maar daarom niet in absolute cijfers, want dat blijft eerder op peil. Vandaag staat de industrie in België voor circa 13% van het bbp, met zo’n 570.000 directe jobs.

Maar de term ‘industrie’ is ook maar een classificatie, om internationaal te kunnen vergelijken, met die fameuze NACE-codes. Alles wat begint met ‘Het vervaardigen van…’ valt dan onder ‘industrie’. De rapportering zal in de toekomst wel wat breder worden.

Nu, er zijn vooraanstaande stemmen, zelfs onder econom­en, die de achteruitgang van de industrie niet zo erg vinden. En zelfs zover gaan door te zeggen dat we eigenlijk geen industrie meer nodig hebben. Voor alle duidelijkheid, ik behoor daar niét bij. Ze zeggen: ‘Je kan alles elders in de wereld kopen. Waarom wil je dat persé zelf willen maken?’ Importeren en outsourcen dus. Daartegenover zet ik: ‘Manufacturing Matters’ (naar een goed gedocumenteerd boek van Stephen Cohen en John Zysman).

Het befaamde Amerikaanse MIT (Massachusetts Institute of Technology) poneerde hier een aantal jaren geleden het volgende: ‘If a nation wants to live well, it must produce well.’ Want zonder industrie kunnen we onze export ook vergeten.

Maar wat vooral onderschat wordt, is het enorme aantal dienstenjobs die louter bestaan dankzij de industrie. Al dat goederentransport bijvoorbeeld, de verzekering en de financiering ervan, de distributie, research and development, en de aanverwante diensten zoals IT, milieu-advies, consulting over optimalisering van productie- en logistieke processen. Schrap je de industrie, dan schrap je ook een heel groot deel van die dienstenjobs.

Als je al die indirecte jobs optelt bij de directe jobs dan kom je niet op 13% uit maar op quasi 50% van onze economie die van de industrie afhangt. De NACE-indeling onderschat de globale industrie. We moeten de globale ‘supply chain’ bekijken, het gebruik van input-output-tabellen zou al een stap vooruit zijn, zo besluit Marc Lambrecht.