De oplopende facturen voor de Belgische overheid: een enorme uitdaging

Volgens de Europese Commissie is België goed op weg om het grootste begrotingstekort in Europa te halen in 2020. De lange lijst verkiezingsbeloftes in de aanloop naar de verkiezingen in mei, het beschamende gebrek aan dynamiek in de nieuwe regeringsvorming en het opmerkelijk vlot goedkeuren van nieuwe uitgaven via wisselmeerderheid in het parlement zouden het al eens doen vergeten, maar de Belgische overheden, en vooral de federale, staan voor enorme budgettaire uitdagingen.


VERGRIJZINGSFACTUUR

De budgettaire uitdagingen die op ons afkomen zijn al langer gekend. De veroudering van de bevolking zet onze sociale zekerheid in toenemende mate onder druk, vooral via hogere uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg. De Studie commissie voor de Vergrijzing maakt jaarlijks een raming van die vergrijzingsfactuur. Volgens de jongste raming zullen de jaarlijkse overheidsuitgaven tegen 2040 17 miljard in euro’s van vandaag hoger liggen dan vandaag. En dat is een optimistische inschatting. Zo gaat de Studiecommissie er van uit dat de productiviteitsgroei de komende decennia versnelt van zo’n 0,5% per jaar vandaag naar 1,5% en dat het prijskaartje van nieuwe medische technologie zal meevallen. Beide hypothesen gaan in tegen de trends van de voorbije decennia. Als die trends niet keren, dan loopt de vergrijzingsfactuur nog verder op.


Naast die vergrijzingsfactuur heeft België ook een dringende nood aan meer investeringen. De Belgische overheid investeert sinds het midden van de jaren 80 net voldoende om de normale slijtage op te vangen. Daarmee hangt België helemaal achteraan het Europese peloton wat overheidsinvesteringen betreft, wat trouwens in schril contrast staat met onze positie op het vlak van belastingdruk.

Sinds midden jaren 80 is onze economie evenwel bijna verdubbeld, zodat de infrastructuur al lang niet meer voldoet. Het drama van de Brusselse tunnels is daarvan een pijnlijke illustratie. Als België qua overheidsinvesteringen wil aansluiten bij het gemiddelde van Frankrijk en Nederland is een bijkomende jaarlijkse inspanning van 5 miljard euro per jaar nodig. Als we mikken op toplanden als Finland en Zweden loopt die inspanning op tot bijna 10 miljard.


20 MILJARD, IEMAND?

Die budgettaire uitdagingen worden voor de volgende federale regering al heel reëel. Tijdens de vorige legislatuur viel de vergrijzingsfactuur nog mee, en werd die bovendien gecompenseerd door afnemende uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. De komende jaren schakelt de vergrijzing evenwel een versnelling hoger. Voor de volgende federale regering ligt nu al een vergrijzingsfactuur van 5 miljard euro te wachten. De inhaalbeweging op het vlak van de overheidsinvesteringen komt vooral op rekening van de regionale overheden, maar ook daarmee kunnen we eigenlijk niet meer wachten. En natuurlijk niet vergeten dat de Belgische overheden samen in 2020 al aankijken tegen een structureel begrotingstekort van 10 miljard euro. Alles samen ligt er voor de volgende legislatuur al een factuur van zo’n 20 miljard klaar. En dat is nog zonder de vele beloofde nieuwe niet-investeringsuitgaven of belastingverlagingen.


WIE ZAL DAT BETALEN?

Het politieke debat lijkt vandaag vooral te focussen op wie nu echt verantwoordelijk is voor het begrotingsdebacle, terwijl het natuurlijk veel belangrijker is om te zien wat we daaraan kunnen doen. Er zijn op dat vlak niet ontelbaar veel mogelijkheden. In bepaalde hoeken wordt daarvoor steevast gekeken naar extra inkomsten.

‘Correctere’ sociale bijdragen, het terugdraaien van allerlei lastenverlagingen, een ‘eerlijke’ belasting op ondernemingen of een ‘rechtvaardige’ belasting op vermogen worden dan op tafel gelegd. Dat soort voorstellen gaat nogal vlot voorbij aan de huidige fiscale situatie in ons land. Ons huidige belastingstelsel is al geruime tijd aan een grondige hervorming toe, maar om de budgettaire uitdagingen langs fiscale weg te financieren zijn simpelweg extra inkomsten nodig. En dat terwijl we vandaag na Frankrijk al de hoogste belastingdruk van Europa hebben. Om de facturen die voor ons liggen te financieren, zouden we met voorsprong naar de top qua belastingdruk moeten. Dat zal niet lukken zonder belangrijke economische schade.


MIDDELMATIGE KWALITEIT

Het alternatief voor extra inkomsten is het beperken van de uitgaven. De voorbije jaren was er veel protest tegen de ‘keiharde’ besparingen van de regering Michel, maar vandaag bedragen de Belgische overheidsuitgaven nog altijd 52% van het BBP, de derde hoogste van Europa. Hoge overheidsuitgaven zijn op zich geen probleem natuurlijk, het hangt er maar vanaf of die middelen efficiënt gebruikt worden. En net daar wringt in België het schoentje. De Belgische belastingbetaler betaalt veel, maar krijgt daar in het beste geval middelmatige kwaliteit voor terug.


Dat patroon is duidelijk voor de totale overheid, maar komt evengoed terug in allerlei onderdelen van de overheid: infrastructuur, gezondheidszorg, onderwijs, justitie en politie, openbaar vervoer ... Internationale vergelijkingen tonen telkens aan dat er heel wat landen zijn die op die domeinen een hogere kwaliteit afleveren voor lagere uitgaven.

Dat suggereert dat ook de Belgische overheid duidelijk efficiënter zou moeten kunnen. In het licht van de belangrijke budgettaire uitdagingen kunnen we het ons niet langer veroorloven om dat soort efficiëntiewinsten te laten liggen.


PRODUCTIVITEITSGROEI

Op langere termijn vereist de aanpak van onze uitdagingen een bredere financieringsbasis via meer mensen aan het werk en vooral een sterkere productiviteitsgroei. In sommige hoeken wordt de jongste tijd gepleit voor een tragere economische groei of zelfs doodleuk voor een einde aan de economische groei, maar zonder een degelijke groei wordt het onhaalbaar om onze huidige welvaartsstaat overeind te houden.


Ook daarvoor zijn de recepten gekend: langer werken, meer investeren in onderwijs en O&O, slim rekeningrijden, betere infrastructuur, flexibelere arbeids- en productmarkten, ...Simulaties van de OESO suggereren dat de economische activiteit in België met een derde opgekrikt kan worden door in het beleid voluit te gaan voor de best practices onder de industrielanden. Nu alleen nog iemand vinden die de daarvoor noodzakelijke hervormingen wil implementeren.


Bart Van Craeynest

Hoofdeconoom bij Voka en auteur van ‘Terug naar de feiten'