VBO Horizon België 2030: interview met Bart De Smet en Pieter Timmermans

Waar moet België staan in 2030? VBO-top: ‘Je hoeft geen groot land te zijn om grootse dingen te doen.’

Op 5 mei 2022 ontvouwde het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) zijn toekomstplan ‘Horizon België 2030’. Het is een plan om van België een stabiel en efficiënt land te maken waar het vruchtbaar ondernemen en aangenaam werken en leven is. Wij vroegen tekst en uitleg aan Bart De Smet (voorzitter VBO en voorzitter van Ageas) en Pieter Timmermans (CEO VBO). Beiden zijn tevens Ekonomika Alumni.

Bart De Smet: Bij mijn aanstelling als voorzitter van het VBO in februari 2020 was één van de kernboodschappen in mijn maidenspeech: ‘Binnen 10 jaar bestaat ons land 200 jaar, en in de meeste rankings doet ons land het niet zo goed en zakken we zelfs meestal weg. Welnu, het is mijn ambitie dat we opnieuw vooruit gaan.’ 10 jaar, dat is tegelijkertijd lang en niet lang. Maar mijn oproep had als doel om alle middelen te mobiliseren zodat we binnen 10 jaar niet weer moeten vaststellen dat we blijven wegzakken. Neen, de ambitie moet zijn dat we behoren tot de top in Europa. Die oefening is heel professioneel aangepakt door het hele team van het VBO en ook in nauwe samenwerking met de leden van het VBO en dat zijn de sector‑federaties waarvan er een veertigtal lid zijn. Daar is 2 jaar intensief aan gewerkt, al werden die werkzaamheden wel wat verstoord door de COVID-periode. Die noopte het VBO tot alle hens aan dek om die te bestrijden. Maar niettemin werd dit Plan Horizon België 2030 verder uit- en afgewerkt. En daarbij zijn we vertrokken van de vele uitdagingen waar ons land mee geconfronteerd wordt, naast de crisissituaties zoals nu de oorlog in Oekraïne. Ik denk bijvoorbeeld aan de uitdaging van de vergrijzing en de pensioenuitgaven, de arbeidsmarktkrapte, de energieproblematiek, de hoge overheidsschuld, … Welke omwentelingen gaat dat allemaal met zich meebrengen? En uiteindelijk brengen we in Horizon België 2030 dertig praktische, concrete aanbevelingen naar voor en hoe we daar naartoe kunnen gaan. We hebben natuurlijk kunnen putten uit de kennis en ervaring die hier op het VBO veelvuldig aanwezig is. En dat hebben we verder besproken met onze leden-sectorfederaties. We moeten immers samenwerken om vooruit te gaan.

Pieter Timmermans: Het is daarbij niet de bedoeling om het over de staatsstructuur te hebben. Wij hebben het over kpi’s, topdoelen, die bereikt moeten worden, op het vlak van R&D, circulaire economie, waar we sterk in staan, maar ook op andere vlakken waar we slecht scoren, zoals de (te) hoge belastingdruk, de werking van de overheden, ... daar moeten we vooruitgang proberen te boeken. De insteek voor het beleid in ons land is te vaak te fragmentair; steekvlampolitiek rond een specifiek, concreet probleem. Terwijl de basis zou moeten zijn: een visie, een strategie die als leidraad dient om specifieke issues aan te pakken. Het is de bedoeling dat dingen fundamenteler worden aangepakt. Deze federale regering zoekt een tweede adem, welnu, wij reiken elementen aan waarmee ze aan de slag kan gaan om een coherent en noodzakelijk beleid te voeren. Bart De Smet: Op het lanceringsevenement van 5 mei jl. heb ik met een knipoog aan de Premier gezegd: ‘Kijk, dit is misschien een document dat bij een volgende regeringsvorming als sociaaleconomische blauwdruk kan fungeren.’ De komende twee jaar dat deze regering nog aan de macht is, tot voorjaar 2024, zal er allicht nog weinig ingrijpends gebeuren.

OP HET HORIZON BELGIË 2030 EVENT VAN HET VBO DAT PLAATSVOND OP 5 MEI 2022 SPRAK EERSTE MINISTER ALEXANDER DE CROO OPVALLEND POSITIEF OVER ONS LAND. HIJ LEEK NIET METEEN UW ANALYSE TE DELEN. IS HIJ WEL VOLDOENDE ‘GECONNECTEERD’ MET DE REALITEIT?

Bart De Smet: ’Op zich is het niet slecht dat hij het land waar hij Premier van is positief in de markt probeert te zetten. Het behoort aan de Premier van een land toe om zijn land te promoten, en de verdiensten van zijn regering te benadrukken. Dat is niet anders dan wat een topman van een bedrijf of een organisatie doet. Niets belet dat je de sterke punten naar voor brengt, maar het is ook belangrijk om tegelijkertijd te herkennen en te erkennen dat er punten zijn waar er verandering en verbetering moet komen. Het een sluit het ander niet uit. We hebbendat ook in het VBO gezien in de COVID-periode. Enerzijds was dat een bijzonder zware tijd met zelfs existentiële uitdagingen voor sommige bedrijven, maar anderzijds hebben we ook een ongelooflijke veerkracht gezien. Bedrijven zijn creatief geweest, hebben zich getransformeerd waar het mogelijk was, al hebben zij ook gezien dat er nog marge voor verbetering was en is. Dat is ook zo voor het overheidsbeleid.

EEN PRANGEND PROBLEEM, ONDANKS DE ECONOMISCHE VERZWAKKING VAN VANDAAG, IS DE BLIJVENDE ARBEIDSKRAPTE, HET TEKORT AAN MENSEN IN ZOWAT ALLE SECTOREN. DE AMBITIE IS ER, EN STAAT DUIDELIJK IN HET PLAN HORIZON BELGIË 2030, MAAR HOE BEREIKEN WE DIE? Pieter Timmermans: De krapte op de arbeidsmarkt is een heel belangrijk probleem maar ook een complex probleem. Er is in België een driedubbele ‘mismatch’: een kwantitatieve, een kwalitatieve, en een geografische. Kwantitatief gaat het om vraag en aanbod: er zijn veel vacatures voor weinig kandidaten. Dat komt onder meer omdat in grote delen van het land, neem nu West-Vlaanderen, er zo goed als geen werkloosheid meer is. De vijver is er zo goed als leeggevist. Ten tweede kwalitatief: alhoewel er voor vele vacatures geen noemenswaardige vereisten zijn, is dat toch het geval voor een aantal specifieke jobs en beroepen. En die kwalificaties vindt men moeilijk of niet op onze arbeidsmarkt. En ten derde geografisch: er is het gekende verschil tussen Vlaanderen en Wallonië, maar ook in Wallonië zijn er plaatsen met grote arbeidsmarktkrapte en in Vlaanderen is er ook een verschil tussen subregio’s. Dat is de analyse. Daaruit blijkt alvast dat een ‘one size fits all’ aanpak niet werkt. We zijn alvast eens over het muurtje gaan kijken. We zijn samen met de Koning en met de ministers van Werk naar Denemarken geweest. Wat was het eerste dat ons daar opviel? Dat wij, in tegenstelling tot Denemarken een burcht met hele hoge muren hebben gebouwd rond de arbeidsmarkt. Onze arbeidsmarkt is een burcht, en zij die in die burcht zitten, die dus een job hebben, zijn goed beschermd. Maar zij die niet in die burcht zitten, geraken er zeer moeilijk in. Wanneer zoals bij ons de bescherming tegen ontslag zo hoog is, dan mag men niet verwonderd zijn dat sommige werkgevers aarzelen om iemand extra in dienst te nemen. Een ander voorbeeld; alleenstaande moeders met kinderen hebben het zeer moeilijk, stond recent nog in de pers. Dat zou een prioriteit moeten zijn, bv. met betere kinderopvang.

EN WAT DOET DENEMARKEN DAN ‘BETER’, OF LAAT ONS ZEGGEN, ‘ANDERS’? Pieter Timmermans: Denemarken heeft lage muren: je geraakt gemakkelijk in de burcht, en gemakkelijk er uit. De ontslagregeling is er soepeler. Geeft dat minder bescherming voor de werknemer? Neen. Door intensieve activering geraken zij die ‘out’ zijn gemakkelijk weer aan de slag. En dan is er ook de beperking van de werkloosheid in de tijd. Laten we bv. een basissokkel van 2 jaar nemen, en na 2 jaar werkloosheid zijn de regionale diensten voor arbeidsbemiddeling aan zet om intens te begeleiden naar nieuw werk. Het gaat dus om een arbeidsmarkt met rechten en plichten, zoals in Denemarken. In dit land heeft men veel rechten, maar het evenwicht met de ‘plichten’ is toch wel wat zoek. Voor een werkloosheidsvergoeding verwacht men in Denemarken dat men ook iets doet; namelijk actief op zoek gaat naar werk. Veranderen we dat niet dan zal de werkzaamheidsgraad in ons land zeer moeilijk omhoog gaan, en zullen we die noodzakelijke 80% niet bereiken. Tot slot gaan we ons op een bepaald moment ook de vraag moeten stellen: ’Gaan we hier de mensen nog wel vinden?’ Met andere woorden: moet er niet gekeken worden naar een gerichte migratie, op selectieve basis. Doen we dat niet dan gaan bedrijven mogelijk beslissen om nieuwe investeringen of fabrieken niet meer in ons land te plaatsen, maar in het buitenland, alleen al omdat ze hier de nodige mensen niet meer vinden.

Bart De Smet: Die 80% is niet zomaar een ‘fetisj’. Het is noodzakelijk om voldoende inkomsten te genereren voor de overheid dankzij het feit dat er meer mensen aan het werk zijn en daardoor, naast belastingen, sociale bijdragen betalen. Dat zorgt voor een sterker draagvlak voor onze Sociale Zekerheid waarin de vergrijzing een huizenhoge uitdaging vormt. Dat is ten andere één van de grote werven, maar tevens een aartsmoeilijk dossier. Wat kunnen we doen om de pensioenlast beheersbaar te houden, theoretisch? De sociale bijdragen verhogen? Maar we hebben hier al de hoogste lasten op arbeid. De pensioenen verlagen? Dat is ook niet wenselijk. Een bonus/malus invoeren, afhankelijk van de lengte van de beroepsloopbaan? Dat zou al een goede piste zijn. Maar we moeten vooral de scheefgetrokken verhouding tussen actieven en niet-actieven rechttrekken, dus meer mensen aan het werk, en langer aan het werk houden. En ja, economische migratie zal ook een deel van de oplossing zijn.

WE BOTSEN IN DIT LAND OP ONZE LIMIETEN, OP VLAK VAN BELASTINGDRUK, OP VLAK VAN OVERHEIDSSCHULD. EN TOCH MOETEN WE ONS LAND VERNIEUWEN, OM VOORUIT TE GAAN. ER MOET M.A.W. WORDEN GEÏNVESTEERD. JULLIE PLEITEN DAARBIJ VOOR EEN GROTERE TOEPASSING VAN DE PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING (PPS) OM TE KOMEN TOT MEER PUBLIEKE INVESTERINGEN. KAN U DAT WAT NADER UITLEGGEN? Bart De Smet: Ja, ik geloof daar sterk in, in die publiek-private samenwerking. Daar bestaat nog altijd enig scepticisme rond alhoewel dit grote stappen vooruit kan betekenen. Ik heb bv. onlangs nog een school geopend dankzij een publiek privaat project (Scholen van Morgen). We hebben 180 scholen kunnen vernieuwen waarvan 75 met een geheel nieuwe sportinfrastructuur, in een combinatie van overheidsgeld en privaat geld, maar ook met heel degelijke afspraken rond duurzaamheid, met een afgesproken onderhoudskost voor de komende 30 jaar zodat de bouwheer er alle belang bij had en heeft om zo duurzaam mogelijke materialen te gebruiken. Er is hier effectief veel spaargeld. En zowel vanuit Febelfin (banken federatie) als Assuralia (federatie van de verzekeringsmaatschappijen) zijn er ideeën gelanceerd om effectief een deel van al dat spaargeld te mobiliseren in dat soort projecten. Niet alleen in scholen maar waarom niet in bv. hernieuwbare energie. Pieter Timmermans: Bedrijven zijn eerder geneigd om dat soort van PPS-projecten te financieren dan om extra belastingen te betalen die zouden moeten dienen voor die overheidsprojecten. We hebben recentelijk ook een brochure uitgegeven, gemeenschappelijk VBO-Ageas, over PPS, wat en waarom. Bart De Smet: Een deel van de premies die wij voor de pensioenplannen van onze klanten ontvangen investeren we in dit soort van projecten waar hun kinderen en kleinkinderen hun voordeel mee doen, bv. betere scholen.

Bart De Smet: Die 80% is niet zomaar een ‘fetisj’. Het is noodzakelijk om voldoende inkomsten te genereren voor de overheid dankzij het feit dat er meer mensen aan het werk zijn en daardoor, naast belastingen, sociale bijdragen betalen. Dat zorgt voor een sterker draagvlak voor onze Sociale Zekerheid waarin de vergrijzing een huizenhoge uitdaging vormt. Dat is ten andere één van de grote werven, maar tevens een aartsmoeilijk dossier. Wat kunnen we doen om de pensioenlast beheersbaar te houden, theoretisch? De sociale bijdragen verhogen? Maar we hebben hier al de hoogste lasten op arbeid. De pensioenen verlagen? Dat is ook niet wenselijk. Een bonus/malus invoeren, afhankelijk van de lengte van de beroepsloopbaan? Dat zou al een goede piste zijn. Maar we moeten vooral de scheefgetrokken verhouding tussen actieven en niet-actieven rechttrekken, dus meer mensen aan het werk, en langer aan het werk houden. En ja, economische migratie zal ook een deel van de oplossing zijn.

WE BOTSEN IN DIT LAND OP ONZE LIMIETEN, OP VLAK VAN BELASTINGDRUK, OP VLAK VAN OVERHEIDSSCHULD. EN TOCH MOETEN WE ONS LAND VERNIEUWEN, OM VOORUIT TE GAAN. ER MOET M.A.W. WORDEN GEÏNVESTEERD. JULLIE PLEITEN DAARBIJ VOOR EEN GROTERE TOEPASSING VAN DE PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING (PPS) OM TE KOMEN TOT MEER PUBLIEKE INVESTERINGEN. KAN U DAT WAT NADER UITLEGGEN? Bart De Smet: Ja, ik geloof daar sterk in, in die publiek-private samenwerking. Daar bestaat nog altijd enig scepticisme rond alhoewel dit grote stappen vooruit kan betekenen. Ik heb bv. onlangs nog een school geopend dankzij een publiek privaat project (Scholen van Morgen). We hebben 180 scholen kunnen vernieuwen waarvan 75 met een geheel nieuwe sportinfrastructuur, in een combinatie van overheidsgeld en privaat geld, maar ook met heel degelijke afspraken rond duurzaamheid, met een afgesproken onderhoudskost voor de komende 30 jaar zodat de bouwheer er alle belang bij had en heeft om zo duurzaam mogelijke materialen te gebruiken. Er is hier effectief veel spaargeld. En zowel vanuit Febelfin (banken federatie) als Assuralia (federatie van de verzekeringsmaatschappijen) zijn er ideeën gelanceerd om effectief een deel van al dat spaargeld te mobiliseren in dat soort projecten. Niet alleen in scholen maar waarom niet in bv. hernieuwbare energie. Pieter Timmermans: Bedrijven zijn eerder geneigd om dat soort van PPS-projecten te financieren dan om extra belastingen te betalen die zouden moeten dienen voor die overheidsprojecten. We hebben recentelijk ook een brochure uitgegeven, gemeenschappelijk VBO-Ageas, over PPS, wat en waarom. Bart De Smet: Een deel van de premies die wij voor de pensioenplannen van onze klanten ontvangen investeren we in dit soort van projecten waar hun kinderen en kleinkinderen hun voordeel mee doen, bv. betere scholen.

DE JONGSTE JAREN IS DE ZOGENAAMDE ‘DE-GLOBALISERING’ IN OPMARS, MINDER GLOBALISERING. IN PLAATS VAN GROTER WORDT DE WERELD KLEINER. VOOR EEN EXPORTGEDREVEN LAND ZOALS BELGIË IS DAT GEEN GOED NIEUWS? WAT ZEGT UW PLAN DAAROVER? IS DAT EEN TIJDELIJK OF EEN STRUCTUREEL FENOMEEN? Pieter Timmermans: We mogen niet vergeten dat alles in cycli verloopt. Dus ook deze: ‘de-globalisering’ moeten we ook cyclisch beoordelen. Wij blijven natuurlijk voorstander van vrijhandel en open markten, maar we moeten niet naïef zijn. Zoals tegenover China. We moeten daarmee goede handelsrelaties nastreven, maar ook Chinese overnames hier beter screenen. De Co ddcvid-pandemie heeft ons plots op een aantal materiaaltekorten gewezen, zoals mondmaskers en ander medisch beschermmateriaal. Het kan best dat we wat meer uit Europa zouden moeten kunnen halen. De toevoerketens zijn verstoord geraakt, maar hebben ons, op enkele uitzonderingen na, toch niet echt in grote moeilijkheden gebracht. Nu met de oorlog in Oekraïne krijgen we weer met aanvoerproblemen te maken, maar is dat structureel? Internationale handel zal belangrijk blijven, dat is onze analyse. Daarnaast moeten we ons voorbereiden op de volgende crisis. We moeten noodplannen maken zodat we niet meer zouden voorkrijgen wat er in de Covidcrisis is gebeurd.

DE KLIMAATUITDAGING, DE ENERGIETRANSITIE… KOMEN OP DE BEDRIJVEN AF. DE BEDRIJVEN KIJKEN DAAR MET GEMENGDE GEVOELENS NAAR. ENERZIJDS ZIEN ZE ER WEL DE NOODZAAK VAN IN, VAN MEER DUURZAAM ONDERNEMEN, MAAR ANDERZIJDS DREIGEN DE KOSTEN ERVAN VOOR DE BEDRIJVEN DE PAN UIT TE SWINGEN. EN WAT ALS LANDEN ALS CHINA NIET MEEDOEN, BUITEN LIPPENDIENST BEWIJZEN? Bart De Smet: Ik denk dat we er niet naast kunnen kijken dat ‘klimaat’ een wereldwijde uitdaging is, als we kijken naar de COP-meetings en de klimaatakkoorden van de jongste jaren. Dat er iets moet gebeuren, is duidelijk. Europa is in heel deze duurzaamheidsbeweging de voortrekker. Terwijl Europa toch maar voor slechts 9% van de wereldwijde CO2-uitstoot verantwoordelijk is. Europa alleen gaat die klimaatuitdaging dus niet oplossen. Ook in andere bewegingen is Europa vroeger vaak de koploper geweest, denk maar aan de privacy, GDPR e.a. Dat die energietransitie niet for free is, is ook duidelijk en dat moet ook gezegd worden. Dat is dan ook de reden om die energietransitie mogelijk te maken zonder te forceren, en daar dus voldoende creatief rond te zijn. Het standpunt van het VBO is altijd geweest dat er voldoende betrouwbare energievoorziening moet zijn, voldoende stroom voor bedrijven en gezinnen, en dat dat betaalbaar moet zijn, met ook een zo beperkt mogelijke afhankelijkheid van het buitenland. Dat zijn 3 gerechtvaardigde uitgangspunten gebleken die dan ook geleid hebben tot de beslissing op 18 maart om de 2 jongste kerncentrales open te houden, naast de noodzaak om meer te investeren in hernieuwbare energie. Daar zullen nieuwe infrastructuurprojecten voor nodig zijn, zoals nieuwe windmolenparken op zee, het stroomtransport via de Ventilus-kabel, … Maar dan bots je in ons land op een ander probleem en dat is de hele problematiek van de vergunningen.

Pieter Timmermans: Het heeft geen zin om zich tegen de energietransitie en de trend naar duurzaamheid te verzetten. Maar eenvoudig is het allemaal niet. Neem bv. de stroom die we op zee opwekken. Dat is één zaak, maar het transport is een andere zaak. Als je dat transport niet (efficiënt) kunt organiseren, wat ben je dan met je hernieuwbare energie? We hebben altijd voorstellen gedaan die ecorealistisch zijn, ecologisch, economisch en sociaal realistisch. En ook de burger zal betrokken moeten worden, bv. bij het isoleren van woningen, plaatsen van warmtepompen, … En het vervoer moet ook meedoen, met meer elektrische wagens. Maar nogmaals, wat heeft het voor zin als we die stroom uit de Noordzee niet tot bij de consumenten krijgen? En we mogen ook de sociale component niet vergeten: kan de consument dat allemaal wel betalen? 40.000 tot 50.000 euro voor een woningrenovatie met het oog op de energietransitie, wie kan dat betalen? Als de energietransitie niet ‘sociaal’ is, gaat het niet gaan.

Bart De Smet: Ook Ageas doet er concreet iets aan. Wij investeren bv. in windmolenparken, zonnepanelen en andere duurzame projecten. We willen tegen 2024 voor 10 miljard euro daarin investeren, maar we zitten daar nú al aan. En daarnaast hebben we de ambitie dat tegen 2024 een kwart van onze verzekeringsproducten aanzetten tot meer duurzaamheid. Een voorbeeld: wie zijn of haar wagen minder gebruikt gaat een lagere verzekeringspremie betalen. Naar woningen toe zou dat een lagere premie kunnen zijn voor wie meer isoleert. We investeren ook enkel in aandelen die beantwoorden aan onze criteria van ESG (Environment, Social, Governance). Wanneer we een aandeel niet nemen dan hebben we de verplichting om dat bedrijf te contacteren en uit te leggen waarom we dat niet doen. Er komt ten andere meer en meer regulering om te pushen naar een ‘sustainable’ beleggingsbeleid. Pieter Timmermans: De metafoor van de boom is belangrijk (zie schema). Op politiek vlak is men veel te veel bezig met de takken van de boom, maar niet met de stam, een sterke, competitieve economie, en ook niet met de wortels, zoals een gunstig ondernemersklimaat of een performant onderwijs. Met ons Plan Horizon België 2030 willen we daar expliciet op wijzen.

Fa Quix & Freddy Nurski