Interview Danny Van Assche (UNIZO)
In de jaren 1980 en 1990 zochten de jonge afgestudeerden vooral ‘zekerheid’. Dat had natuurlijk ook te maken met de tijdsgeest, na de diepe recessie met hoge werkloosheid door de oliecrisissen van de jaren 1970. Het vinden van een ‘vaste job’ was toen het grote streefdoel, en als het even kon ‘aan de staat’, bv. in het onderwijs. Daarnaast waren er ook de opkomende grote corporates in accountancy en consultancy waar je met hard werken veel geld kon verdienen. Maar het sleutelwoord was toch ‘zekerheid’. En wat zien we nu? Elk jaar wordt er een record gevestigd in het aantal startende ondernemingen, jaar na jaar: mensen die zelf een eigen onderneming willen oprichten. We zien dat ondernemerschap voor veel jongeren, en zeker ook voor de jonge economisten, een heel aantrekkelijke gedachte is. Dát is het grote verschil met vroeger en dat is eigenlijk wel hoopgevend”, zo stak Danny Van Assche, topman van zelfstandigenorganisatie UNIZO van wal.
Foto: Mario Mertens-UNIZO
"De jongste generaties studenten zijn veel meer op ondernemerschap gericht dan hun voorgangers"
Hoe verklaart u die ontwikkeling?
Danny Van Assche: De tijdsgeest speelt een belangrijke rol. Veel jongeren willen iets doen, willen jumpen, terwijl ze goed weten dat ze daarmee ook een risico nemen. Ondernemen zonder risico bestaat immers niet. Daarnaast is er een belangrijke ondersteunende factor, namelijk het statuut van student-ondernemer, dat nu zo’n achttal jaren geleden werd opgestart. En dat is behoorlijk succesvol gebleken. We zijn recent gaan kijken naar degenen die 8 jaar geleden als student-ondernemer zijn gestart en wat er van hen geworden is. Zijn ze nog altijd actief als ondernemer? Welnu, het blijkt dat meer dan de helft dat inderdaad nog altijd is, nu als volwaardige ondernemer. Een klein deel is nog altijd student-ondernemer, meestal recent opgestart.
Het is bovendien ook formeel gemakkelijker geworden. Zelfs als je een vennootschap opricht moet je geen startkapitaal meer voorzien, de administratieve rompslomp is beperkter geworden. UNIZO kan jonge ondernemers daarbij ondersteunen. Enerzijds is er onze werking ‘onderwijs en ondernemen’ om jongeren zin te doen krijgen in ondernemerschap. Dat is minder bekend aan KU Leuven om de eenvoudige reden dat KU Leuven bijzonder goede programma’s heeft om ondernemerschap te ondersteunen. Anderzijds geven wij ook professionele begeleiding aan startende ondernemingen, teneinde hun kansen op succes te maximaliseren (Lees hier: ‘De starterswerking van UNIZO’).
U vertegenwoordigt vele tienduizenden ondernemers, vaak kmo’s (zie Kader: De 3 pijlers van UNIZO). Maar ziet u nog uitbreiding?
Danny Van Assche: Als u onze geschiedenis overloopt sinds de Tweede Wereldoorlog ziet u dat de economische activiteiten in ons land zich enorm ontwikkeld hebben en dat er voortdurend nieuwe sectoren ontstaan. In de coronaperiode hebben we sectoren gevonden waar we nog niet mee samenwerkten, bv. de sector van de eventbedrijven (bv. organisatoren van vakbeurzen). Die waren toen zelfs nog niet eens als sector georganiseerd. Met onze steun werd in drie weken tijd, na de corona-uitbraak in 2020, een sectorfederatie van de eventbedrijven opgericht. Die diversiteit in onze economie is echt wonderbaarlijk. Dierenhotels en dierenkapsalons kwamen bij ons aankloppen. Wat moesten zij doen? Moesten zij ook de deuren sluiten zoals de gewone hotels en kappers? Toen mocht de ene sector open zijn en de andere niet. Als UNIZO hebben we voor een gelijke behandeling geijverd. Op zichzelf konden die kleine bedrijfjes niets bereiken. Maar samen hebben we wél een en ander bereikt. Op dat moment hebben wij voor vele bedrijven onze toegevoegde waarde bewezen. Het is voor ons inderdaad belangrijk dat wij de vinger aan de pols houden en nieuwe economische activiteiten kunnen ontdekken en verenigen binnen UNIZO.
Hoe organiseert u die belangenverdediging voor zo’n heterogene groep van ondernemers?
Danny Van Assche: Wel, vooreerst is er een duidelijke taakverdeling. De sectoren verdedigen hun eigen specifieke belangen, zoals Bouwunie dat doet voor de aannemers. Zij kennen immers het best hun specifieke sectorale problemen. UNIZO komt dan op voor de gemeenschappelijke belangen van alle ondernemers. En deze gedeelde belangen vatten zich samen in grote thema’s zoals de loonkostproblematiek, de energiekosten, de administratieve rompslomp die extra zwaar weegt op kleine ondernemingen … Voor deze thema’s werken we goed samen met VBO en Voka, het gaat tenslotte om dezelfde ondernemersbelangen. Onze accenten liggen natuurlijk duidelijk bij de problematiek van de zelfstandige ondernemers. En die desiderata leggen wij ook op tafel bij sociale onderhandelingen met het oog op het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s), wat óók een belangrijke opdracht is van UNIZO.
Waarom is die belangenverdediging zo belangrijk, en volgens u zo noodzakelijk?
Danny Van Assche: U leest toch regelmatig in de kranten of hoort het op de radio en tv: de vele ballonnetjes die politici om de haverklap oplaten. Er gebeurt ergens iets, en hopla! ’s Anderendaags voelen sommige politici zich geroepen om met een nieuwe wet of reglementering ‘een probleem’ aan te pakken … Maar vaak gaat het om foute oplossingen. Ik hoor dus veel fausses bonnes ideés: een zogenaamde ‘oplossing’ die het probleem alleen maar erger en complexer maakt, of minder werkbaar. Het is mijn opdracht om namens UNIZO de reality check vanuit het terrein ter sprake te brengen tegenover die steekvlampolitiek.
Je hebt geen idee hoeveel politici met een belangrijke verantwoordelijkheid nauwelijks beseffen hoe het er in de praktijk aan toegaat bij bedrijven, en hoe ondernemers het beleid daadwerkelijk ervaren. Eén voorbeeld: de Vivaldi-regering heeft de zogenaamde Federal Learning Account (FLA) ingevoerd. Deze regeling verplicht bedrijven om voor élke werknemer élke opleiding apart te registreren. Dat is onwerkbaar, zeker voor kmo’s, en leidt tot pure administratieve rompslomp terwijl die info al via bv. de sociale balans beschikbaar is. Ondernemers zijn ervan overtuigd dat levenslang leren een must is, maar die bureaucratische FLA-tool zal geen enkele extra opleiding opleveren, alleen maar administratieve frustratie. Afschaffen dus. Kortom: het maatschappelijk middenveld is noodzakelijk voor ‘goed beleid’. Een overheid die daar geen gebruik van maakt, vaart blind, en daar komen ongelukken van.
“In Leuven heb ik les gekregen van onwaarschijnlijk interessante professoren. Het zijn vooral de boeiende economische inzichten die mij zijn bijgebleven.”
Naast de uitgebreide starterswerking heeft Unizo ook een seniorenwerking. Waaruit bestaat die?
Danny Van Assche: Aan alles komt ooit een einde, ook aan een succesvolle ondernemerscarrière. Maar betekent dit dat men altijd abrupt wilt stoppen? Voor velen is dat niet het geval. Van de 1,3 miljoen zelfstandigen zijn er maar liefst 120.000 die al pensioengerechtigd zijn, dat is dus circa 10% van het totaal.
Een interessante vaststelling is dat starters niet altijd jongeren zijn. Er zijn ook heel veel starters op latere leeftijd. Van de zestigplussers is gemiddeld 38% beroepsactief. Zij hebben allemaal veel ervaring in één of ander domein. Sommigen zouden bv. een paar jaar in het onderwijs kunnen gaan werken, daar schreeuwt men om mensen. We stellen vast dat zestigplussers vaak zeggen: ‘Oke, ik heb nu al die jaren voor een bedrijf gewerkt, heb veel expertise opgedaan, welnu, ik ga die kennis voortaan voor mezelf inzetten.’ Dat leidt vaak tot freelance activiteiten, bijvoorbeeld in HR, in IT, in business consulting … Daarnaast zijn er ook de flexijobs. Soms willen gepensioneerden immers geen grote verantwoordelijkheden meer op zich nemen, en/of beperkt werken. Zij kunnen bv. in de supermarkt een centje bijverdienen, en dat kan onbeperkt zonder fiscale gevolgen. Het is jammer dat de flexijobs voorlopig beperkt zijn tot een aantal sectoren. Wij begrijpen niet waarom sommige sectoren ervan worden uitgesloten. Dat moet de volgende regering uitbreiden.
Hoe kunnen we die senioren-ondernemers bij elkaar brengen? Wel, als zelfstandigen zijn ze natuurlijk gewoon welkom bij UNIZO, maar daarnaast hebben we ook NEOS. NEOS is een seniorenvereniging die zich richt op gepensioneerde ondernemers. De leden komen samen in lokale clubs en hebben een eigen, gevarieerd programma, vaak met een link naar ‘ondernemen’. NEOS behoort tot de ruime UNIZO-familie, net als bijvoorbeeld Markant (nu Vrouwennet vzw) en Liantis, dat een breed dienstenaanbod heeft zoals een sociaal secretariaat, een ondernemingsloket, een sociaal verzekeringsfonds, preventie en welzijn, en consulting.
Wat denkt u van een adviesraad van en voor de senioren?
Danny Van Assche: Eén van de spin-offs van UNIZO is een netwerk voor wat grotere kmo’s. Eén van de belangrijke zaken die daarin operationeel zijn, is een adviesraad. Waarom? De meeste van deze bedrijven zijn familiale ondernemingen zonder echte raad van bestuur. We hebben daarom een code ‘goed kmo-bestuur’ opgesteld. Eén van de aanbevelingen is: ‘zorg ervoor dat je een adviesraad hebt’. Behandel die raad alsof het uw raad van bestuur is. Beschouw het als een klankbord van objectieve experten die uw bedrijf mee vooruit willen helpen. Wie zijn interessante figuren om in die adviesraden te zetelen? Dat zouden bijvoorbeeld alumni kunnen zijn die in de bedrijfswereld thuis zijn, en op het einde van hun loopbaan zijn aanbeland.
Ook interessant om te melden is dat UNIZO elk jaar een topseminarie organiseert waarin op één dag tien managementboeken beknopt worden voorgesteld door de auteurs zelf. Ze krijgen een strak getimede pitch van 30 minuten, gevolgd door vragen uit het publiek bestaande uit … 800 ondernemers. Dat is altijd een groot succes, en voor de auteurs steeds weer een enorme uitdaging!
U heeft zowel in Antwerpen als in Leuven gestudeerd. Wat is voor u het verschil tussen beide?
Danny Van Assche: Ik heb eerst vier jaar politieke & sociale wetenschappen gedaan in Antwerpen. In de kandidaturen, zoals dat toen nog heette, heb ik sociaaleconomische wetenschappen gestudeerd aan UFSIA-UIA (1989-93). Daarna ben ik de licenties economische wetenschappen gaan doen aan KU Leuven (1993-95). Wat ik van pol&soc heb meegekregen, is het maatschappelijk engagement, en van economische wetenschappen het economisch denken, en een drive naar resultaat. Voor mij was dat een ideale combinatie, zeker voor mijn huidige job bij UNIZO. In Leuven heb ik les gekregen van onwaarschijnlijk interessante professoren. Het zijn vooral de boeiende economische inzichten die mij zijn bijgebleven. Je krijgt daar echt ‘Het Grotere Verhaal’, en je leert ook kritisch denken en de dingen voorbij de cijfers te zien. ‘Cijfers liegen niet, maar leugenaars cijferen wel’, dat heb ik goed onthouden!
Het verschil tussen Leuven en Antwerpen? Er is vooral een verschil tussen de steden. In Antwerpen vallen de studenten eigenlijk niet zo op, ze zijn goed geïntegreerd in de stad en gaan erin op. Leuven daarentegen is een echte studentenstad, gedomineerd door de studenten, het studentenleven, en de professoren. Het lijkt een beetje op een reservaat – en dat is niet pejoratief bedoeld – door die concentratie aan studenten. Leuven doet eigenlijk een beetje denken aan een Amerikaanse campus.
Fa Quix en Freddy Nurski