INTERVIEW Stef Adriaensens

De informele economie

De informele economie is een begrip dat vele ladingen dekt. Maar wat is het nu precies? En hoe kun je deze economie beter in kaart brengen? Kun je ze überhaupt in kaart brengen? Wat zijn de voor- en nadelen? Professor Stef Adriaenssens van de vakgroep economie, campus Brussel legt uit.

WAT IS DE INFORMELE ECONOMIE? HOE ONDERSCHEIDT DEZE ZICH VAN DE REGULIERE OF FORMELE ECONOMIE? Merkwaardig genoeg blijft een Babylonische spraakverwarring bestaan over deze concepten en wat ze betekenen binnen en tussen de disciplines. Er zijn ook nog andere woorden in gebruik voor vergelijkbare fenomenen: grijs en zwart, ondergronds, verborgen, schaduw, ... Maar wat wij en institutionele economen bedoelen met informele economie zijn die transacties waarbij officiële regels overtreden worden maar wel van producten die op zich legaal zijn. Zo maken we tegelijk een onderscheid tussen de informele economie en de criminele economie. In de criminele economie gaat het dan om activiteiten en producten die in se verboden zijn zoals illegale drugs of in sommige landen prostitutie. Informele economie is bijvoorbeeld een loodgieter waarmee je overeenkomt cash te betalen voor diensten in ruil voor een korting op de prijs. Het werk dat hij/zij dan doet is in se legaal maar het is niet aangegeven bij de belastingen, overtreedt wetgeving rond migratierecht, enzovoort. De rechtsorde creëert dus het onderscheid tussen de informele economie en de formele economie. En vaak zie je mengvormen, denk aan ‘envelope wages’; mensen die formeel werk hebben, maar die een stuk van hun loon onder de tafel krijgen.

ZIJN ‘ENVELOPE WAGES’ ALTIJD VAN ÉÉN WERKGEVER? ALS IEMAND BIJ DE ENE WERKGEVER LEGAAL WERKT EN BIJ DE ANDERE ‘ONDER DE TAFEL’, GELDT DAT DAN OOK ALS ‘ENVELOPE WAGE’?

Wij zouden dat ‘moonlighting’ noemen. Zulke mensen pikken vaak het beste van twee werelden mee. Bijvoorbeeld een loodgieter die overdag een voltijdse baan heeft en graag bijverdient na de officiële werkuren. Dan heb je natuurlijk de sociale bescherming en een zekere vorm van zekerheid op je formele baan en de extra’s verdien je in de ondergrondse economie. We zien dat dat soort mensen vaak echt de ‘maximaliseerders’ zijn, omdat ze grote voordelen halen uit die informele activiteiten. Aan de tegengestelde zijde van het spectrum, staan ongedocumenteerde migranten die hun inkomen (bijna) volledig moeten halen uit die informele economie. Zij staan natuurlijk in een veel zwakkere positie, zeker in regio’s waar veel van die mensen zich aanbieden op de informele arbeidsmarkt. Een evident economisch effect is dat hun marktmacht nog veel kleiner is en dat tegelijkertijd misbruik om de hoek loert, vaak in tegenstelling tot mijn virtuele voorbeeld van de zwartwerkende loodgieter van daarnet: hij of zij kan gewoon wegwandelen als de klanten niet bevallen. Dat maakt die informele economie een relatief complex en veelvormig verhaal.

HOE GROOT SCHAT U IS DEZE INFORMELE ECONOMIE IN TERMEN VAN BV. HET BNP? HOE GROOT IS DIT SEGMENT?

Het is zeker niet betekenisloos, zoveel weten we wel zeker. Ik heb voor de Nationale Bank een schatting gemaakt van de grootte van de prostitutiesector in België. Wij kwamen uit op ongeveer 0,2% van het BBP. De toegevoegde waarde van illegale drugs is een aantal keren groter. Maar dat is dan weer criminele economie. Om maar te zeggen, een heel klein deeltje van de informele economie, nl. prostitutie alleen al, staat al voor een betekenisvol geheel. Maar de bestaande macro-economische schattingen zijn vaak notoir onbetrouwbaar. Er is een jaar of vier, vijf geleden een heftige discussie geweest tussen Schneider en Feige, twee economen gespecialiseerd in de informele economie. Feige’s centrale these was dat de schattingen van Schneider compleet onbetrouwbaar zijn en dat het niet helpt dat de methode een soort zwarte doos is. Een betere benadering is denk ik wat de nationale rekenaars doen. Zij passen de nationale rekeningen aan door een correctie voor geschatte informele activiteiten. Het is immers een breed gedeelde misvatting dat het BNP geen rekening houdt met de ondergrondse economie, dat doet ze wel. Zo worden de officieel gemeten rekeningen aangepast aan indicaties van de waarde van informele activiteiten. Italië bijvoorbeeld, heeft een heel goede casus. In geavanceerde economieën zitten die aanpassingen bijna altijd onder de 10%. Dus is het groot? We denken dat wanneer het ontwikkelingsniveau van een land toeneemt, de informele economie afneemt in relatief belang en dat het in geavanceerde economieën waarschijnlijk onder de 10% zit. Dat is betekenisvol, maar veel kleiner dan wat sommigen durven naar voren brengen.

WAAROM BESTAAT ER EEN INFORMELE ECONOMIE? WAAROM ZIJN ER TWEE ‘TRACKS’ OF TWEE CIRCUITS? Het woord ‘informele economie’ is bedacht door de economisch antropoloog Keith Hart in de jaren zeventig, toen hij gefrustreerd raakte over het grote verschil tussen de gemeten en gerapporteerde economie en de werkelijke economische levens van mensen in een stad als Accra, Ghana. Eén van de misvattingen was al heel snel dat de formele en de informele economie twee sectoren waren die absoluut niets met elkaar te maken hebben – in de werkelijkheid zijn ze natuurlijk nauw met elkaar verbonden. Ik zal een voorbeeld geven: je gaat naar een restaurant en je koopt perfect legaal de goederen en de diensten daar. Dat betekent: je zit aan een tafeltje, je eet en je drinkt lekker en ontvangt bij betaling uit de witte kassa een ticket. Maar in de keuken werken een aantal afwassers in het zwart: een mooi voorbeeld van de integratie van de informele economie in de formele economie, en hun wederzijdse afhankelijkheid. Dat zien we voortdurend, ook bij grote bedrijven, al is het dan vaak indirect. Waarom bestaat er dan een informele economie? Dat zou bijna een filosofische vraag kunnen zijn. Maar misschien zijn economen en sociologen wat te werelds om op die manier te antwoorden. Dichter bij een antwoord van vlees en bloed komt dit: het levert in bepaalde omstandigheden voordelen op, gegeven de opportuniteiten die mensen hebben. Soms hebben mensen nauwelijks een andere keuze, denk aan de ongedocumenteerde migranten. Voor België schat men dat het toch over tienduizenden en zelfs honderdduizend bewoners gaat. Dat zijn vele mensen die hun arbeid aanbieden. Daarnaast is er natuurlijk een ruime groep die door zwartwerk aan te bieden belastingen kan besparen. Dus op zijn minst is er een ruim aanbod. Aan de vraagzijde is het misschien niet heel moeilijk. Er zijn in essentie twee redenen: het is goedkoper èn het is moeilijker om dezelfde diensten te vinden in de officiële economie. Ik denk dat je daarmee de twee belangrijkste redenen hebt gekregen. Globaal gaat het dus enerzijds om een gebrek aan opportuniteiten bij een relatief kleine maar betekenisvolle groep, en anderzijds om mogelijke voordelen zoals betere winst of inkomens, ook door het belastingvoordeel, of kortere wachttijden. Bij economics of tax evasion is het dus gewoon het kost-, prijs- of inkomensvoordeel dat die ondergrondse economie doet draaien.

WAT ZIJN DE VOORDELEN EN DE NADELEN? EN VOOR WIE? WANT HET LIJKT EROP DAT DE INFORMELE ECONOMIE NADELIG IS VOOR DIEGENE DIE HET AANBIEDT EN VOORDELIG VOOR DIEGENE DIE VAN DE DIENSTEN GENIET.

Ja, ik weet dat dat het beeld is bij veel mensen, maar ik denk dat het evenwicht of onevenwicht in werkelijkheid subtieler is. Laat ons nog eens de ongedocumenteerde migrant vergelijken met de bijklussende loodgieter. Als die ongedocumenteerde migrant geen andere toegang tot een inkomen heeft, dan moet hij wel aannemen wat de informele markt hem aanbiedt, hoe slecht het werk ook is. Zo’n loodgieter die al een goed basisloon heeft of voldoende klanten, heeft meer opties. In die zin is het misschien niet zo anders dan andere beslissingen op de arbeidsmarkt. Denk aan groepen waarvan een groot arbeidsreserve bestaat, en vergelijk die met aanbieders met uitzonderlijke vaardigheden die fel bevraagd zijn, bijvoorbeeld informatici versus laaggeschoolde poetshulp. Er is dus wel wat overeenstemming met de werking van arbeidsmarkten in het algemeen, al moet je in rekening brengen dat er in informele markten geen overheid is die bepaalde plafonds of bodems kan inbouwen. Dat maakt dat informele markten eigenlijk een veel ‘zuiverder’ marktwerking hebben, die dichter aansluit bij de schets die je krijgt in een eerste les micro-economie. Waarom is het slecht? Op een aantal vlakken is het ongunstig voor de hele samenleving. We zien bijvoorbeeld oneigenlijke concurrentie: in markten waar een groot deel in handen is van informele aanbieders krijg je een soort race to the bottom die officiële aanbieders uit de markt dreigt te duwen. We hebben dat voor kort gezien in de horeca waar aanbieders die officieel handel deden de concurrentiestrijd vaak verloren van hen die erin slaagden om informeel te blijven werken. Het is natuurlijk ook nadelig omdat transacties en inkomens niet beschermd worden. Men is meer afhankelijk van sociaal vertrouwen en netwerken om informeel te kunnen werken. Dus in de mate dat wetgeving efficiënt en effectief is, heeft de informele economie voor de participanten ook nadelen. Maar: er zijn ook voordelen. Het biedt een vorm van exit-strategie die aan overheden duidelijk kan maken dat ze niet goed bezig zijn. Als je, zoals in veel ontwikkelingslanden, een overdreven bureaucratische regelgeving hebt die het eigenlijk onmogelijk maakt voor kleine spelers om het volgens de regels te spelen, duw je mensen in de informaliteit. Dat is wat Hernando De Soto, de Peruaanse econoom, al sinds de jaren tachtig benadrukt: laat ons proberen de informele spelers in de formele economie te krijgen door de regelgeving efficiënter, laagdrempeliger en minder complex te maken.

DOELT HIJ DAN OP BEPAALDE SECTOREN? Hij keek vooral naar Latijns-Amerika dat begin jaren tachtig nog vooral een verzameling ontwikkelingslanden was. Hij dacht aan al die kleine ondernemers, zoals mensen die aan straatverkoop doen, die toen – en nu ook – grotendeels informele ondernemers waren. Hij wilde die in de formele economie krijgen door een duidelijk statuut en betrouwbare eigendomsrechten, zodat er veel zekerder transacties ontstaan. Dat zou dan een win-winsituatie doen ontstaan. In die zin is het bestaan van de informele economie een signaalfunctie voor beleidsmakers. Op momenten van crisis geldt de informele economie als een vluchtheuvel. Al zijn er theoretisch argumenten waarom het omgekeerde zou kunnen gebeuren, lijkt het er toch vooral op dat tijdens crisissen de informele economie groeit. Zeker in landen met een zwak sociaal vangnet, lijkt het erop dat de informele economie een vangnet vormt. Als je op dat moment net strenger zwartwerk of belastingontduiking gaat aanpakken, dreig je de miserie nog te vergroten. Het tempo van de aanpak van de informele economie zou dus eerder cyclisch moeten zijn. Een afschrikkingsbeleid creëert minder problemen wanneer de economie goed draait: dan hebben mensen een alternatief.

IN UW ARTIKEL ‘SUBSIDIZED HOUSEHOLD SERVICES AND INFORMAL EMPLOYMENT: THE BELGIAN SERVICE VOUCHER POLICY’ ONDERZOEKT U HET SYSTEEM VAN DIENSTENCHEQUES. WAT LEERT ONS DAT? Net voor de publicatie van ons onderzoek, verscheen er een evaluatie van de effectiviteit van beleid in middeninkomenslanden en ontwikkelingslanden om de informele economie te witten, dus naar de formele economie te krijgen. En de conclusie is nogal deprimerend; namelijk dat dat beleid globaal weinig zoden aan de dijk zet. Als je dat vergelijkt met die dienstencheques, dan krijg je toch een ander verhaal. Wat zijn dan de grote verschillen? Vooreest zien we een bijna volledig gedoogbeleid voor gezinnen die mensen in het zwart tewerkstellen. Dus de reductie in informaliteit komt niet van een strengere handhaving. Er wordt bijna nooit sociale inspectie gedaan bij huishoudens, vermoedelijk omdat het zo gevoelig ligt inzake privacy, en misschien ook omdat het electoraal pijn zou doen. We zien tegelijk dat de dienstencheques echt wel een effectief instrument zijn geweest in het reduceren van zwartwerk in de huishoudsector, een sector die wereldwijd geldt als een kweekplaats van informele arbeid. Maar de keerzijde is dat het ook geweldig duur is. De overheid draagt grofweg 70% van de totale directe kost van die tewerkstelling. De overheid neemt ook een groot deel van heel die informatie- en matchingkost op zich door bedrijven te subsidiëren die toewijzing van poetshulp moeten doen aan gezinnen. Je kan begrijpen waarom sommigen smalend spreken over ‘staatstewerkstelling’ om te poetsen in huishoudens, cynisch genoeg wel met een groeiend aandeel voor for profit-bedrijven in de sector. Kortom, het dienstenchequebeleid is duur maar tegelijkertijd heel effectief. Nogal wat economen zijn ervan overtuigd dat het slecht beleid is omdat het duur is. Wij hebben toch willen wijzen op de effectiviteit, niet alleen in tewerkstellingseffecten maar ook in aanpak van zwartwerk. De tewerkstellingseffecten zijn geëvalueerd door collega’s. Daaruit blijkt toch dat het effect, vooral voor laaggeschoolde vrouwen, aanzienlijk is, met zelfs spillover naar hooggeschoolde vrouwen, waarschijnlijk omdat de gezinsbelasting vermindert. Maar het blijft heel duur.

ZIJN DEZE LESSEN SPECIFIEK VOOR DE DIENSTENCHEQUES OF ZIJN ZE OVERDRAAGBAAR NAAR ANDERE “SECTOREN” VAN DE INFORMELE ECONOMIE? Ik denk dat het heel specifiek is voor wat nu personal household services zijn gaan heten. Dat is een vrij aanzienlijke markt, zeker voor de informele economie. In de wereld van het huishouden en de directe dienstverlening eraan overleeft er vrij veel zwartwerk en daarvoor zou het in de brede zin toepasbaar zijn. Maar het ligt gevoelig om dienstencheques uit te breiden naar bijvoorbeeld tuinonderhoud. Het Mattheüseffect – vooral hogere inkomens halen voordeel uit het beleid dat nu al bestaat bij de dienstencheques zou nog versterkt worden. Het zou een nog moeilijkere oefening zijn om het naar andere sectoren te brengen waar relatief veel zwartwerk is, bijvoorbeeld de horeca of de bouw.

IS HET CORRECT DAT DE INFORMELE ECONOMIE BESTAAT OMDAT DE KLANTEN DIT VERKIEZEN OF HEEFT OOK DE AANBIEDER VAN DE DIENSTEN EEN VOORDEEL? Gemiddeld gesproken heeft ook een land als België een notoir lage belastingsmoraal maar zelfs dan zie je dat de meeste mensen toch zeggen dat het niet zomaar OK is om de belastingen te ontduiken. Hebben mensen een preferentie voor zwart? Wij hebben experimenteel gecheckt of mensen betalingsbereidheid hebben voor witte tewerkstelling in dienstencheques, en die blijkt toch vrij sterk te zijn. Dus zelfs in ons land hebben mensen geen voorkeur voor zwartwerk, maar ze zijn vermoedelijk gevoeliger aan de lokroep als er een inkomsten- of kostenvoordeel aan vasthangt.

ALS EEN GROOT SEGMENT VAN DE SAMENLEVING ZICH AFSPEELT BINNEN DE INFORMELE ECONOMIE, MOETEN WE ONS DAN ONGERUST MAKEN OVER DAT SEGMENT? HEEFT DIT EEN INVLOED OP DE REST VAN DE ECONOMIE EN/OF MAAKT HET SLACHTOFFERS?

Het heeft een corrosief effect binnen eenzelfde sector waar formele aanbieders moeten concurreren met informele concurrenten. Dan zie je dat het de level playing field, eerlijke concurrentie dreigt te ondergraven. Bovendien ondermijnt het het vermogen van de overheid om zichzelf te financieren. We zien zeker in ontwikkelingslanden dat hele grote groepen in de samenleving geen belastingen betalen. Vaak is dat omdat ze te arm zijn, maar vaak ook omdat ze relatief gemakkelijk in die informele economie kunnen blijven. En dat vergroot natuurlijk weerom de prikkels om daar te blijven hangen. Bovendien kan het de kwaliteit van een representatieve democratie ondermijnen: je woont in een land waar je geen belastingen betaalt, maar waar tegelijk de kwaliteit van de publieke diensten en goederen laag is.

KAN JE DOOR DE INFORMELE ECONOMIE TERUG TE DRINGEN DE CRIMINELE SECTOR TREFFEN? Dat is een heftig debat, vooral onder sociologen en antropologen omdat zij vaker lokale kwalitatieve studies maken. Die lokale studies zijn vaak bij heel arme gemeenschappen. Sommige onderzoekers argumenteren dat het niet zinvol is om onderscheid te maken tussen die criminele en informele sector. Neem een of andere heel arme binnenstad in de Verenigde Staten waar in het dagelijkse (over)leven van de buurtbewoners helpen bij de drugshandel, of bijvoorbeeld bij het verstoppen van wapens, vaak naadloos overlopen in kleine informele jobs. Afhankelijk van de beperkte opportuniteiten, zullen mensen in een overlevingseconomie die grens geregeld overschrijden. In die zin vormt de grote onderklasse van mensen die overleven buiten het formele circuit om, een arbeidsreserve voor de misdaad. Bij ons zie je dat natuurlijk veel minder en is criminele economie veel meer het werk van een kleine groep specialisten. De meeste mensen hebben ook al wel eens in het zwart gewerkt, als student bijvoorbeeld, hoewel ze vaak uit de middenklasse of uit een meer bevoorrechte achtergrond komen. Maar er zijn heel weinig mensen die werkzaam zijn geweest in de criminele economie. Dat is vaak toch meer gesegregeerd. Nu, waar ondersteunen ze elkaar? Bijvoorbeeld in Italië. Als er een grote informele sector is met een groot arbeidsreserve die vooral in informele economie zit, dan heb je ook veel mensen die relatief gemakkelijk beschikbaar zijn voor rekrutering door criminele entrepreneurs. Hier kunnen die twee mekaar versterken. Dus in die zin zijn er wel wat argumenten om te zeggen dat een grote informele sector het voortbestaan van de criminele economie vergemakkelijkt. Het is veilig om te stellen dat, bij wijze van associatie, landen met grote criminele sectoren meestal ook een sterke informele sector hebben. Dat bewijst natuurlijk nog niet dat het een het andere beïnvloedt, maar het lijkt niet onwaarschijnlijk.

EEN BEPAALDE GROEP ACTOREN BINNEN DE INFORMELE ECONOMIE BELANDEN HIER ONGEWILD IN TERWIJL ANDEREN HIERVOOR KIEZEN OM EEN JOB HIER TIJDELIJK TE DOEN EN DAN WEER VERDER TE GAAN IN HET FORMELE CIRCUIT. WAT MAAKT DIT VOOR SOMMIGEN TIJDELIJK EN VOOR ANDEREN EEN DEAD END? ZIJN DAAR STUDIES OVER? De informele economie is gemiddeld gesproken een lager geschoolde economie met een concentratie van groepen waarvan een overaanbod op de arbeidsmarkt bestaat. De lonen zijn er gemiddeld ook lager. Voor iemand die dat als moonlighting doet, een beetje extra, of met een extra loon voor overuren zal dat weinig impact hebben op het perspectief in de formele sector. Maar iemand die voor het volledige inkomen informeel gaat, die kan gevangen geraken in die sector. Er zijn wel wat indicaties dat de mobiliteit tussen die twee niet zo gemakkelijk is.

HOE KUNNEN WE DE INFORMELE ECONOMIE BETER LEREN BEGRIJPEN? WAT ONDERZOEK BESTAAT HIEROVER OF ZIJN WE AANGEWEZEN OP GEZOND VERSTAND? Er is veel onderzoek. En er is een levendige populaire verbeelding. Eerst iets over die populaire verbeelding. In de mate dat mensen verder afstaan van de aspecten van de informele economie hebben ze ook vaker wilde fantasieën. Mensen uit de brede reguliere samenleving hebben vaak best een realistisch idee over de bijklussende loodgieter, overuren in het zwart of studenten die cash betaald worden. Maar de fantasie wordt rijker als het bijvoorbeeld gaat over extreem arme mensen of over de relatie met de criminele economie. Daar zie je een gigantisch onevenwicht tussen de zekerheid waarmee mensen over die dingen spreken en de mate waarin ze er echt iets van weten. Ik heb onderzoek gedaan en nog een project lopen rond mensen die bedelen in grote steden. Dat zijn veelal mensen die thuisloos zijn of wel een heel precaire huisvestingssituatie hebben. In België gaat het ook vaak om Roma. Roma zijn veelal mensen uit centraal Europa die tijdelijk of permanent migreren en die hier soms bedelen. Als ik hierover rep, beginnen gesprekspartners vaak te vertellen hoe het eigenlijk zit met die bedelaars. Meestal zijn dat dan nogal extreme verhalen van uitgebuite sukkelaars of gangsters.

Mijn standaardvraag is dan of ze persoonlijk bedelaars kennen of zelf ooit gebedeld hebben. Het antwoord is nogal verrast ‘nee’, twee keer. Dat staat in schril contrast met de zelfzekerheid over het fenomeen en de groep. En hetzelfde geldt natuurlijk voor de criminele economie, daar worden we misschien meer beïnvloed door de fictie die we zien op televisie en in de bioscoop. Dus we hebben zeker onderzoek nodig over die dingen die het moeilijkst bereikbaar zijn, hoe moeilijk het ook is om een vergelijkbare betrouwbaarheid te halen als bij mainstream onderzoek in de formele economie. En daar is natuurlijk een paradox. De ethische commissies, de beperkingen op onderzoek, de traagheid en moeilijkheden om data te verzamelen maken dat onderzoek naar ondergrondse economische fenomenen voor veel academici als minder attractief bekeken wordt. Is er genoeg onderzoek? Zelf ben ik socioloog en meer door geluk dan door wijsheid ben ik hierin geland, maar dat geluk heeft ook te maken met datgene waarvoor sociologen opgeleid zijn. Er zijn genoeg dingen te bedenken waarin sociologen minder goed getraind worden dan economen. Maar ze zijn wel goed in de dirty hands van veldwerk, zeggen wij vaak – eigen data verzamelen en een grote gevoeligheid aan de dag leggen voor de kwaliteit van data. Voor onderzoek naar de ondergrondse economie hebben we dat echt wel nodig. Het is een spijtige vaststelling om te zien dat de moeilijkheidsgraad van dataverzameling een goede voorspeller is van de zeldzaamheid van kwantificerende onderzoekers. Terwijl dit niets zegt over het maatschappelijk of economisch belang.

Omgekeerd, en daarom ben ik dankbaar om tussen en met economen te mogen werken, is rigide onderzoek met geavanceerde methoden even hard nodig hier. Als we stappen vooruit willen zetten, dan hebben we dit soort systematisch en econometrisch geavanceerd onderzoek nodig. Dat klinkt als: ideaal is de ongemakkelijke combinatie van leren hoe je zo systematisch mogelijk gegevens kunt verzamelen waar je vervolgens het maximum uithaalt met cutting-edge designs. Daarnaar streven doet je misschien in een wat bizar niemandsland belanden, maar kan een recept voor vooruitgang zijn. Een autobiografische anekdote: we hebben een aantal jaren een internationaal netwerk gehad van onderzoekers over prostitutie, een stuk van de informele economie dat nogal tot de verbeelding spreekt. De meesten waren academici, een zestigtal. Daar zaten welgeteld twee systematisch kwantificerende onderzoekers bij (mijn collega en ikzelf van de FEB); alle anderen werkten voornamelijk kwalitatief. Maar tegelijkertijd zie je dat we daardoor een gigantisch tekort hebben aan systematisch en rigide onderzoek. De vraag is hoe doe je het? Wel, we zijn omnivoren. We proberen op alle manieren data te verzamelen: met camera’s langdurig beelden opnemen, coderen, klassiek survey-onderzoek, experimenten, internetdata. Mensen rapporteren hun informele activiteiten vaak veel opener op internet, bijvoorbeeld rond prostitutie waar klanten uitgebreid en massaal ervaringen delen.

HOE KAN DE INFORMELE ECONOMIE WORDEN AANGEPAKT? WELKE TAAK LIGT HIER VOOR HET BELEID/DE POLITIEK? VRAAG IS NATUURLIJK OF HET AANGEPAKT MOET WORDEN? ZOU HET EEN VERBETERING ZIJN ALS DE INFORMELE ECONOMIE ZOU VERDWIJNEN? Het is nogal onwaarschijnlijk dat de informele economie zou verdwijnen. Maar op de vraag of de gemiddelde samenleving beter af is met een kleinere informele economie, zal het antwoord ‘ja’ zijn: er zijn goede redenen om te proberen de informele economie toch op zijn minst zo klein mogelijk te houden. Dat lijkt mij zowel vanuit een efficiëntie- als een sociaal rechtvaardigheidsperspectief evident. Beide komen overigens samen in een voor de hand liggend brood- en-boter-argument: zonder beleid wordt ook de financieringsbasis van de overheid serieus ondermijnd. Elk beleid heeft zijn kost en de vraag is of het altijd de moeite waard is. Soms kan je heel eenvoudig dingen formaliseren. Bijvoorbeeld: prostitutie zit nu in een soort van juridisch limbo tussen de legale en de ondergrondse economie in. Dat dwingt participanten tot een bestaan in de informele sector.

WAT KAN DE FORMELE ECONOMIE LEREN VAN DE INFORMELE ECONOMIE? Ik heb eerder naar het exit-perspectief gewezen. Politici kunnen leren van de informele economie door het als een alarmsignaal of knipperlicht te beschouwen. Als te veel mensen in een bepaalde sector overstappen naar de informele sector, dan kan je dat ook een stuk toewijzen aan een tekortschieten van regulering of beleid. Vooral in midden- en lage inkomenslanden heeft een overgang naar de formele economie echt wel attractieve kanten. Men betaalt misschien wel meer belastingen maar men krijgt een betere bescherming. Maar als de overheid corrupt en ineffectief is, dan ontneem je elke prikkel om naar de formele economie over te gaan. Anderzijds klinkt het romantiserend, maar in die informele economie zitten vaak ook heel inventieve mensen en er zit geweldig veel ondernemerschap. Dus je kan veel van de informele economie leren als het gaat over flexibiliteit en snelle adaptatie aan prijszetting of veranderende omstandigheden. En dan tenslotte, het interessante is dat we toch wel wat evidentie hebben dat in informele markten sociaal kapitaal, sociaal vertrouwen in de wederzijdse coördinatie tussen partijen een veel belangrijker rol speelt, net omdat je geen overheid hebt om op terug te vallen. Dus van dat soort mechanismen, hoe reguleer je markttransacties, hoe reguleer je die zodanig dat er niet teveel misgaat in de coördinatie tussen partijen, enzovoort, kan je soms veel leren van de informele economie.

DUS DE INFORMELE ECONOMIE LIJKT DAN VEEL MEER GEBASEERD TE ZIJN OP VERTROUWEN TUSSEN DE MENSEN? EN KAN HET DAN ZIJN DAT DIE FORMELE ECONOMIE TE VEEL GEFORMALISEERD IS OF NET NIET? Formele mechanismen zijn per definitie duur en traag, als je ze vergelijkt met sociaal vertrouwen en sociale relaties. Als je goede relaties hebt met je klanten en je leveranciers, kun je sneller dingen afspreken zonder dat je naar dure arbitrage of rechtbanken moet stappen. Maar omgekeerd werken informele afdwingmechanismen zoals sociale relaties en vertrouwen, alleen voor nabije mensen. Daarom bestaan er in de informele sector waarschijnlijk ook geen multinationals. Om ook op geografisch en sociaal grotere afstanden te werken, heb je ook formele afdwingingskanalen nodig, ook als die duurder zijn. Daar ligt ook het verschil tussen informele economie en criminele economie. In (een deel van) de criminele economie bestaat afdwinging via fysiek geweld maar dat is in de informele economie om allerlei redenen eerder zeldzaam.

ZIJN ER LESSONS TO BE LEARNED VOOR MENS EN MAATSCHAPPIJ UIT HEEL JOUW ONDERZOEK VAN DE INFORMELE ECONOMIE? Belangrijk is dat de informele economie niet bestaat zonder de formele economie. De informele economie kan ons veel leren over wat er gebeurt als we de overheid, de regulering wegnemen in een bepaalde omgeving en wat regelgeving doet met markteconomieën, transacties, enzovoort. Ook mensen die er niet mee bezig zijn kunnen er misschien iets uit halen. De tweede belangrijke les is dat er geen eenvoudige oplossingen zijn waarbij het met een pennenstreek is opgelost. Het is wat mensen met wetten en beleid doen, dat het recht en politiek tot een echt stuk van de samenleving of van de economie maakt.

Hanneke van Sloten & Hilde Roos.