Interview met Wim Moens, oud-praeses
'De praesesverkiezing in mijn tijd? Een strijd van man tegen man’
Hij oogt als een jonge senior, een spring-in-‘t-veld en antwoordt ad rem op al onze vragen. Wim Moens, nochtans al 84, was in 1961-62 praeses van Ekonomika, nu dus al zestig jaar geleden. Maar zijn herinneringen daaraan zijn nog steeds zeer levendig, al was het duidelijk een andere tijd. Wij ontmoetten Wim op een zomers terrasje in Leuven ter gelegenheid van een bezoek aan het Ekonomika-archief in de universiteitsbibliotheek op het Ladeuzeplein.
Wim Moens: Ik was student aan het ‘Handelskot’ van 1957 tot 1962, en volgde in 1961 Frans Moortgat op als praeses van Ekonomika. Na mij is Guy Vos praeses geworden. De praesesverkiezingen waren toen niet te vergelijken met nu. Dat gebeurde in de bovenzaal van ‘de Breughel’ in de Muntstraat, op huisnummer 5 waar nu Musicafé zit. De verkiezing gebeurde tijdens een kiescantus. Eerst was er de ontgroening van de schachten en schachtinnen en de afscheidsrede van de aftredende praeses. Prof. Cardijn, onze toenmalige Erevoorzitter, wees dan het kiezerskorps op zijn verantwoordelijkheid en drukte erop dat de stemming in eer en geweten zou gebeuren. De advocaten van de twee kandidaten (Guy Vos en ikzelf) hielden dan hun laatste pleidooi om de kiesgerechtigden ervan te overtuigen voor hun kandidaat te stemmen. De praesesverkiezing in mijn tijd was dus geen strijd tussen ploegen, maar van man tegen man. Dan volgde de stemming en werden de stembrieven voorgelezen. Uitslag: Wim: 90, Guy 45. De hele kiesweek was dus eigenlijk beperkt tot één kiesavond.
Werd er dan geen campagne gevoerd?
Wim Moens: Toch wel. Er waren doorgaans twee kandidaten en elk had een zogezegde ‘advocaat’; een laatstejaarsstudent die in de auditoria ging speechen. Mijn advocaat was Marc Benoit. Maar dat was niet te vergelijken met de kiescampagnes die later werden georganiseerd, en nu nog. Het beperkte zich tot enkele plakbrieven in ’t handelskot.
Je kwam dan alleen op als praeseskandidaat, zonder ploeg?
Wim Moens: Inderdaad. ‘Man tegen man’. Wie verloor, werd vice-praeses. Mijn bestuur bestond uit de praeses, de vice-praeses en een aantal bestuursleden zoals de ‘major-domus, de kassier, de sportleider, de schachtentemmer, de procantor, de hoofdredacteur … Mijn bestuur bestond uit 11 leden (zie kader) waarvan de meesten in het Ekonomikahuis woonden.
Welke activiteiten deden jullie dan?
Wim Moens: Veel bedrijfsbezoeken, een stuk of vier cantussen, een kerstclub en een Thé dansant in zaal De Corso. Een Revue was er slechts om de vijf jaar, bij een lustrum van Ekonomika. We waren toen natuurlijk met veel minder studenten dan nu. In 1958 steeg het aantal eerstejaars plots tot 200, praktisch een verdubbeling. De cantussen waren erg in trek, ook meerdere professoren namen eraan deel. Oudere economisten zullen zich de namen van deze proffen nog wel herinneren: Jules Cardijn, Bob Vanes, Rik Lenaert, Frans Van Winckel, René Vanderheyden … Maar die kwamen niet zomaar langs, ze wilden ook elk hun speechke geven en een salamander doen. Dat zorgde voor een intense sfeer.
We hadden een sterke Ekonomika-voetbalploeg die voortreffelijk presteerde in de interfacultaire competitie en een gemengd Ekonomika-koor, het enig faculteitskoor in Leuven, dat in 1960 zelfs de huwelijksmis van één van de onzen opluisterde. Enkele activiteiten werden ook opgeluisterd door ons Ekonomika-orkest.
Hoe was studentenvertegenwoordiging bij de faculteit in uw tijd?
Wim Moens: Toen ik praeses was, werd voor het eerst een studentenparlement verkozen, met vertegenwoordigers uit alle faculteiten. Ik zat er in namens Ekonomika. Luc Huyse, de later bekende prof, was de eerste voorzitter van het studentenparlement. Dat was het prille begin van de groeiende inspraak van de studenten aan de universiteit.
Hoe was het studentenleven zelf?
Wim Moens: Het studentenleven was, om het zo te zeggen ‘familialer’, gelet op het kleiner aantal studenten. Er werd tamelijk stipt cursus gelopen. De verhouding met de Franstalige studenten werd moeilijker. De eerste, zij het nog wat brave vrijdagavondmanifestaties, met slogans als: ‘Leuven Vlaams, Walen buiten’ en ‘Eet meer Walen’ dateren van toen. De huisvesting was op een andere leest geschoeid: studentinnen verbleven in goed beveiligde, voor studenten niet toegankelijke ‘peda’s’. Studenten die van de jezuïetencolleges kwamen, vond men terug in het Paus- en Heilige Geestcollege. De ‘gewone’ studenten logeerden op kamers bij burgers onder het toezicht van een ‘kotmadam’. Kotmadammen. Een ras apart – ik weet niet of ze nu nog bestaan – begaan met het wel en wee van ‘hun’ studenten, die ze goed verzorgden, vooral tijdens blok en de examens.
Aan sommige ramen werd zelfs de leeuwenvlag uitgehangen als een student geslaagd was. Ik heb nooit vlaggen halfstok zien hangen.
Wij waren met het presidium gehuisvest in het Ekonomikahuis in de Vesaliusstraat 75 (nu 55). Een huis, gehuurd door de SV Ekonomikatehuis, opgericht door de Ekonomika-Senioren in 1953. Daar betaalde ik toen 800 Belgische frank huur per maand, omgerekend 20 euro, voor tien maanden huur.Wie privé een kot huurde, betaalde iets meer, maar niet veel meer. In het Ekonomikahuis hadden we een gemeenschappelijk toilet, een douche en een keuken. ’s Morgens en ’s avonds werd in de keuken gegeten. ‘s Middags was het meestal de Alma of één van de vele studentenrestaurants. Soms werd op kot gekookt en werd een prof voor de lunch uitgenodigd. Dat had als voordeel dat wanneer we op het mondeling examen kwamen, ze ons kenden (knipoog).
In het Ekonomikahuis hadden we een ‘majordom’, een Major Domus, die verantwoordelijk was voor het huis. Bij ons was dat Jef Mariën, die de huur in ontvangst kwam nemen, de afrekening van de kosten deed, en zorgde dat er kolen waren voor de verwarming en de nodige drank. Er zat ook een pastoor bij ons op kot, Germain Ghekiere. Die ging elke morgen om halfzeven de mis opdragen in de kapel bij de Paters in de Vlamingenstraat. Volgens een beurtrol gingen we mee als misdienaar. KU Leuven werd toen nog met een grote K geschreven!
Het Ekonomikahuis was ook het eindstation na de jaarvergadering van de Senioren, voor het ‘borreluurtje’ waar ik menig ‘senior’ in gezegende toestand heb zien buiten sukkelen, waar ‘navetteurs’, die hun laatste trein hadden gemist onderdak vonden, waar Prof. Coppé op een zaterdagnamiddag examen kwam afnemen omdat de ‘pedel' het handelskot niet langer wou openhouden, waar hard gestudeerd werd volgens een overeengekomen schema, waar gezongen en gedronken werd.
In oktober 1962 verliep de huur en werd het pand in min of meer bewoonbare toestand terug aan de eigenaar overgedragen. Dat betekende het einde van het Ekonomikahuis. Een gedeeltelijke compensatie voor het wegvallen van dit huis, was dat Ekonomika in de kelderverdieping van het nieuw handelskot een lokaal ter beschikking kreeg. Daar openden we in 1962 de Eko-bar, broederlijk naast de Waalse bar.
Hoe verliepen toen de lessen en de examens?
Wim Moens: Dat was allemaal ex cathedra. We waren met minder dan nu, maar voor bepaalde vakken hadden we toch grote groepen, zoals bijvoorbeeld voor boekhouden. Of voor vakken die door verschillende faculteiten samen gevolgd werden. Alle examens vielen op het einde van het academiejaar. Er waren wel twee semesters zoals nu, maar nog geen semesterexamens, behalve de partiële examens in het eerste jaar. Na de blok begin juni volgden dan de examens van alle vakken, en die kwamen zeer snel achter elkaar. Op één week werden ze er allemaal doorgejaagd, soms twee examens op één dag. Als je voor twee van de zeven examens een onvoldoende had, werd je niet gedelibereerd, was je dus niet geslaagd en moest je in september alle vakken opnieuw afleggen. Ook de vakken waarvoor je geslaagd was. Natuurlijk, wanneer je in september voor een vak waarvoor je geslaagd was bij de prof terugkwam, gebeurde het wel dat die zei: ‘Oké, het was goed in juli, u behoudt uw punten.’ Maar het omgekeerde gebeurde ook: ik ben bijvoorbeeld in september eens gebuisd voor een vak waarvoor ik in juni erdoor was! Gelukkig werd ik gedelibereerd. Maar vakken meeslepen naar de volgende jaren zoals nu, kon niet. Wij zijn in 1962 met 75-tal afgestudeerd. Die deliberatie in juli was een echte begrafenis. Meer dan de helft werd naar september verwezen.
Was het leven duur in Leuven zestig jaar geleden?
Wim Moens: Ik heb de indruk van niet. Maar we leefden ook anders dan nu. We aten meestal op kot, en er waren minder activiteiten. De prijs van de pintjes herinner ik me niet meer. De studenten kwamen rond met wat ze van thuis meekregen aan zakgeld. Studentenjobs bestonden in onze tijd niet. Als student heb ik wel gids gespeeld op de Wereldtentoonstelling in 1958. Ik woonde op 500 meter van de ingang van de expo en kon vanuit mijn slaapkamer de bouw van het Atomium volgen.
Wij gingen toen ook niet naar het buitenland op vakantie. Studeren in het buitenland gebeurde quasi nooit, en van Erasmus was nog lang geen sprake. Zelf ben ik in de zomer van 1961 wel met een uitwisselingsprogramma van AIESEC (Association Internationale des Étudiants en Sciences Économiques et Commerciales, red.) zes weken naar Amerika geweest, maar daarmee was ik echt een uitzondering.
Men beseft niet altijd hoe anders de tijden toen waren. Tegenover het Ekonomikahuis was het huis van de internationale studenten, waar veel Afrikaanse studenten woonden, het ‘Kongokot’. Op warme zomerdagen vulden we broodzakken met water en lanceerden die dan vanuit het Ekonomikahuis naar hun openstaande ramen. Maar zij lieten zich niet doen; eens antwoordden ze met de brandslang en spoten zij onze kamers vol. ’s Anderendaags werd ik bij de vicerector geroepen, Monseigneur Litt, en kreeg onder mijn voeten. Dat waren gewoon kwajongensstreken, en langs beide kanten konden we er hartelijk om lachen. Maar ik weet niet of zoiets vandaag nog mogelijk zou zijn.
Fa Quix