Katrien Antonio en Jan Dhaene

VERZEKEREN IN EEN VERANDEREND LANDSCHAP VAN RISICO’S

Professoren Katrien Antonio en Jan Dhaene zijn hoogleraar in actuariële wetenschappen en coördineren de MSc opleiding in Actuarial and Financial Engineering aan onze faculteit. Onlangs kregen zij van het FWO de Excellent of Science financiering (EOS) voor hun ASTeRISK project, in samenwerking met FEB collega’s van de ORSTAT onderzoeksgroep. In dit project ontwikkelen actuarissen en statistici innovatieve en inclusieve verzekeringsproducten in een veranderend landschap van risico’s. Wij vroegen ons af wat de rol is van actuarissen in een wereld van big data: blijft het concept van de grote verzekeraar overeind?

WAT IS EEN ACTUARIS EN WAT DOET HIJ PRECIES? Jan: Een actuaris houdt zich professioneel bezig met het meten en managen van risico en onzekerheid. De bijhorende wetenschap noemen we dan de actuariële wetenschappen. De risico’s waarmee de actuaris bezig is kunnen zowel de linker- als de rechterzijde van de balans van de verzekeraar beïnvloeden en omvatten dus zowel ‘asset management’ als ‘liability management’ en ‘valuation’. De actuaris ontwikkelt methodes en technieken om de verzekeringmaatschappij een voldoende graad van ‘solvabiliteit’ te verschaffen, zodat de aangegane beloftes tegenover de verzekerden en begunstigden van verzekeringscontracten kunnen nagekomen worden. Katrien: Aan de hand van historische data, maar ook via het bedenken van relevante scenario’s en hun waarschijnlijkheid, zijn actuarissen cruciaal in technische analyses in bijvoorbeeld het bepalen van de prijs van een verzekeringsproduct, of het inschatten van kapitaalsvoorzieningen. Die expertise is niet alleen inzetbaar bij een verzekeraar, maar ook bij banken of pensioenfondsen, of andere sectoren waar het waarderen van verschillende soorten risico’s relevant is. Verder is de inbreng van actuarissen cruciaal bij het opzetten en bedenken van verschillende manieren om risico’s te (ver)delen, bijvoorbeeld van verzekerde naar verzekeraar, van verzekeraar naar herverzekeraar of naar de financiële markten. Jan: Alhoewel het concept verzekeren dateert vanuit de oudheid, zijn de wiskundige technieken die vereist zijn om op wetenschappelijk gefundeerde wijze risico’s te meten en/of te beheersen slechts ontstaan vanaf de 17de eeuw, hand in hand met de ontwikkeling van kansberekening. Om actuaris te worden zijn er landen waar de opleiding volledig professioneel ingericht is, georganiseerd door de actuariële professionele vereniging. In andere landen gebeurt de opleiding dan weer volledig aan de universiteit, via een samenwerking met de professionele beroepsvereniging. In België is dat het IA|BE (het Instituut van Actuarissen in België).

Katrien: In België is de opleiding tot actuaris georganiseerd aan drie universiteiten: de Franstalige opleidingen aan UCLouvain en ULB enerzijds en de Nederlands- en Engelstalige opleiding aan KU Leuven. Een interessant weetje is dat we met deze drie spelers een mini-uitwisseling in België hebben, waarbij studenten minstens 10 studiepunten (ECTS) aan vakken moeten opnemen bij de Belgische partnerinstellingen. Zo gaan de KU Leuven studenten in de MSc in Actuarial & Financial Engineering (MAFE) vakken volgen in Brussel en/of Louvainla- Neuve. Jan: Het beroep van actuaris wordt systematisch gerankt als één van de meeste gegeerde jobs gebaseerd op een mix van criteria die salaris en werk-privé balans omvatten.

MODELLEN ZIJN MEER DAN HET EXTRAPOLEREN VAN HET VERLEDEN NAAR DE TOEKOMST. WELKE VARIABELEN OF BEWEGINGEN SPELEN HIERBIJ EEN ROL? Jan: Uiteraard is statistiek één van de hoekstenen in de actuariële wetenschappen. Op basis van observaties uit het verleden probeert men een schatting te maken van het risicoprofiel van de risico’s die klanten (de verzekerden) in handen geven van verzekeraars in ruil voor een vooraf te betalen premie. Het feit dat de deterministische premie eerst betaald wordt en de onzekere uitkering pas later gebeurt, wordt benoemd als de ‘inversie van de productiecyclus’ bij de verzekeraar. Dit zorgt ervoor dat het zeer belangrijk is dat de verzekeraar de risico’s op voorhand kan inschatten, zodat de correcte en voldoende conservatieve premie betaald wordt, opdat met die som van alle premies de ‘pechvogels’ vergoed kunnen worden. Deze inversie impliceert dat statistische informatie uit het verleden dient gebruikt te worden om de onzekere toekomst te begrijpen en te modelleren. Op die manier moeten de ‘eigenaars van de verzekeringsmaatschappij’, de aandeelhouders, zeg maar, voldoende kapitaal opzij zetten, voor het geval dat de premies niet zouden volstaan om de schades en andere uitkeringen te dekken. Gezien deze risicovolle situatie is de verzekeringssector dan ook een vrij sterk gereglementeerde sector, maar dat is in het voordeel van de klant. Verzekeraars worden vaak geconfronteerd met systematische risico’s, dat zijn risico’s zoals evolutie van intrestvoeten, wijzigen van sterftekansen over de tijd, enz. Deze systematische risico’s zijn vaak heel moeilijk te managen, en daar blijft dan ook alleen de techniek van ‘conservatief prijzen’ over.

Katrien: Bij het ontwikkelen van modellen om bijvoorbeeld de verwachte schadelast op een verzekeringscontract te modelleren of het verdere verloop van een schadeclaim, zal de actuaris heel zorgvuldig de modelaannames, de gebruikte data en de context waarbinnen het model gebruikt wordt, moeten afwegen. Historische data kan niet langer relevant zijn, omdat de aard van het risico intussen veranderd is of omdat de regulering gewijzigd is. De actuaris zal dat in rekening nemen bij het ontwerpen van een model en het schatten van de parameters. En bij het rekenen aan de impact van nieuwe risico’s (denk cyber) kunnen net heel weinig historische data beschikbaar zijn en moet de actuaris via expertise, scenario’s of simulaties te werk gaan. Zo kunnen we heel wat situaties opnoemen die laten zien dat bij het bouwen van modellen heel wat overwegingen een rol zullen spelen. Wat de gebruikte segmentatievariabelen betreft bij het bepalen van de prijs van een verzekeringsproduct: hier speelt regulering een belangrijke rol. Zo mag er geen onderscheid gemaakt worden op basis van geslacht bij de prijszetting van een verzekeringsproduct. De actuaris moet al die elementen scherp op het vizier hebben bij het opstellen en inzetten van modellen; maatwerk op basis van het product, de wetgevende context en verschillende belanghebbenden, is dus aan de orde.

VROEGER WAS HET ALLEEN NODIG OM MET BEHULPVAN EEN AANTAL ALGEMENE PARAMETERS (GESLACHT, LEEFTIJD, WOONPLAATS, GEZINSSITUATIE, MEDISCHE ACHTERGROND, ...) DE VERZEKERINGSPREMIE TE BEPALEN. LEIDEN BIG DATA EN STATISTISCHE MODELLEN TOT MEER FIJNMAZIGE INSCHATTING? ZAL DIT LEIDEN TOT MEER EXCLUSIVITEIT OF MEER INCLUSIVITEIT? Katrien: ook hier is het meteen nuttig om te wijzen op de noodzaak aan regulering, en dan specifiek regulering die inspeelt op de meest recente evoluties rond de inzet van data. De fijnmazige data en technieken inzetten ‘for good’, om goed te doen, moet hier uiteraard de drijfveer zijn. Preventie, het verbeteren van de verzekerbaarheid van risico’s die vroeger erg lastig in te schatten waren, het vermijden van ‘discrimination bij proxy’ (waar variabelen die sterk verbonden zijn aan uitgesloten variabelen, zoals geslacht of etniciteit, alsnog worden ingezet), het bewaken van de uitlegbaarheid en transparantie van ingewikkelde modellen: dat zijn allemaal thema’s die hoog op de agenda staan, en waar wij ook onderzoek naar doen. Telematica verzekeringsproducten bijvoorbeeld zijn vrij nieuw en verzamelen fijnmazige gegevens over de rijgewoonten en het rijgedrag van een verzekerde, via een box in de wagen of via een smartphone app. Mits toestemming van de verzekerde kunnen deze gegevens gebruikt worden in het kader van preventie, door een terugkoppeling te voorzien over de rijstijl van de verzekerde of te wijzen op gevaarlijke situaties. De gegevens kunnen ook gebruikt worden om kortingen toe te kennen, of om fijnmazig de .prijs van de autoverzekering te koppelen aan het eigenlijke gebruik van de wagen. Op die manier kan het risico dus meer op maat ingeschat worden, in plaats van aan de hand van eerder vage ‘proxy’ kenmerken zoals de woonplaats van de verzekerde. Als de klant hiervoor toestemming geeft, kan dat voordelen brengen, maar het bewaken van de datakwaliteit, de veiligheid, de verzekerbaarheid van verschillende risicoprofielen en de solidariteit tussen verzekerden met een gelijkaardig profiel is super relevant. Kijken we binnen het gezondheidslandschap dan mogen bijvoorbeeld fijnmazige data verzameld via wearables geenszins gebruikt worden door verzekeraars in hun prijs- of acceptatiebeleid, op basis van recente regulering. Tegelijk zorgen fijnmazige data en bijhorende statistische modellen ervoor dat we kunnen werken aan bijvoorbeeld de verzekerbaarheid van sommige chronische ziekten of de invulling van ‘het recht om vergeten te worden.

BLIJFT HET CONCEPT VAN DE GROTE VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ OVEREIND?

Jan: Stel dat twee verzekeraars identiek zijn wat betreft service, type product en type klanten, maar alleen verschillen in het aantal verzekerden. In principe is de grote verzekeraar dan de beste keuze. Waarom? Verzekeringen is voor onafhankelijke, identieke risico’s gebaseerd op de wet van de grote getallen, die stelt dat de totale schade betaald door de verzekeraar gedeeld door het aantal verzekerden ‘convergeert naar de gemiddelde schade per verzekerde’. Dus als de verzekeringsportefeuille voldoende groter wordt, dan zal het bedrag dat de verzekeraar nodig zal hebben per verzekerde dichter en dichter gelegen zijn bij de verwachte schade per verzekerde. De premie is altijd groter dan de verwachte schade, omdat de premie naast de verwachte schade ook een extra veiligheidsopslag zal bevatten. Maar door die wet van de grote aantallen zal de grote verzekeraar een lagere veiligheidsopslag en dus een lagere premie kunnen aanrekenen en toch dezelfde solvabiliteit garanderen als de kleinere verzekeraar met de hogere premie. En dit alles omdat bij de grote verzekeraar de wet van de grote aantallen meer zal spelen in zijn voordeel. Dus in die zin, wat klassieke verzekeringen betreft, is portefeuille-omvang van de verzekeraar een niet te verwaarlozen factor.

BLIJFT HET CONCEPT VAN DE GROTE VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ OVEREIND? Jan: Stel dat twee verzekeraars identiek zijn wat betreft service, type product en type klanten, maar alleen verschillen in het aantal verzekerden. In principe is de grote verzekeraar dan de beste keuze. Waarom? Verzekeringen is voor onafhankelijke, identieke risico’s gebaseerd op de wet van de grote getallen, die stelt dat de totale schade betaald door de verzekeraar gedeeld door het aantal verzekerden ‘convergeert naar de gemiddelde schade per verzekerde’. Dus als de verzekeringsportefeuille voldoende groter wordt, dan zal het bedrag dat de verzekeraar nodig zal hebben per verzekerde dichter en dichter gelegen zijn bij de verwachte schade per verzekerde. De premie is altijd groter dan de verwachte schade, omdat de premie naast de verwachte schade ook een extra veiligheidsopslag zal bevatten. Maar door die wet van de grote aantallen zal de grote verzekeraar een lagere veiligheidsopslag en dus een lagere premie kunnen aanrekenen en toch dezelfde solvabiliteit garanderen als de kleinere verzekeraar met de hogere premie.

Hilde Roos en Hanneke van Sloten