INTERVIEW FRANK VERBOVEN

Mededingingsbeleid en gevolgen corona

Gebeurtenissen tijdens de laatste maanden waren schokkend voor bedrijven en handelaren. De Coronacrisis dicteerde strenge maatregelen en de Brexit herdefinieert de Europese relaties om nog maar twee zaken te noemen. Vanuit de bedrijfswereld horen we de opmerking dat er zich een verstoord competitiebeleid voltrekt. Om deze zaken beter te begrijpen vragen we verduidelijking aan Professor Frank Verboven, die zich al jaren concentreert op “mededingingsbeleid”.

WAT IS MEDEDINGINGSBELEID EIGENLIJK?

Mededingingsbeleid is beleid gericht naar bedrijven met de bedoeling om consumenten te beschermen. Er zijn vier luiken. Het eerste luik is fusiewetgeving, waarbij men kijkt of bepaalde concentraties teveel marktmacht genereren wat ten nadele kan zijn van de consument; een tweede luik is kartelbeleid waarbij men probeert kartels tussen bedrijven op te sporen die prijsafspraken of andere afspraken rond marktafbakeningen maken. Het derde luik dat momenteel heel actueel is, is misbruik van dominante posities. Google bijvoorbeeld heeft hiervoor in Europa al veel boetes gekregen en nu wordt ook in Amerika een onderzoek gestart. Het vierde luik tenslotte betreft het waken over onrechtmatige staatssteun.

IS DIT NIET VOORAL EEN ZAAK VOOR JURISTEN? WAT IS DE ROL VOOR ECONOMEN, WAT HEBBEN ZIJ ER MEE TE MAKEN?

Het begint dikwijls met een zaak voor juristen omdat er heel duidelijke regels zijn. Juristen kijken naar bepaalde regels en procedures die misschien overtreden worden. Maar dikwijls zijnde zaken heel complex en is het maatmerk. Je moet dan echt kijken naar economische factoren die een rol spelen. Ik geef een voorbeeld waar economen belangrijk kunnen zijn: bij fusies zouden we bezorgd kunnen zijn wanneer twee bedrijven gaan fusioneren en een marktaandeel gaan verwerven van 30-40%. Dat is een juridische inkijk, maar die regel is te eenvoudig omdat niet alle fusies per se slecht zijn voor de concurrentie als ze 40% van de markt innemen. Omgekeerd kunnen fusies die maar 30% of slechts 20% van de markt innemen, heel slecht zijn. Het zal er van afhangen hoe sterk die bedrijven met elkaar concurreerden vóór de fusie. Economen kunnen helpen om te meten en berekenen hoe sterk die concurrentie was en hoeveel concurrentie ze gaan elimineren door met elkaar samen te gaan.

HOE MOETEN WE DIT MEDEDINGINGSBELEID OP EUROPEES VLAK EN OP BELGISCH/NATIONAAL VLAK VOORSTELLEN?

Er bestaat wetgeving voor fusies, kartels, staatssteun en machtsmisbruik op nationaal (Belgisch), op Europees en op Amerikaans niveau. Deze laatste kan een indirect effect hebben in Europa als de FTC (de Amerikaanse waakhond) zou beslissen dat Google bijvoorbeeld zou moeten opsplitsen in twee delen. Omgekeerd, als de Europese Commissie boetes geeft aan Google mag het bepaalde praktijken niet meer doen in Europa maar kan het die misschien nog wel doen in Amerika.

HOE DOET EUROPA DAT DAN? WAT MOETEN WIJ ONS DAARBIJ VOORSTELLEN, OF WAT GEBEURT ER?

Elke fusie moet genotifieerd (aangekondigd) worden waarbij de Europese Commissie kijkt of het een grensoverschrijdende fusie is en zo ja, of het voldoende grote bedrijven zijn die een probleem zouden kunnen vormen.

In dat geval kan zij tussen komen, een onderzoek starten en soms tot een tweede fase van het onderzoek gaan. Als er bijvoorbeeld op basis van marktaandeel toch een probleem zou kunnen zijn, gaat zij over naar de tweede fase waarin ze enkele maanden tijd hebben om een grondig onderzoek te doen. In het ergste geval kunnen zij de fusie van de twee bedrijven blokkeren of maatregelen (zgn ‘remedies’) voorstellen waarbij de fusie alleen kan worden toegelaten als het bedrijf bepaalde delen gaat afstoten omdat die teveel marktmacht zouden opleveren.

ZIJN DIE WETGEVINGEN OP EUROPEES EN NATIONAAL NIVEAU OP ELKAAR AFGESTEMD?

Die wetgevingen zijn binnen Europa zeker op elkaar afgestemd en er is ook coördinatie. Als de fusie in meerdere landen tegelijk een invloed heeft, gaat een nationale concurrentieautoriteit het toch overdragen aan de Europese Commissie omdat zij dat dan beter kan beschouwen. Er zijn ook heel lokale fusies; zoals bijvoorbeeld in Nederland tussen de mobiele telefonie-operatoren. Dat was eigenlijk een lokale fusie die alleen in Nederland een impact had maar wel door een Duits/Zweeds bedrijf. Die fusie is toch behandeld door de Europese Commissie maar wel in afspraak met de Nederlandse mededingingsautoriteit. Er is dus altijd wel coördinatie. De simpele regel is dat fusies met een voornamelijk lokale nationale impact behandeld worden doordat land zelf en fusies met een brede Europese impact worden overgedragen aan de Europese Commissie.

Ik geef een illustratie op het Europese - internationale vlak: Google wil Fitbit, producent van activiteitstrackers, opkopen. Fitbit is een groot bedrijf maar in termen van marktaandeel is het heel klein. Er zijn strengere maatregelen voor Google en als die dan een klein bedrijf als Fitbit opkoopt, is er toch grote bezorgdheid dat Google nog machtiger wordt. Men noemt dat een ‘killer acquisition’. Op die manier gaat Google alles weten over de gezondheid van mensen omdat het alle gezondheidsapps, alle data en soms nog meer kan controleren. Google kan die data eventueel gebruiken voor machtsuitbreiding en om nog meer personalised advertising te doen. Normaal gezien zou zo’n fusie nooit tegengehouden worden, maar omdat het Google is, dat al heel groot is, is hier toch een tweede faseonderzoek aan de gang.

WAT IS DE ROL VAN DE ACADEMICI, EN VOORAL DAN VAN DE ECONOMEN? WAT IS HET ADVIES VAN ECONOMEN IN DEZE JURIDISCHE ZAKEN?

Naast academische economen zijn er ook economen die werken bij de concurrentieautoriteiten en in economische adviesbureaus. Deze economen kunnen een belangrijke rol spelen. Het zijn dikwijls mensen met een doctoraat in economie, op het vlak van concurrentie en industriële organisatie. Ze kunnen bijdragen tot besluitvormingen op twee manieren: ten eerste door een goede theorievorming, want je moet voor elke praktijk vaststellen of er een ‘theory of harm’ is, dus of er een economische reden is waarom de fusie schadelijk kan zijn voor consumenten. Je kan niet gewoon zeggen ‘Google doet aan koppelverkoop’. Google had een zware boete gekregen omdat ze de Google Play app had gekoppeld aan het gebruik van de zoekmachine. Smartphone producenten zoals Samsung, die Google Play willen installeren op hun smartphone (en dat willen ze graag doen), moeten van Google ook de browser met Google search uitrusten. Dat is een koppelverkoop. Voor juristen is hiermee de kous misschien af, maar economen moeten dan kijken of dit de consumenten echt wel zal schaden. Ten tweede kunnen economen naast ‘theorie’ ook empirisch onderzoek doen, waarbij ze kijken of er genoeg concurrentie met Apple is of niet. Ze moeten dan met cijfers in kaart brengen hoe sterk die concurrentie is.

WAT DOEN JULLIE DAN EIGENLIJK, KIJKEN JULLIE NAAR CONSUMENTENGEDRAG, OF ER EEN STERKE VERMEERDERING OF VERMINDERING IS VAN DE VERKOOP VAN EEN OF ANDER BEDRIJF? HOE KUN JE DAT BEPALEN EN WELKE METHODEN GEBRUIK JE DAAR VOOR?

Wanneer twee bedrijven gelijkaardige producten verkopen, oftewel ‘goede substituten’ zijn, dan zijn dat sterke concurrenten voor elkaar en vormen die een sterke discipline op elkaar en op de markt. Als die twee bedrijven samen gaan en de discipline op elkaar meer verdwijnt, zijn we bezorgd. Een jurist kan dat niet uitmaken maar als econoom kun je dat bekijken door empirisch naar het verleden te kijken; hoe hebben consumenten gereageerd op prijsveranderingen. Stel dat concurrent A de prijslaat dalen en marktaandeel wint van concurrent B, ja dan moeten we echt bezorgd zijn wanneer A en B gaan fusioneren.

WANT DAN KAN ER NOG EEN CONCURRENT C ZIJN DIE HELEMAAL VERDWIJNT?

Dit betekent niet dat concurrent C gaat verdwijnen. Dat is nog een complexer geval. Maar in principe zou C hier ook nog blij mee kunnen zijn omdat hij ziet dat de twee bedrijven hun prijzen gaan verhogen. Maar de vraag is of C nog wel voldoende prijsdiscipline voelt. Als C in een ander segment actief is gaat dat niet het geval zijn.

Ik kan een voorbeeld geven van mijn eigen werk: een tiental jaar geleden heb ik advies gegeven aan de Zweedse concurrentie-autoriteit over een fusiezaak in de farmaceutische industrie, in de markt voor pijnstillers. Er zijn drie grote soorten: paracetamol, ibuprofen en aspirine. In de Zweedse markt gingen twee bedrijven samen die actief waren in hetzelfde segment, namelijk paracetamol. Bovendien was er niemand anders van de concurrentie actief in dat segment. We hebben een vraagmodel geschat waarin we keken of er inderdaad sterke marktsegmentatie is voor de fusie; of dat de twee fusionerende bedrijven sterke discipline op elkaar vormen dan wel of mensen gemakkelijk kunnen substitueren naar ibuprofen. We hebben berekend dat er een hele sterke segmentatie is, dat paracetamol echt wel een ander segment is. We hebben ook een economisch model gebruikt om te voorspellen hoe ze de prijzen zouden verhogen. We hadden voorspeld dat die prijzen zouden stijgen met ongeveer 35%. Uiteindelijk heeft men de fusie toegelaten om eerder politieke redenen. Nadien hebben we een evaluatie gedaan van de fusie en hebben we gevonden dat de prijzen inderdaad zelfs met 40% gestegen zijn. Dus je ziet dat die economische modellen wel steek houden.

PLEIT U EIGENLIJK VOOR EEN STRENGER MEDEDINGINGSBELEID? OF PLEIT U SOMS TEGEN EEN VERSTRENGING?

Het is een hele delicate en moeilijke balans. In het voorbeeld hierboven vond ik dat men strenger had moeten zijn. Maar niet elke fusie is per se slecht voor de concurrentie, er kunnen bv. efficiëntie-voordelen zijn. Twee bedrijven kunnen betere schaalvoordelen realiseren en in dat geval kan de fusie toch goed zijn voor de consumenten. Het is maatwerk en je moet het proberen te analyseren. En verder kunnen we niet alles verwachten van alleen mededingingsbeleid. Er zijn ook andere zaken die belangrijk zijn. Soms zijn bestaande reguleringen misschien nog veel slechter voor de concurrentie. En ik denk dat daar in België maar ook in andere Europese landen dikwijls iets aan gedaan kan worden. Een voorbeeldje is de typisch Belgische koopjeswet waarbij er een sperperiode is waarin geen solden mogelijk zijn. Het klinkt goed voor consumenten omdat ze kunnen profiteren van de solden, maar wat men vergeet is dat er die maand vóór die solden een sperperiode is waarin er eigenlijk geen concurrentie is. En dit is iets dat door de overheid in stand gehouden wordt. Dit soort zaken zouden op Belgisch niveau aangepakt kunnen worden. De grootste tegenstander hiervan is dikwijls de sectorzelf of kleine bedrijven die schrik hebben van de grotere ketens. Maar ja, dat is een proces van concurrentie.

DE KLEINERE WINKELS KUNNEN NATUURLIJK NIET OP TEGEN DE GROTERE H&M-WINKELS OMWILLE VAN HUN SCHAAL. MAAR VOOR DE CONSUMENTEN IS HET MISSCHIEN INTERESSANTER OM GEEN SPERPERIODE TE HEBBEN? DIE WINKELS GAAN MISSCHIEN VERDWIJNEN EN IS HET VANUIT DAT PERSPECTIEF DAT HET IN STAND GEHOUDEN WORDT?

Maar in de economie is er ook een proces nodig van creatieve destructie volgens de theorie van Schumpeter. Het is ook niet zo dat er in het buitenland waar geen koopjeswet bestaat, geen kleine winkels meer zijn. Ik weet niet of de diversiteit en de kleinere winkels in België zoveel beter beschermd zijn dan in het buitenland. Ik geef nog een voorbeeldje, omdat we niet alles mogen verwachten van het mededingingsbeleid - en ik schiet hierbij in mijn eigen voet natuurlijk. Naast regulering, die soms heel anti-competitief kan zijn, kunnen we ook winsten van globale bedrijven zoals Google belasten door een taks op alles wat met digital goods te maken heeft. Dit kan ook ten bate komen van de consument. Als je belasting kan vragen aan de grote bedrijven is er ergens anders ruimte om lagere belasting te geven.

IS DAT DOOR BELASTINGEN TE HEFFEN OP HUN INKOMEN OF WINSTEN? HOE KUN JE BELASTING HEFFEN OP ZULKE DATABEDRIJVEN?

Winstbelasting voor globale bedrijven is heel moeilijk omdat ze eigenlijk altijd via constructies kunnen zorgen dat hun winsten elders gerealiseerd zijn. Het voorstel is om het eerst te doen op basis van de lokale omzet omdat dat wel te meten is. Maar dat is een heel complexe juridische zaak. Het heeft ook heel wat internationale aspecten waardoor het moeilijk is voor individuele landen om dat alleen te doen. Ideaal zouden we dat op Europees niveau moeten proberen. Dat hoeft geen grote belasting te zijn. Het gaat eigenlijk om eerlijkheid van verdeling van winsten en dat zou daartoe kunnen bijdragen.

IS ER EEN VERSCHIL TUSSEN EUROPA, DE VS EN CHINA OM ZOIETS TE DOEN? IS DAT VERWEVEN MET DE POLITIEK?

We zien in het algemeen dat er een stijgende marktmacht is in westerse economieën. Onze collega Jan De Loecker heeft samen met Jan Eeckhout (ook een KU Leuven alumnus) een bekende paper geschreven over de stijgende marktmacht, kortweg stijgende winstmarges bij bedrijven. Maar we weten nog niet goed wat de oorzaken zijn van die stijgende markt macht. Het is niet per se slecht, het kan ook gewoon betekenen dat bedrijven competitiever zijn geworden en dus hogere winstenkunnen maken dankzij het feit dat ze efficiënter zijn geworden.

Dus in een globale markt met hoge vaste kosten voor onderzoek en ontwikkeling kunnen die hogere winstmarges mogelijk te begrijpen zijn. En als we dan kijken hoe de landen reageren dan is er wel redelijk wat consensus dat Europa de laatste 10 jaar of zelfs langer, strenger is geweest tegen die digitale bedrijven zoals Google dan de VS. Europa treedt op tegen Amerikaanse bedrijven en vanuit Europees perspectief kan je zeggen dat de VS haar eigen industrie bevoordeelt. Maar je kan het ook omdraaien en gewoon zeggen dat de Europese overheden zich minder geremd voelen wanneer het over buitenlandse bedrijven gaat. Het is een moeilijke zaak. Belangrijk is dat er voldoendemiddelen zijn voor de concurrentieautoriteiten.

Binnen Europa zijn er ook grote verschillen. Je ziet dat de koplopersop het gebied van concurrentiebeleid (het Verenigd Koninkrijk, de Scandinavische landen en Nederland) altijd heel dynamisch zijn geweest en voor een vrije markteconomie zijn, maar mét vrij sterke regels om te zorgen dat er concurrentie is die de marktmacht beperkt. In België is de liberalisering veel trager gegaan en heeft men ook altijd veel minder geïnvesteerd in een sterke mededingingsautoriteit.

HOE KOMT DAT? NEDERLAND IS OOK EEN KLEIN LAND. WAAR ZIT HET VERSCHIL TUSSEN DEZE TWEE LANDEN?

Dat is een combinatie van twee zaken: ten eerste de mentaliteit. We zijn minder het Angelsaksische model zoals Nederland waar men probeert die concurrentie zo sterk mogelijk te maken. België heeft meer de reflex gehad om ook te kijken naar de winsten van die ondernemingen op zich. Een tweede reden kan zijn dat deze federale materie in België geen prioriteit is. Je moet een sterk federaal land zijn om dat te kunnen doen. Die mededingingsautoriteit is onafhankelijk maar heeft te weinig middelen gekregen. Het is een te kleine groep.

WAT VERSTA JE ONDER ANGELSAKSISCH MODEL? IS HET DE ONDERNEMINGSZIN VAN DE ANGELSAKSEN?

Het Verenigd Koninkrijk heeft in de jaren 90 de reflex gehad om veel meer en sneller te liberaliseren in bijvoorbeeld telecommunicatie en daaraan gekoppeld hebben ze gezorgd dat de spelregels van concurrentie goed worden nageleefd. In België is het wat trager gegaan met die liberalisering en heeft men minder ingegrepen om te zorgen dat die concurrentie gevrijwaard wordt. Het is gewoon een beetje een andere mentaliteit ten opzichte van de vrije markt.

VINDT U HET VOOR DE ECONOMIE VAN EEN LAND BETER DAT WE MEER OF MINDER MOETEN INVESTEREN IN HET MEDEDINGINGSBELEID OF VINDT U HET BETER DAT BELGIË WAT TERUGHOUDEND IS?

Het zou goed zijn om meer middelen vrij te maken en meer te investeren. België heeft goede mensen en er is een chiefeconomist en een klein chief economist team. Maar op dit gebied zou het zeker nuttig zijn om meer te investeren. Nederland heefteen veelvoud van wat België heeft aan middelen. België heeft eerder de reflex om regels in te voeren, zoals die koopjeswetwaar ik eerder over sprak. Daar zijn dan wel veel middelen voor en er zijn inspecteurs die ervoor zorgen dat de regels van de koopjeswet goed worden nageleefd tijdens de sperperiode. Men zou hier beter de reflex hebben om de markt beter te latenwerken, maar dan wel te kijken of die spelregels goed worden nageleefd. Dat is een model dat veel beter zou werken.

IS ER IN BELGIË DAN TE WEINIG LIBERALISERING?

Men heeft wel de Europese wetgeving gevolgd maar is nooit voorloper geweest. Telecom werd geliberaliseerd in de jaren 90. Er zijn hier drie gsm-operatoren maar het is eigenlijk nooit gelukt om een vierde in de markt te krijgen. Scandinavische landen en het Verenigd Koninkrijk hebben dat wel gedaan. Je kan zeggen dat Scandinavische landen liberaler zijn in hun economie dan België. Ze hebben natuurlijk ook wel regels, maar op het gebied van concurrentie besteden zij veel meer middelen aan die concurrentiezaken dan hier.

HEBBEN DE CORONAMAATREGELEN EEN EFFECT OP HET MEDEDINGINGSBELEID? KOMEN STEUNMAATREGELEN VOOR SOMMIGE SECTOREN IN HET VAARWATER VAN MEDEDINGINGSBELEID OF WORDT DAT NU GEWOON AAN DE KANT GESCHOVEN?

Elk land heeft de neiging subsidies te geven aan eigen bedrijven vanwege lokale tewerkstelling. De Europese Unie heeft 50-60 jaar geleden al beslist dat je bij een ééngemaakte markt moet kijken of staatssteun niet concurrentieverstorend is. Als je één bedrijf subsidieert gaat dat misschien een buitenlandse concurrent het leven moeilijk maken. In deze coronatijd is de vraag naar staatssteun uiteraard begrijpelijkerwijs enorm toegenomen. Vanuit Europees perspectief is het de vraag of er onrechtmatige staatssteun is. Er is op zich niet noodzakelijk iets op tegen dat je tijdelijke steunmaatregelen geeft aan sectoren die het moeilijk hebben. Maar het mededingingsbeleid moet erover waken dat de overheid niet één individueel bedrijf artificieel bevoordeelt ten opzichte van andere bedrijven. Bijvoorbeeld in de luchtvaartsector moet elke situatie beoordeeld worden door de Europese Commissie omdat elk land de neiging heeft om het bedrijf uit het eigen land te bevoordelen, wat dan concurrentieverstorend werkt tegenover de andere landen. Hier wordt op Europees niveau heel grondig naar gekeken.

KIJKT DAT CONCURRENTIEBELEID OOK HEEL LOKAAL, NAAR BIJVOORBEELD STEUN AAN RESTAURANTS? SOMMIGE ZAKEN MOETEN SLUITEN EN ANDERE, ZOALS AFHAALZAKEN MOGEN OPEN BLIJVEN. SOMMIGE ZAKEN OF SECTOREN KRIJGEN STEUN EN SOMMIGE ZAKEN KRIJGEN DAT NIET. WORDT DAT OOK AFGEWOGEN IN HET MEDEDINGINGSBELEID?

Het is heel belangrijk dat je geen marktverstorende maatregelen kan nemen. Vandaar dat we nu soms wat opvallende situaties zagen. In Carrefour mocht geen elektronica meer verkocht worden omdat dat andere bedrijven die alleen dat doen, benadeelt. Het is mijn ogen heel terecht dat men hiermee rekening houdt. De Belgische mededingingsautoriteit houdt zich daar niet mee bezig. Het is puur wetgevend kader waar de overheid zich mee bezig houdt. Maar natuurlijk doen ze inhoudelijk wel hetzelfde. Ze proberen op voorhand een correct wettelijk kader te creëren dat niet marktverstorend werkt. Mededingingsbeleid gaat eerder achteraf kijken; heeft een bepaald bedrijf iets gedaan dat marktverstorend werkt?

HEEFT DE BREXIT GEVOLGEN VOOR HET MEDEDINGINGSBELEID?

Dat is een interessante discussie. In mijn ogen zijn er geen rechtstreekse gevolgen van de Brexit op het mededingingsbeleid omdat nu bepaalde zaken behandeld gaan worden door de Europese Commissie en andere door het Verenigd Koninkrijk. Vroeger zou het Verenigd Koninkrijk een zaak sneller hebben doorgegeven. Nu moeten grensoverschrijdende zaken zowel door het Verenigd Koninkrijk als de Europese Commissie behandeld worden. Onrechtstreeks zullen er wel grote gevolgenzijn omdat het Verenigd Koninkrijk een land is waar het belangrijk is om concurrentie te beschermen en om een goede marktsituatie te creëren. Met dat land verliezen we nu een beetje een bondgenoot binnen Europa om daarover te waken. Ik kan een voorbeeld geven.

Een tweetal jaar geleden heeft Siemens een fusie voorgesteld met Alstom (leverancier van onderdelen voor de spoorwegen, o.a. elektronica). De Europese Commissie heeft die fusie geblokkeerd omdat ze een monopolie zouden vormen binnen Europa en dat zou slecht zijn voor de spoorwegmaatschappijen die die onderdelen kopen (dus voor de consument uiteindelijk).Er kwam toen onmiddellijk een druk van de nationale overheden o.l.v. Duitsland en Frankrijk die probeerden om de fusie toch te laten doorgaan omdat het een ‘European Champion’ zou creëren. Ik vond de timing redelijk opvallend omdat het netduidelijk werd dat er een Brexit ging komen. Dus we hebben niet meer het Verenigd Koninkrijk die mee zou waken over de concurrentie. Je krijgt nu veel meer de neiging om European champions te creëren wat eigenlijk indruist tegen de principes van een goed mededingingsbeleid.

WELKE RICHTING DENK JE DAT EUROPA EN BELGIË UITGAAN WAT BETREFT MEDEDINGINGSBELEID? DENK JE DAT ZE GAAN VERSTRENGEN? WAT IS DE TENDENS DIE JE VOELT OF DIE ER ZOU MOETEN ZIJN, OF BEZIG IS. MAAR WAAR GAAN WE NAARTOE?

Het is moeilijk te voorspellen wat er gaat gebeuren. We hebben in Europa een vrij sterke persoonlijkheid met Margrethe Vestager die het mededingingsbeleid heel nauw ter harte neemt. Dat ze bij de nieuwe Europese Commissie opnieuw deze job uitoefent, betekent dat men haar opnieuw het vertrouwen gegeven heeft. Zij doet er ook digitalisering bij naast concurrentiebeleid. Dat is een indicatie dat men het nog altijd goed meent maar het is moeilijk om te voorspellen. Je weet nooit of er met Brexit toch sterkere nationale reflexen zullen komen waarbij niet men niet alleen European champions, maar ook eigen national champions gaat bevoordelen. Dat blijft wel een risico. Maar anderzijds ismen in de VS toch ook een onderzoek tegen Google begonnen. Nu er opnieuw een democratische president komt, is er een grotere kans dat men streng gaat optreden tegen grote techbedrijven. Maar je weet ook niet hoeveel ruimte hij gaat hebben. Als de democratische president geen meerderheid heeft in de senaat kan hij op sommige zaken tegengehouden worden. Dus is het niet zo duidelijk wat er gaat gebeuren.

Momenteel is de koers die nu in Europa met Vestager gevaren wordt er één richting een strenger beleid. Kan dat een reactie bij de andere landen geven dat ze meer nationalistisch worden? Dat risico bestaat en is groter geworden nu we het Verenigd Koninkrijk verliezen in de EU. Maar de Europese instellingen hebben intussen ook een sterke traditie opgebouwd. We moeten het risico voor een terugkeer naar een beleid van het bevoordelen van national champions, herverpakt als Europese champions, dus ook niet overschatten.

IS ER VERSCHIL IN MEDEDINGINGSBELEID TUSSEN SECTOREN; VOOR BV DE MEDIA EN DE STAALINDUSTRIE?

In België zijn er ook enkele fusiezaken geweest in de media. Zo heeft Telenet vorig jaar De Vijver opgekocht, waardoor het nu niet alleen voor distributie van tv zorgt, maar ook eigenaar werd van de zenders VIER, VIJF en ZES. Bovendien heeft het nu ook het productiehuis Woestijnvis in handen. Hierdoor is Telenet niet langer alleen de distributeur van zenders, zoals Proximus. Het is ook eigenaar van diverse zenders en bovendien de producent van tv-programma’s. De concentratie kan ervoor zorgen dat Telenet praktijken toepast die bijvoorbeeld concurrent Proximus benadelen. De Belgische mededingingsautoriteit legde daarom voorwaarden op. Zo verbindt Telenet er zich toe dat concurrerende tv-platformen nog steeds zender zoals VIER kunnen blijven aanbieden. Anderzijds zijn er misschien nog genoeg andere initiatieven. Je hebt Netflix of Streamz die er onlangs zijn bijgekomen.

Het zijn dus zaken waar we ook in mededingingsbeleid iets over kunnen zeggen. Tegelijkertijd kunnen we niet alles verwachten van het mededingingsbeleid. Er zijn andere zaken zoals privacy issues die via regulering en wettelijk kader opgelost kunnen worden, of toch ten dele opgevangen worden. Sommige concurrentie-economen zeggen dat wij ook een hele belangrijke rol hebben. Ik kan me daar deels bij aansluiten, maar ik denk dat regelgeving daarbij ook wel de belangrijkste rol gaat spelennatuurlijk. Zoals we hebben gezien met de Amerikaanse verkiezingen hebben Twitter en Facebook nu veel beter geduid wanneer bepaalde tweets gewoon leugens waren. Concurrentie beleid kan daartoe bijdragen, maar het is toch meer het regulerende luik dat daarvoor zorgt.

NOG EEN LAATSTE VRAAG: ALS TELENET OOK CONTENT GAAT CONTROLEREN, KRIJG JE TOCH EEN SOORT BELANGENVERMENGING? BEHOORT DIT OOK TOT MEDEDINGINGSBELEID OF NIET?

Ja, dat is eigenlijk een voorbeeld van verticale integratie. Een verdeler van TV-abonnementen biedt nu ook content aan. Is dat belangenvermenging? Het kan er dan op duiden dat er een verschraling komt van het aanbod, omdat jij dan bij Proximus bent en ik bij Telenet. Dan ga ik naar Woestijnvis kunnen kijken en jij kan dat dan niet, of alleen maar vertraagd. Hier kan het mededingingsbeleid echt wel een rol spelen. Zij kan kijken of die verschraling een reëel gevaar is, dan wel of er voldoendetoetredingsmogelijkheden zijn voor bijvoorbeeld Netflix of Streamz. Het is complex omdat er wel reacties kunnen zijn. Telenet kan niet alles doen, omdat zij er nog altijd moet voorzorgen om voldoende abonnees te hebben.

Hilde Roos en Hanneke van Sloten