INTERVIEW SANDRA ROUSSEAU

Green Deal heeft gevolgen voor de zakenwereld

De toekomst van Europa hangt af van een gezonde planeet. De huidige uitdagingen op het gebied van klimaat en milieu vragen om een dringende en ambitieuze aanpak. De EU heeft zich ertoe verbonden om uiterlijk tegen 2050 klimaatneutraliteit te realiseren. Om dit doel te bereiken is een trans formatie van de Europese samenleving en economie nodig, die daarenboven kosten-efficiënt en rechtvaardig moet zijn. De Europese Green Deal is onze routekaart om de economie van de EU duurzaam te maken. Hoe kunnen we de door Europa opgelegde Green Deal doelstellingen halen? En welke invloed heeft de Green Deal op onze manier van zaken doen? We vragen het aan Professor Sandra Rousseau, hoogleraar milieu-economie.

KUNT U IETS ZEGGEN OVER DE EUROPESE GREEN DEAL IN HET ALGEMEEN? WAT ZIJN DE KRIJTLIJNEN EN WAT ZIJN DE GEVOLGEN OP HET BELEID IN EUROPA EN IN VLAANDEREN? Het is de ambitie van Europa om als eerste continent klimaatneutraal te zijn tegen 2050. We moeten daarbij niet alleen focussen op klimaat- en energie-aspecten, maar ook kijken naar wat een duurzame samenleving is, hoe we vooruit kunnen gaan met onze economie op een manier die ervoor zorgt dat we flexibel zijn, dat we veerkracht hebben, dat we een gezonde economie hebben die op lange termijn ook nog echt blijft draaien en welvaart blijft creëren. De originele focus lag op koolstofneutraliteit, maar heel snel is er ook aandacht voor materialen en circulaire economie bijgekomen. De biodiversiteit en natuur die we nog over hebben in Europa moeten natuurlijk ook beschermd en vergroot worden. Deze punten reflecteren de twee delen van de circulaire economie: aan de ene kant de technische en industriële aspecten en aan de andere kant de link met de natuur en onze omgang met biologische materialen. Hierbij mogen we zeker de link met landbouw en voeding niet vergeten. IN WELKE ZIN IS LANDBOUW CIRCULAIR? Het is eigenlijk de cirkel van het leven die de inspiratie is geweest van de circulaire economie; dat we voedsel creëren, dat we biomassa creëren (als het over voeding gaat) en dat we voedsel kunnen opeten met zo weinig mogelijk verspilling. Het tegengaan van voedselverspilling is daarbij een belangrijke uitdaging. Maar ook dat men de reststromen van het voedingssysteem composteert en daaruit weer meststoffen creëert.

Er is ook een hele industrie die kijkt hoe je uit die biomassa chemische elementen kunt synthetiseren die bruikbaar zijn in de economie. Er wordt gekeken of we plastics kunnen creëren met natuurlijke materialen in plaats van met fossiele brandstoffen, de zogenaamde bio-based plastics. Dat natuurlijk luik is enorm belangrijk. Het idee is dat de bodemkwaliteit voldoende gezond blijft, zodat we genoeg voeding produceren en op lange termijn ook sommige industriële materialen kunnen vervangen door biologische grondstoffen.

‘GREEN DEAL’ KLINKT EENVOUDIG, MAAR HET IS BLIJKBAAR TOCH EEN COMPLEX GEGEVEN? De problemen die men wil aanpakken in de Europese Green Deal zijn complex, overlappend en zijn allemaal met elkaar verbonden. Als we het klimaatprobleem willen aanpakken moeten we direct ook nadenken over landgebruik want er is heel veel CO2 opge slagen in onze bodem en in onze planten. Daarenboven moet ook over hernieuwbare energieproductie nagedacht worden. Energie wordt immers in alle sectoren van onze economie gebruikt waardoor alles met elkaar verweven is. Het gaat dus om een totaalpakket waar alles aan elkaar is gelinkt. Daarom wordt best alles in één keer veranderd in plaats van deeltje per deeltje. Het initiatief heet wel een Green Deal, maar als je gaat kijken naar de verschillende elementen erin, is de focus zeker niet enkel op milieu. Er zijn linken met gezondheid en een meer inclusieve samenleving. Er zijn heel veel aspecten die onder de ruimere noemer ‘duurzaamheid’ vallen en er is het besef dat je moet zorgen dat de hervorming ook nog betaalbaar blijft voor iedereen zodat bijvoorbeeld gezinnen met lage inkomens niet teveel worden getroffen. De Green Deal bestaat uit een heel ruim pakket van maatregelen met heel veel deelaspecten. Het gaat hier niet om een gewoon probleem waarbij je een stappenplan uitvoert en dan de oplossing hebt. Dé oplossing bestaat niet; het gaat meer over een manier om er mee om te gaan, de impact te verminderen en toch vooruit te geraken.

IS ER EEN VERBAND MET DE DONUT-ECONOMIE VAN KATE RAWORTH? We kunnen inderdaad de link maken met de donut-economie van Kate Raworth die dit jaar een eredoctoraat heeft ontvangen aan onze universiteit. Zij kijkt ook naar de planetaire grenzen, de impact op de fysieke wereld die de buitengrens vormen van de donut. Binnen haar donut zitten de maatschappelijke noden van iedereen. Zij wil beide op elkaar afstemmen. Hetzelfde zie je ook bij de SDG’s (Sustainable Development Goals) of duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties die een kader bieden om duurzaamheid tastbaar te maken en er indica toren, acties en doelstellingen rond te formuleren. Dat kader wordt gebruikt door overheden op allerlei niveaus, zoals de Vlaamse of de Europese overheid en zelfs gemeentes maar ook door ngo’s en bedrijven.

WAT IS DE FOCUS VAN DE GREEN DEAL, IS ER EEN ACTIEPLAN? WANNEER EN OP WELKE MANIER ZAL HET GECONCRETISEERD WORDEN? De Green Deal is gelanceerd in december 2019. Ondertussen heeft de Europese Commissie een tijdlijn opgesteld om stap voor stap vooruit te gaan. Dat betekent dat bestaande regelgeving moet aangepast worden en er nieuwe regelgeving moet komen. Zo werd er eind 2020 gecommuniceerd over een klimaatpact; de biodiversiteitsstrategie is vorig jaar opgesteld. Er is een actieplan rond batterijen omdat die belangrijk zijn voor het opslaan van energie. Als je hernieuwbare energie echt opnieuw wilt gebruiken als energiebron in de economie, dan is het belangrijk dat je die kunt opslaan. Veel hernieuwbare energie is variabel als je die gaat opwekken. Je hebt zonne-energie als de zon schijnt, windenergie als er wind is, biomassa als je genoeg biomassa hebt. Dat is niet zo stabiel als bijvoorbeeld nucleaire energie. Opslag van energie is echt wel één van de knelpunten. Vandaar die focus op batterijen om veel meer toestellen op batterijen te krijgen. Elektrische wagens en elektrische fietsen hebben batterijen nodig. Momenteel zijn die vrij zwaar. Batterijen hebben schaarse grondstoffen, ‘rare earths’ nodig. De wens om al die problemen rond batterijen aan te pakken is de motivatie voor een nieuwe Europese verordening rond batterijen waarvoor in december 2020 een voorstel werd gelanceerd. Conform de verschillende doelstellingen die de Europese Commissie wil halen met die Europese Green Deal wordt er gekeken naar de circulaire economie. Waar worden veel materialen gebruikt en waar is er verandering nodig? Denk bijvoorbeeld aan plastics. Zo is er al een Europese verordening rond single use plastics van kracht.

WORDT ER OOK IN DETAIL GEKEKEN PER SECTOR? Ja, bijvoorbeeld de textielsector. Dat is een grondstoffenintensieve sector, bv katoen. Katoenproductie is heel waterintensief en gebeurt in landen waar er al watertekorten zijn. Die link met water, maar ook het gebruik van pesticiden in de landbouw, maakt dat zelfs een natuurlijke vezel een enorme milieu-impact kan hebben. Daarnaast speelt de mode wereld een grote rol. We gebruiken heel veel kleding voor een heel korte termijn, de zogenaamde fast fashion. We kopen iets nieuws louter omdat we iets nieuws willen hebben, niet omdat het nodig is of omdat het versleten is. Vandaar de focus op textiel. De bouwsector is ook één van de meest energie-intensieve industrieën. Er wordt zelfs geschat dat hij goed is voor meer dan een derde van de totale emissies in Europa. Niet alleen in termen van gebouwen en energiegebruik, maar er zit ook heel veel ‘embedded energy’ vervat in onze bouwmaterialen. Voor het maken van beton en vooral van cement is heel wat energie nodig. Vandaar dat de verduurzaming van de bouwsector een uitdaging vormt. Er zal heel sterk worden ingezet op het renoveren van gebouwen. Ook bij KU Leuven zijn heel veel gebouwen niet energie-efficiënt en zijn er echt wel verbeteringen mogelijk. Maar we zien direct ook de knelpunten: we hebben veel geld nodig om die renovaties te kunnen uitvoeren. Het is daarenboven niet alleen een financiële kwestie, want bij grondige renovaties kunnen die gebouwen ondertussen niet gebruikt worden en ook dat zorgt voor weerstand bij de gebruikers. Materialen kunnen weliswaar worden gerecycleerd maar meestal gaat dit gepaard met een enorm waardeverlies. Bij de afbraak van een woning wordt het puin bijvoorbeeld gebruikt als vulmateriaal bij wegenwerken. Er zitten heel veel verschillende materialen in een huis. Als je materiaalstromen wilt hergebruiken moeten ze zo zuiver mogelijk zijn, homogeen zijn.

Als je exact weet met welke samenstelling je te maken hebt, kun je gerecycleerde materialen gemakkelijker gaan gebruiken. Maar als de afvalstroom een mix is van glas, baksteen, plastic enzovoort kan je die niet zomaar gaan hergebruiken. Dit is een belangrijke uitdaging voor de bouwsector om bij de afbraak toch nog een deel van die materialen te kunnen hergebruiken. Daar zijn veel mensen voor nodig. Zowel in de bouwsector als in de hele kringloopeconomie zijn arbeidskrachten nodig want automatisering is hier niet vanzelfsprekend.

WE MOETEN DUS FOCUSSEN OP VERSCHILLENDE SECTOREN. IN WELKE ZIN KUNNEN DE FINANCIËLE SECTOR EN ICT DAARTOE BIJDRAGEN? De overgang die de Green Deal wil bereiken gaat enorm veel geld kosten, ook omdat je moet investeren in innovatie en in nieuwe gebouwen. De overheid kan niet alles financieren. De financiële sector, de banksector, is hier betrokken partij. Als we denken aan de circulaire economie, van producten naar diensten, dan is daar een financiële omschakeling voor nodig. Voor bedrijven zijn die geldstromen helemaal anders. Als je iets verkoopt, krijg je direct de volledige som op het moment dat je het verkoopt. Als je iets verhuurt of least zoals een wasmachine, krijg je niet de volledige som maar krijg je elk jaar of elke maand een bepaald bedrag. Het bedrijf moet ondertussen wel investeren in die wasmachine. Ze hebben een bank of een instelling nodig die de investering in die omschakeling kan financieren. Dat is echt wel een uitdaging. Dat biedt natuurlijk ook mogelijkheden en je kan er interessante rendementen uit halen. Er zijn al heel veel duurzame beleggingsfondsen en er wordt nagedacht over ESG-rapportering (nvdr: ESG staat voor ecologie, sociaal ondernemen en governance). We moeten nadenken of we in sommige sectoren nog wel willen investeren, of eerder in meer innovatieve en duurzame sectoren. Voor die overgang moeten we ook nadenken over digitalisering. EN WAT IS DE ROL VAN HET TELEWERKEN EN DE E-COMMERCE? Door de huidige covid-19 crisis zijn we gedwongen om thuis te werken en veel meer online te doen. We kunnen het allemaal op afstand doen, we gebruiken minder vervoer, ... Op lange termijn kun je het online werken mee inplannen en minder gebouwen voorzien voor personeel zodat je hierop kunt besparen. Door digitalisering kan het gebruik van grondstoffen dus verminderen. Ook in de deeleconomie kan digitalisering en het internet een katalysator zijn. Denk bijvoorbeeld aan ‘Vinted’ – een platform waar je tweedehandskledij koopt en verkoopt – in het kader van een circulaire economie. Dat soort platforms en bijhorende apps kan kopers en verkopers aan elkaar linken en dus langer waarde halen uit materialen. Veel circulaire businessmodellen kunnen bovendien digitaal een schat aan gegevens bijhouden. Met deze big data kan je veel doen. Zo leer je hoe en wanneer je goederen gebruikt worden. Als je een wasmachine least kan je weten hoe dikwijls die machine is gebruikt, op welke temperatuur en op welke momenten. Omdat de machine nog eigendom is van de producent kan hij die data gebruiken, alhoewel er natuurlijk direct bedenkingen bijkomen in termen van de privacy. Maar ook hier heb je linken met digitalisering. Smart meters, onlangs in het nieuws, is ook een vorm van digitalisering waarbij je een elektronische energiemeter in huis hebt die data verzamelt en eventueel gebruik van bepaalde toestellen aanstuurt. Digitalisering, ICT dus, is cruciaal bij de transitie naar een duurzaam energiesysteem.

ALS ER MIDDELEN NODIG ZIJN OM DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN DE COVIDCRISIS OP TE VANGEN, IS DIT DAN EEN GEMISTE KANS OM DE GREEN DEAL VAN DE EU UIT TE VOEREN? De link tussen de covidcrisis, ons herstel ervan en de Green Deal is in het afgelopen jaar een aantal keer besproken. Eigenlijk komt de European Green Deal op het juiste moment want er wordt nu nagedacht hoe we ons economisch systeem weer gezonder kunnen maken en we op lange termijn perspectief kunnen bieden. Dat is exact wat we nodig hebben om de negatieve economische impact van de covidcrisis aan te pakken. We moeten gebruik maken van middelen die al ter beschikking worden gesteld door de Europese Commissie en de wetgeving die al tot stand kwam. Er is ook al heel veel informatie over welke sectoren eerst moeten worden aangepakt en welke technologieën interessant zijn om in te investeren. De Vlaamse Overheid heeft ondertussen al een herstelplan geformuleerd, met dezelfde pijlers als die van de European Green Deal. Een aantal milieuproblemen zijn verminderd tijdens de covidcrisis. We vliegen minder maar dat is eigenlijk niet wat we willen, want de reden dat we minder vliegen en minder CO2-uitstoot hebben is dat we minder economische activiteit hebben. Hier is echt nog een directe koppeling tussen onze economie en ons leefmilieu. Eigenlijk willen we die koppeling verbreken. Op lange termijn is één van de uitdagingen dat we een bloeiende economie hebben en tegelijkertijd een lagere milieu-impact.

WELK SOORT INVESTERINGEN ZIJN ER ALLEMAAL NODIG? Naast investeringen in de industrie zijn ook investeringen in heel onze maatschappij nodig, zoals in menselijk kapitaal, in kennis, dus in ons onderwijs, in innovatie en natuurlijk in onze infrastructuur. De betonstop in Vlaanderen is daar een mooi voorbeeld van. We willen ervoor zorgen dat we niet meer en meer van ons land gaan afdekken met materiaal dat niet waterdoorlatend is. Op alle vlakken zijn investeringsprogramma’s nodig. Tijdens de covidcrisis hebben we ons minder verplaatst maar we hebben wel van alles online besteld en laten leveren bij ons thuis, dat zorgt dus voor andere verplaatsingen.

BEDOELT U DAN DAT VERVOER MOET VERMINDEREN OF MOET HET ANDERS WORDEN? Het idee is dat er ‘mobihubs’ of mobiliteitsknooppunten komen. In plaats van enkel je eigen auto te gebruiken, kijk je op platformen welke combinaties van vervoersmiddelen beschikbaar zijn. De focus ligt op de mobiliteit en het doet er minder toe hoe het dan gebeurt. Natuurlijk zijn hiervoor investeringen nodig in infrastructuur zoals parkeerplaatsen voor auto’s en fietsen bij bepaalde knooppunten en vooral opties in combinatie met openbaar vervoer. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de omgeving waarin we wonen. Deelauto’s zijn bijvoorbeeld een redelijk alternatief in een stedelijke omgeving maar zijn minder haalbaar in een landelijke omgeving. De omschakeling naar een mobiliteitssysteem dat onafhankelijk is van fossiele brandstof wordt meer en meer bespreekbaar. Denk aan het voorstel van onze regering om enkel nieuwe elektrische bedrijfswagens toe te laten tegen 2026 of het verbod op de verkoop van nieuwe benzine- en dieselauto's en de hybride varianten in het Verenigd Koninkrijk vanaf 2035. Elektrische mobiliteit zal meer en meer een centrale rol innemen en dit mogelijk sneller dan we nu denken. Hiervoor zullen opnieuw investeringen nodig zijn. Voor elektrisch vervoer zijn laadpalen nodig en de infrastructuur moet veranderen. Maar er zouden ook minder auto’s per persoon moeten zijn. België heeft nu meer dan vijf miljoen auto’s; dat is één auto per twee personen. Als men bijvoorbeeld meer thuis werkt, zou dat hierbij kunnen helpen omdat je niet elke dag de auto nodig hebt.

UITERAARD HANGT ER EEN KOSTENPLAATJE AAN VAST: HOE GAAT DIT GEFINANCIERD WORDEN EN DOOR WIE? De Europese Commissie heeft vorig jaar een plan van duizend miljard euro vastgelegd voor de volgende tien jaar. Dat is heel wat, maar niet genoeg. Er zijn ook actieve investeringen nodig door banken en private personen waardoor er geïnvesteerd kan worden in beleggingsfondsen om te helpen met die overgang. Er moet dus heel veel geld gemobiliseerd worden. Overheden moeten nadenken over waar het geld vandaan komt, uit welke belastingstromen en over de mogelijkheden van een groene belastinghervorming. Het is belangrijk om activiteiten of gedrag dat slecht is voor het milieu en het klimaat af te straffen, terwijl je de zaken die goed zijn voor het milieu, het klimaat en voor onze maatschappij probeert te belonen, of dat je die in elk geval niet gaat afstraffen. Je kunt bijvoorbeeld belastingen heffen op fossiele brandstoffen. Rekeningrijden is hier zeker ook een mogelijkheid maar er lijkt toch een zekere schroom te zijn om dit ook effectief in te voeren.

DE BEVOLKING MOET NATUURLIJK OOK MEE ZIJN MET AL DIE MAATREGELEN. Inderdaad, voor sommige van die maatregelen is het maatschappelijk draagvlak nog steeds problematisch. Als je energie of transport duurder maakt, gaan gezinnen die eigenlijk al moeilijk rondkomen het nog moeilijker krijgen. Bovendien worden niet alleen gezinnen daardoor getroffen maar ook de industrie. Als al je werknemers langs zo’n traject moeten passeren en moeten betalen, dan kunnen die argumenteren dat deze kost van het rekeningrijden door de werkgever moet worden gedragen. Dus het hangt ervan af wie de kosten voor het rekeningrijden moet betalen, de werkgever of de werknemer, of ieder een deel? Sommige subsidiesystemen in Vlaanderen en Europa zijn niet goed voor het milieu in termen van biodiversiteit en klimaat zoals subsidies voor bedrijfswagens met verbrandingsmotoren of gunstige belastingregimes voor de transportsector.

ZIJN ER ANDERE RANDVOORWAARDEN VOOR DE IMPLEMENTATIE? Het is belangrijk dat gezinnen betrokken zijn en zich bewust zijn van het belang hiervan en wat zij kunnen bijdragen. Consumenten zijn hier belangrijk. Onze consumptiebeslissingen doen we voornamelijk op automatische piloot, uit gewoonte.

Als we gaan winkelen kopen we veelal dezelfde producten van dezelfde merken zonder daar eigenlijk bij stil te staan. We kunnen ons gedrag aanpassen en duurzamer consumeren. Dat is echter niet eenvoudig te realiseren juist omdat we zoveel uit gewoonte doen. De covidcrisis brengt een extra uitdaging met zich mee. Waar ik me zorgen over maak, is dat er nu al heel veel mensen zeggen na deze crisis op reis te gaan, te gaan shoppen of eens goed uit eten te gaan. We hebben allemaal reuze veel plannen, maar veel van die plannen hebben jammer genoeg ook een milieukost. Er kan een soort reboundeffect zijn door een stijging in consumptie na de covidcrisis. Nu hebben we misschien wel ons gedrag aangepast en zijn minder gaan reizen en consumeren, maar het zou best kunnen dat dit een tijdelijk aspect is en dat we wat we hebben ‘gemist’ gaan inhalen. Anderzijds kan de crisis ook positief uitdraaien want velen willen niet direct weer een all-in vliegvakantie boeken en verkiezen toch dichter bij huis te blijven. Keuzes kunnen veranderen, maar ik durf niets te voorspellen. En het zou ook kunnen dat iedereen heel snel weer gewoon terug doet zoals voorheen. We moeten ook hierop werken en nadenken hoe we de houding van de mensen kunnen veranderen.

KAN DE OVERHEID DAN NIET EEN HANDJE HELPEN, EEN DUWTJE IN DE RUG GEVEN ZODAT DE MENSEN HUN GEDRAG AANPASSEN? Zeker. Zo moet de ruimtelijke ordening meegenomen worden in de transitie in ons economisch herstel. In een stad wordt veel meer warmte gecapteerd door het gebruik van meer donkere materialen en er zijn weinig natuurlijke oppervlaktes waardoor het daar twee tot drie graden warmer is dan in een landelijke omgeving. Nu de klimaatverandering meer en meer zichtbaar wordt – we hebben jammer genoeg bijna elke zomer wel een hittegolf – zijn die paar graden warmer in de stad echt wel belangrijk. Daarom moet er worden nagedacht hoe we meer groen en meer water in een stedelijke omgeving krijgen. Hoe je het land gaat gebruiken is belangrijk voor het klimaatbeleid en voor de biodiversiteit. De link met waterbeheer is hierbij heel belangrijk. Vlaanderen – je zou het soms niet zeggen – is een waterarme regio met een permanent watertekort. Eén van de redenen is dat we met zovelen wonen op een kleine opper vlakte. Het regent niet genoeg en we gebruiken nog altijd te veel van ons grondwater. Het besef van een watertekort groeit wel omdat de voorbije twee, drie zomers zo droog zijn geweest en er nu een probleem is rond watergebruik en watervoorraden. Om dat aan te pakken is het belangrijk om na te denken over ruimtelijke ordening. Dat is iets dat je als bedrijf niet kunt aanpassen, noch als gezin, maar waar de overheid het voortouw moet nemen.

WAT ZIET U ALS OPPORTUNITEITEN VAN DE GREEN DEAL VOOR HET BEDRIJFSLEVEN? Er zijn veel opportuniteiten en je ziet heel veel nieuwe bedrijven die proberen zich te profileren als meer duurzaam en meer circulair. De circulaire economie wordt gezien als een groeimarkt voor de toekomst. Europa hoopt een zodanige push te geven waardoor bedrijven een incentive krijgen om hun passieve houding te laten varen en om actief mee te denken over hoe ze kunnen innoveren en hun impact verminderen. Als dat lukt kun je dat beleid niet alleen op een Europese schaal maar zelfs op een globale schaal zien. Kijk naar de toeleveringsketen van de bedrijven. We gebruiken niet alleen materialen of componenten uit Europa, wij voeren in vanuit heel de wereld. Als bedrijven hun supply chain onder de loep nemen en ze proberen de impact van die keten te verminderen dan gaan ze ook spillover-effecten buiten Europa realiseren. Bedrijven moeten beseffen dat er meer moet zijn dan alleen maar zonnepanelen op een dak leggen of een duurzaamheidsrapport opstellen. Ze moeten hun manier van business doen grondig herbekijken en aanpassen.

KUNNEN DE BEDRIJVEN DAT ALLEMAAL AAN, HET LIJKT ONS ZEER AMBITIEUS? Het duurzaam maken van een economie is een proces. Dat is niet iets dat je kunt doen van vandaag op morgen. Het vraagt tijd. Het gaat over continu stappen zetten om te verbeteren. Je kan, bijvoorbeeld, eerst kijken naar de CO2-uitstoot. Nadien kan je kijken naar de materialen die je gebruikt en komt ook het beleid naar werknemers en toeleveranciers aan bod (waar komen de originele grondstoffen vandaan?). Er zijn heel veel aspecten aan verbonden en niet alles kan tegelijk gebeuren. Het is wel belangrijk om daar over na te denken, zodat je als bedrijf op lange termijn weet waar je naar toe te gaat, ook al ga je dat niet ogenblikkelijk realiseren. Die langetermijnvisie is essentieel de economie te verduurzamen. Dat is ook iets dat verschillende stakeholders vragen. Ngo’s proberen de elektronica sector en de textiel- en kledingsector aan te zetten om na te denken over die productie- en consumptiepatronen die niet duurzaam zijn en dus veel beter kunnen. Maar ook de financiële sector wordt zich meer en meer bewust dat het belangrijk is om na te denken over welk soort investeringen duurzaam zijn op lange termijn. Zij beginnen ook indicatoren te ontwikkelen die doorsijpelen naar bedrijven om op die manier ook meer te gaan investeren in systemen en processen die uiteindelijk een minder negatieve – of liefst zelf een positieve – impact hebben op onze maatschappij. Ook consumenten worden mondiger en laten van zich horen. Er is de link met de sociale media waar informatie wordt gedeeld. Een bedrijf staat niet op zichzelf en zal door die verschillende stakeholders worden aangezet om te gaan nadenken: hoe kunnen we het beter doen, hoe kunnen we onze negatieve impact verminderen.

WAT ZIJN MOGELIJKE ACTIES OF WAT KUNNEN WIJ DOEN, ZOWEL IN VLAANDEREN ALS INDIVIDUEEL? Gezinnen moeten kijken naar hun woningen. Daar zijn nog veel verbeterpunten, zoals investeren in betere isolatie en hernieuw bare energie. Op langere termijn zouden we best iets kleiner kunnen gaan wonen. Ook ons transportgebruik stemt tot nadenken. Is het echt wel noodzakelijk om twee auto’s op onze oprit te hebben staan? Onze consumptie van voedsel en textiel kan ook veel beter. Ik geloof dat iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid moet nemen en zijn deel moet doen, ook al maakt de impact van één persoon het verschil niet, maar als iedereen het nodige doet maken we wel een verschil. Mensen moeten stoppen met de vinger te wijzen naar anderen, de overheid of bedrijven. Nee, we moeten allemaal iets doen.

U SPRAK VAN SOCIALE MEDIA. WAT ZIET U ALS HUN ROL? Sociale media kunnen positief worden gebruikt. Je ziet dat mensen kleine daden stellen en dat posten. Dan heb je inderdaad die sociale connectie die er bij komt. Die positieve feedback en het feit dat je je daar goed bij voelt, is ook belangrijk. Dat kan ook een reden zijn om het te doen. Ik geloof in het belang van kleine dingen. We zien dat bij de covidcrisis: het gedrag van ons allemaal bepaalt het resultaat. En uiteindelijk heeft dat effect. Als nu 100.000 mensen op vakantie gaan merken we dat. Toch is dat eigenlijk maar een kleine fractie van onze maatschappij. Dat toont dat kleine zaken een rol kunnen spelen en dat we samen heel veel kunnen veranderen.

VEEL VAN ONZE BATTERIJEN KOMEN UIT CHINA EN MOETEN MET CONTAINERS NAAR HIER GEBRACHT WORDEN. ZULLEN DEZE IN DE TOEKOMST MEER EN MEER IN EUROPA WORDEN GEMAAKT? Een bedrijf als UMICOR zet enorm in op het recycleren van die batterijen, zodanig dat wanneer die op het einde van hun levens loop zijn ze niet zomaar worden weggegooid. Ze kunnen er verschillende componenten uit halen om ze opnieuw te gebruiken voor nieuwe batterijen. Het is echt wel heel belangrijk dat elektronisch afval en die batterijen selectief worden ingezameld. Voor sommige batterijen doen wij als consumenten het vrij goed. Maar als je denkt aan batterijen die in onze elektronica zitten, in onze portables en smartphones, doen we het een stuk slechter. We hebben allemaal wel ergens een oude telefoon of portable in onze kast liggen en daar zit een batterij in. Die worden niet gerecycleerd. Dat is iets wat we beter kunnen. Er wordt ook nagedacht over andere manieren van energie-opslag en er is heel wat onderzoek naar. Ik geloof wel dat wanneer hier een grote doorbraak komt, dit een heel groot verschil gaat maken in de richting van een duurzame energietransitie.

HEB U ZELF NOG IETS DAT U ZOU WILLEN TOEVOEGEN? Ik ben nieuwsgierig hoe het allemaal gaat evolueren. Ik maak me zorgen over de vertaalslag naar België omdat dit land een complex bestuur heeft. We zijn bij de slechtste leerlingen van de klas als het gaat over klimaatbeleid, maar we doen het wel heel goed inzake afval en recyclage. Ik ben nieuwsgierig waar we terecht komen als we het totale pakket bekijken. Je kunt niet teveel verwachten van mensen ook al zijn ze er zich meer van bewust. Bij peilingen zien we dat aan de ene kant mensen wel een lagere milieu-impact willen, meer duurzaamheid willen en ecologische keuzes voorstaan, maar aan de andere kant willen ze ook hun eigen telefoon, auto, nieuwe kleren, ... We zijn nog steeds erg gefocust op bezit en het is heel moeilijk om dat te veranderen. Bedrijven of de overheid maken soms keuzes voor ons, zeker wanneer het gaat over voedsel en gezondheid. Momenteel wordt er steeds minder zout en suiker in bepaalde bereidingen gebruikt omdat de wetgeving is aangepast. Zo is er ook een aanzienlijke daling in onze milieu-impact mogelijk indien de supermarkten meer duurzame en biologische producten zouden aanbieden of minder verpakking gebruiken. Ik denk ook dat de overheid bepaalde zaken gewoon moet opleggen en mag eisen. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van gerecycleerde materialen of energie-efficiëntie. Vrijwillig zal het allemaal niet gebeuren willen we die grote verandering krijgen die we nodig hebben.

Hilde Roos en Hanneke van Sloten