Column. België moet mikken naar de wereldtop in Onderzoek & Ontwikkeling
De beslissing om meer in te zetten op Onderzoek & Ontwikkeling (O&O) is één van de meest succesvolle beleidskeuzes geweest van de voorbije jaren in ons land. Net nu België aan de Europese top staat op het vlak van O&O staat die steun vreemd genoeg onder druk. Op die manier dreigen we op korte termijn een besparing te realiseren die ons op langere termijn net meer zal kosten aan gemiste welvaart. We zouden beter doorduwen en mikken op de absolute wereldtop.
Productiviteitsgroei nodig
Als het gaat over onze economie focussen onze politici graag op ‘meer mensen aan het werk’ als belangrijkste beleidsobjectief. De huidige federale regering schoof bij haar start zelfs expliciet de doelstelling van een werkzaamheidsgraad van 80% naar voor (ook al nam ze tot nog toe amper stappen om die doelstelling ook effectief te realiseren). Meer mensen aan het werk is een duidelijke beleidsdoelstelling die makkelijk te begrijpen is voor een breder publiek. Voor onze toekomstige welvaartscreatie maakt dat evenwel vrij weinig uit. Om extra welvaart te creëren, is de productiviteitsgroei veel belangrijker. Volgens simulaties van het Planbureau moet ruim 90% van onze welvaartsgroei de komende decennia komen van een toename van de productiviteit.
Op dat vlak zijn de ervaringen van de voorbije jaren niet meteen geruststellend. In zowat alle industrielanden is de productiviteitsgroei al decennialang aan het vertragen. De grote stappen voorwaarts, door onder meer de automatisering in de industrie en de spectaculaire toename van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking, zijn ondertussen gezet. Verdere stappen blijken lastiger. Extra verontrustend is dat die vertraging in de productiviteitsgroei in ons land meer uitgesproken is dan in de meeste andere industrielanden. Voor een stuk is dat allicht te wijten aan het feit dat we in het verleden voor liepen op dat vlak, maar het valt niet uit te sluiten dat er meer aan de hand is. De jongste jaren is de productiviteitsgroei nagenoeg stilgevallen. Dat hypothekeert ons welvaartspotentieel op langere termijn, en zou dan ook prioriteit nummer één moeten zijn van het beleid (ook al is productiviteitsgroei voor een breder publiek minder tastbaar).
Om de productiviteitsgroei op te krikken, moet ingezet worden op verschillende sporen, zoals een beter werkende arbeidsmarkt, meer inzetten op opleiding, betere infrastructuur, meer concurrentie binnen bepaalde sectoren … Een van de belangrijke sporen daarbij is evenwel innovatie. Zaken beter en slimmer aanpakken, is de kortste weg naar meer productiviteit. Op het vlak van innovatie schrijft België al langer een succesverhaal, maar net dat verhaal wordt vandaag in vraag gesteld.
O&O onder druk?
Minister van Financiën Van Peteghem werkt al geruime tijd aan een grote fiscale hervorming. Op korte termijn wil hij daarin al een paar beperkte stappen zetten (in afwachting van een grotere hervorming in de volgende legislatuur). Daarvoor lijkt hij te kiezen voor een verlaging van de belastingdruk op arbeid om de koopkracht te ondersteunen, wat hoofdzakelijk gefinancierd zou moeten worden door bepaalde fiscale voordelen voor bedrijven in te perken. Op zich is dat al een vreemde keuze na een periode waarbij de koopkracht van de gezinnen al sterk ondersteund werd via de automatische loonindexering die gefinancierd wordt door de bedrijven. Volgens de jongste ramingen van het Planbureau zou de gemiddelde koopkracht van de Belgische gezinnen in 2022-2023 met 2,5% toenemen (voor alle duidelijkheid, dat is bovenop de inflatie). Op die manier werd de factuur van de inflatieschok al grotendeels doorgeschoven naar de bedrijven. Daarbovenop nu nog een extra fiscale factuur naar de bedrijven sturen, zou onze concurrentiepositie nog verder ondergraven, en dat is geen goed idee.
Het wordt nog vreemder gezien in die fiscale hervorming ook de steunmaatregelen voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) in het vizier kwamen. Dat is opmerkelijk gezien de cruciale rol van innovatie voor onze toekomstige productiviteitsgroei, en ook gezien de steun aan O&O net één van de beleidsmaatregelen is die de voorbije jaren echt gewerkt heeft.
Succesvol innovatiebeleid
Midden jaren 90 was België een middenmotor op het vlak van O&O-uitgaven. Met zo’n 1,6% van het BBP kwam ons land toen op een 14de plaats onder de industrielanden. Vandaag is België met 3,4% van het BBP aan O&O-uitgaven opgeklommen naar een 6de plaats onder de industrielanden, en horen we bij de toplanden in Europa. Vlaanderen zit aan 3,6% van het BBP en hoort daarmee bij de Europese topregio’s. Dat is te danken aan een combinatie van bewust beleid om O&O te ondersteunen en bedrijven die volop meestapten in dat verhaal. Drie kwart van de O&O-uitgaven gebeuren door de bedrijven. Volgens de Europese Commissie is België één van de vier ‘innovation leaders’ in Europa. De beleidskeuze om aansluiting te vinden met de Europese top op het vlak van O&O is één van de successen van ons beleid van de voorbije decennia. Maar dat wil niet zeggen dat het nu stilaan goed is geweest met die innovatie, dat we nu de inspanningen kunnen opgeven.
Integendeel, innovatie wordt alleen maar belangrijker. Heel de wereld staat voor een aantal enorme uitdagingen, zoals de energietransitie, de duurzame transitie, de digitale transitie of de demografische transitie. Voor elk van die uitdagingen zullen de oplossingen moeten komen vanuit innovatie, vaak vanuit bedrijven. Naast onze ligging in het hart van Europa heeft België weinig ‘natuurlijke’ troeven die we economisch kunnen uitspelen. Maar we kunnen wel het verschil maken met innovatieve ideeën. Dat doen we vandaag trouwens al met O&O op het vlak van chiptechnologie, biotech, farma, energie, klimaat …
Mikken op de wereldtop
Maar er blijft natuurlijk potentieel om nog beter te doen. We blijven ver achter op de toplanden op wereldvlak. In Israël en Zuid-Korea liggen de O&O-uitgaven rond 5% van het BBP. Ook de absolute topregio’s in Europa zitten op dat niveau. Het zou ook in België en Vlaanderen de ambitie moeten zijn om die richting uit te gaan. Daarbij zouden we vooral aandacht moeten hebben voor de linken tussen O&O en concrete economische activiteiten. We hebben top-kenniscentra met onder meer Imec en VIB en onze internationaal hoog aangeschreven universiteiten. Maar al te vaak ontbreekt nog de stap tussen O&O en lokale economische activiteiten. Op dat vlak laten we vandaag nog te veel kansen liggen, denk maar aan Imec en ASML.
Het Leuvense Imec is wereldtop op het vlak van onderzoek rond chiptechnologie, maar de economische toepassingen daarvan gebeuren bij wijze van spreken bij ASML in Eindhoven (en nog meer in de VS en Azië). We moeten in België nog veel meer inzetten op het uitbouwen van economische activiteiten vertrekkend vanuit onze O&O-inspanningen. Dat vereist onder meer nog intensere samenwerking tussen onderzoekscentra en bedrijven en meer inspanningen voor de ontwikkeling van technologieën die dichter bij de markt staan.
Slecht idee
In elk geval zou het een slecht idee zijn om net nu de steun voor O&O af te bouwen. Daarmee valt op korte termijn op papier een zekere besparing te realiseren, maar de uiteindelijke kostprijs daarvan in termen van gemiste welvaart zou op termijn die besparing veelvoudig overtreffen. Innovatie is immers de beste garantie voor onze welvaartscreatie (in de breedste zin van het woord) op lange termijn. In die zin moeten we de O&O-steun niet inperken, maar net nog verder versterken, zowel naar budget, als naar de richting van die steun (met dus meer aandacht voor de concrete link met de resulterende economische activiteiten).
We zijn vandaag al wereldtop in belastingdruk op arbeid, in krapte op de arbeidsmarkt, in omvang van het overheidsapparaat, en nog wel wat andere ‘handicaps’ die ons economisch potentieel ondermijnen. Het zou geen slecht idee zijn om daartegenover ook een plek aan de absolute wereldtop in O&O te plaatsen. Net daar ligt de toekomst voor onze economie en onze welvaart.
Bart Van Craeynest Hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek “Terug naar de feiten”