Column Martijn Huysmans

HOE HALLOUMI CETA BEDREIGT

VAN HANDELSINGENIEUR TOT CONSULTANT EN UNIVERSITAIRDOCENT IN UTRECHT

Met een diploma van de FEB kan je vele kanten op. Na het afronden van mijn studie handelsingenieur in 2012 ging ik als natuurlijk vervolg van een eerdere zomerstage aan de slag bij de Boston Consulting Group. Dat was een interessante en leerrijke tijd. Maar ondertussen kriebelde het toch om te gaan doctoreren. Toen de kans zich voordeed, waagde ik de sprong. In de periode 2014-2018 schreef ik onder begeleiding van Professor Crombez en Professor Swinnen een doctoraat over de politieke economie van de Europese Unie. Hierbij gebruikte ik onder andere speltheoretische modellen van politieke regels.

Na heel wat sollicitaties en met wat geluk volgde er na mijn doctoraat een jobaanbieding van de Universiteit Utrecht. Het is tegenwoordig knap lastig om aan een academische betrekking te komen. De markt is geglobaliseerd, je moet mobiel zijn en geluk hebben dat er een positie vrijkomt die aansluit bij jouw expertise.Gelukkig voor mij waren ze in Utrecht bezig met het opstarten van een nieuwe bachelor PPE: Politics, Philosophy, Economics. Gezien mijn onderzoeksexpertise en interesses was ik een geknipte kandidaat om deze interdisciplinaire opleiding mee vorm te geven.

Na een bezoek aan Utrecht was ook mijn man overtuigd van de charmes van deze stad: kleiner dan Amsterdam, maar ook minder toeristen en zeker zo gezellig. Zowel qua grootte als qua sfeer heeft Utrecht wel wat weg van Gent: ongeveer 300.000 inwoners, onder wie veel studenten en dertigers. Sinds 2018 wonen we dan ook in de Bilt, zeg maar het Kessel-Lo van Utrecht – waar het officiële Nederlandse weer wordt vastgesteld bij het KNMI, misschien dat de naam u daarom iets zegt.

ONDERZOEK NAAR STREEKPRODUCTEN Tijdens mijn doctoraat deed ik onder andere onderzoek naar de rol van Artikel 50 (het befaamde Brexit-artikel) in de Europese Unie. Meer daarover leest u in het tijdschrift European Union Politics of op de EUROPP blog van LSE. Of u zoekt mij even op in Google Scholar – google maar dan voor academische artikelen. Al tijdens mijn doctoraat was ik echter ook bezig met Europees beschermde streekproducten, zoals het Brussels Grondwitloof, de Ardeense Ham, of de Camembert de Normandie. Ik vind dit onderwerp uitermate boeiend omdat economie, politiek, en cultuur hierin vervlochten zijn. Een voorbeeld: binnen de Europese Unie waren Deense en Franse producenten van “Feta” helemaal niet blij toen de naam na een tweede rechtszaak dan toch exclusief voor Griekse producenten werd voorbehouden. Uit onderzoek bleek immers dat ongeveer drie kwart van de Europeanen bij “Feta” toch echt aan Griekenland dacht. Producenten uit andere landen moeten hun kaas nu verkopen als “witte saladekaas” of iets dergelijks. De regels zijn immers erg streng. Je mag binnen de EU zelfs niet zeggen dat je “Belgische Feta-achtige kaas” maakt. Ook “Duitse Gorgonzola”, of “Nederlandse Roquefort” zijn uit den boze.

HANDELSAKKOORDEN Maar wat hebben die streekproducten nu met handelsakkoorden te maken? Wel, de bescherming van de circa 1.500 erkende streekproducten – wijn en sterke drank buiten beschouwing –geldt in beginsel enkel op de Europese eenheidsmarkt. Buiten de EU kunnen producenten eventueel een trademark aanvragen, zoals de makers van de Franse Roquefort deden in Brazilië. Maar voor kleinere streekproducten is het onbegonnen werk om dit markt per markt te doen. Vandaar dat de EU de bescherming van streekproducten probeert te betrekken in handelsakkoorden. Dit lukte voor het eerste in het akkoord met Zuid-Korea van 2009. Zuid-Korea stemde toen in om 60 namen van streekproducten uit de EU ook te gaan beschermen.

Sommige namen keren in alle handelsverdragen terug, bijvoorbeeld Prosciutto di Parma, Comté en Feta. Zo ook in de recente akkoorden met Japan en Vietnam. Niet toevallig zijn dit allemaal producten uit mediterrane landen. Samen hebben de zuidelijke vijf (Frankrijk, Griekenland, Italië, Portugal, Spanje) meer dan 70 procent van alle streekproducten uit de EU. Het zijn dan ook voornamelijk deze landen die op dit thema hameren.

RATIFICATIE EN HALLOUMI De onderhandelingen voor handelsakkoorden worden gevoerd door de Europese Commissie. Handel is immers een Europese bevoegdheid – een van de redenen waarom sommige Britten kozen voor Brexit. De EU is een douane-unie, met gemeenschappelijke afspraken met derde landen.

Hoewel de lidstaten niet mee onderhandelen, geven ze natuurlijk hun prioriteiten door aan de Commissie. En achteraf moeten ze hun instemming geven in de Raad, waar over handelsakkoorden per unanimiteit beslist wordt. Dat wil zeggen dat lidstaten een soort van veto hebben achteraf. Voor sommige akkoorden is dit veto nog harder, omdat er zogenaamde ratificatie vereist is: de nationale parlementen moeten ook nog allemaal een voor een instemmen.

En deze nood aan ratificatie geldt dus ook voor CETA, het akkoord tussen de EU en Canada. Sinds september 2017 is dit akkoord voorlopig in werking. Want hoewel Wallonië aanvankelijk tegenstribbelde, raakte het akkoord toch ondertekend. Om helemaal definitief te worden, moeten nu alle landen nog ratificeren.En daar knelt het schoentje. Ongeveer de helft van de parlementen stemde al in, maar begin augustus liep het mis in Cyprus.

Wat was de reden voor de Cypriotische tegenstem? U raadthet al: Halloumi. Deze kaas is nog niet beschermd in de EU, maar toch willen de Cyprioten al bescherming tegen imitatie in Canada. Het is nu maar de vraag of dat nog gaat lukken. Juridisch is het mogelijk om de naam toe te voegen aan het akkoord zonder het helemaal open te breken, maar in de praktijk dreigen andere lidstaten of de Canadezen dan natuurlijk ook met nieuwe eisen te komen.

ECONOMIE EN POLITIEK Tot slot nog dit: waarom is Halloumi eigenlijk nog niet beschermd in de EU? Wel, dat zit zo: hoewel de procedure in principe technocratisch is, houdt Brussel de bescherming van Halloumi tegen in de hoop dat dit druk zet op Nicosia & Ankara om een einde te maken aan de Grieks-Turkse opdeling van het eiland. Ik zei het al: economie en politiek zijn nauw verweven.

Utrecht University - copyright Bert Spiertz