Pensioenexpert Marjan Maes over de Belgische uitdagingen en hervormingen

Met heel wat jaren academisch en beleidsondersteunend werk op de teller is Marjan Maes een veelgevraagd pensioenexpert. Na vijf jaar als adviseur van de vicepremier, keerde ze in 2019 terug als docent en onderzoeker aan KU Leuven. Sinds 2020 is ze ook regent bij de Nationale Bank. Billijkheid vormt de rode draad in haar pensioenonderzoek en microsimulaties kunnen helpen op de lange weg ernaartoe, vertelde ze aan ECONnect.

DE VERGRIJZING MAAKT HET STEEDS MOEILIJKER OM DE PENSIOENKOSTEN BEHEERSBAAR TE HOUDEN. WAT ZIJN VOLGENS U DE GROOTSTE PROBLEMEN MET HET HUIDIGE BELGISCHE PENSIOENSTELSEL DIE MOETEN WORDEN AANGEPAKT?

Ik zie twee problemen: enerzijds staat de financiële betaalbaarheid van het pensioenstelsel onder druk. Anderzijds is er ook het probleem van billijkheid. Veel mensen hebben het gevoel dat ons systeem verkeerd in elkaar zit – en ze hebben een punt. Ons pensioenstelsel moet ook hervormd worden omdat het soms heel rare uitkomsten oplevert. Een voorbeeld zijn de minimum pensioenen. Er zijn mensen die 45 jaar gewerkt hebben, maar in verschillende stelsels – bv. 15 jaar als zelfstandige, 15 jaar als ambtenaar en 15 jaar als werknemer – en toch geen toegang hebben tot een minimumpensioen. Tegelijk zijn er mensen die maar 20 jaar gewerkt hebben en wel voldoen aan de voorwaarden. Uit die verschillende stelsels vloeien zo’n aberraties voort. Ook al komen gemengde loopbanen vandaag steeds meer voor, toch zien we dat mensen die toe zijn aan een carrièreswitch die stap niet durven zetten, omdat ze schrik hebben – soms terecht– voor de gevolgen op hun pensioen. Dat is bijzonder jammer.

WAT STELT U DAN CONCREET VOOR?

Er zijn inspanningen nodig om de verschillen tussen stelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen te harmoniseren. Dat gaat zowel over bedragen, als over hoe lang je moet werken voor je je pensioen kan opnemen. Over het bedrag moet je denk ik genuanceerd spreken. De ambtenarenpensioenen zijn hoog, maar zelfstandigen en werknemers kunnen op een fiscaal gunstige manier een aanvullend pensioen opbouwen. Sinds 2017 hebben we echter een databank over de aanvullende pensioenen die ons toelaat om te vergelijken. Dan blijkt dat het ambtenaren pensioen er nog steeds bovenuit steekt. Zelfs al wordt dat zwaarder belast dan het aanvullend kapitaal van zelfstandigen. Puur netto bekeken zijn er nog opmerkelijke verschillen. Alternatief gezegd, het bijdragepercentage op de loonmassa dat nodig zou zijn om ambtenarenpensioenen betaalbaar te maken bedraagt momenteel ±65%, bij de werk nemers en zelfstandigen bedraagt dat slechts ±30%.

En ook de preferentiële systemen waardoor bijvoorbeeld ambtenaren, waaronder proffen, vroeger met pensioen kunnen dan andere zijn aan hervorming toe. Mocht dat een superzwaar beroep zijn, dan was dat te begrijpen. De statistieken tonen dat in 2019 nog steeds 40% van de ambtenaren zijn/haar rustpensioen ten laatste opneemt op de leeftijd van 60 jaar (in 2015 was dat trouwens nog 70%), terwijl 70% van de zelfstandigen ten vroegste op 65 jaar met pensioen gaat.

België heeft ook een genereuze gelijkstelling van niet gewerkte periodes – zoals ziekte, werkloosheid, moederschapsverlof, brugpensioen ... – aan gewerkte periodes. Om sociale redenen is dat te rechtvaardigen, maar in combinatie met onze onbeperkte werkloosheidsuitkering resulteert dat ook in aberraties waarbij mensen die 30 jaar werkloos waren, een hoger pensioen krijgen dan mensen die 40 jaar werkten als zelfstandige. Uiteraard stellen mensen dan de legitimiteit van het pensioenstelsel in vraag.

ZIJN JONGEREN VANDAAG BEZORGDER OM HUN PENSIOEN DAN VROEGER?

Ik heb de indruk dat zij daar absoluut niet mee bezig zijn. Ze zijn vooral bezorgd over het klimaat, lijkt mij. Maar als we kijken naar duurzaamheid, ervoor zorgen dat de toekomstige generatie aan haar behoeften kan voldoen op dezelfde manier als de huidige, dan gaat dat voor mij ook over levensstandaard. Het is een belangrijk concept dat we ook best toepassen op ons pensioenstelsel.

IN 2014 STELDE DE COMMISSIE PENSIOENHERVORMING EEN GRONDIGE, GLOBALE HERVORMING VAN HET PENSIOENSTELSEL VOOR AAN DE HAND VAN PUNTEN. WAT VOND U VAN DIT VOORSTEL? WAAROM KWAM DIE STRUCTURELE HERVORMING NIET ECHT VAN DE GROND?

Inderdaad, het puntenstelsel kwam van de Commissie Vandenbroucke. Ik ben het volledig eens met de principes die men daarin wilde integreren, maar je kan die ook op een andere manier operationaliseren. Het idee dat je gedurende decennia punten opbouwt en dat de waarde van een punt pas aan het einde van de loopbaan bepaald wordt, maakt het evenwel erg verschillend van de huidige regeling. En dat is communicatief lastig en operationeel naïef, gezien de complexiteit van het huidige stelsel.

Communicatie over pensioenhervormingen is heel belangrijk. Elke komma die verschuift in de wetgeving veroorzaakt commotie. Mensen vragen meteen: wat betekent dat voor mij? Je kan vooraf nog zo duidelijk de spelregels communiceren waarmee de waarde van een punt aan het einde van de rit bepaald wordt, het blijft moeilijk te vatten voor de man in de straat. Die wil weten hoeveel euro hij krijgt wanneer hij met pensioen gaat en hoeveel dat is vergeleken met het laatste loon. Dan kan hij/zij zo nodig aan voorzorgsparen doen. Dat geeft mensen controle en stelt hen gerust.

Het voorstel bevatte overigens heel wat principes uit ons pensioenstelsel zoals we dat kenden tot in de jaren 90. Denk aan de herwaardering van de lonen, waarmee we vermeden dat werknemers van een hoog loon terugvielen op een laag pensioen. Een dure zaak voor de overheid die eind jaren 90 is afgeschaft. Helaas, vind ik, want intussen is ons pensioen, langzaamaan geëvolueerd naar een vrij laag ‘flat benefits’-pensioen, waarover de mensen vandaag klagen. Idem voor het principe van de actuariële correcties, of pensioencorrecties volgens de pensioenleeftijd.

HOE KAN HET PENSIOENSTELSEL HERVORMD WORDEN ZODAT LANGER WERKEN AANGEMOEDIGD WORDT?

Om langer werken lonend te maken op een manier die het overheidsbudget niet bezwaart, hadden we tot de jaren 90 – net zoals de meeste OESO-landen – een systeem waarbij je per jaar dat je meer werkte, extra pensioen kreeg – of minder per jaar dat je minder werkte.

Ook dat principe zou deel uitmaken van het puntenstelsel. Maar waarom dan van nul vertrekken? Kunnen we niet beter die principes (opnieuw) introduceren in het bestaande systeem en de stelsels naar elkaar laten toegroeien? Ik denk dat dat makkelijker zou zijn. Mensen willen altijd vergelijken en ze moetende logica ervan inzien. Het drama is dat, eens een systeem is afgeschaft, het moeilijk wordt om het weer in te voeren, niet enkel politiek maar ook omwille van de technische operationalisering.

Het lastige bij pensioenhervormingen is dat je een leven lang rechten opbouwt. Een hervorming van werkloosheids- of ziekte-uitkeringen zit na 1 of 2 jaar op kruissnelheid. Bij een pensioenhervorming blijven de bestaande rechten vastgeklikt in het oude systeem en bouw je nieuwe rechten op in een nieuw systeem. Bij meerdere hervormingen wordt dat technisch erg complex. Bovendien blijkt uit onderzoeksliteratuur rond pensioenen dat het niet zozeer een technisch probleem is, maar eerder een politiek. Zodra meer dan 50% van de bevolking ouder is dan 50, wordt het alsmaar moeilijker om pensioenhervormingen door te voeren.

KOMEN ER UIT UW ONDERZOEK OOK NIEUWE VOORSTELLEN INZAKE PENSIOENEN?

Inzake pensioendesign geloof ik vooral in microsimulatiemodellen. Daarbij vertrek je van een grote sample administratieve gegevens van een representatieve selectie individuen van wie je de loopbaangegevens perfect kent. Op basis van zo’n dataset kan je niet alleen simuleren hoeveel pensioen iemand zal krijgen en hoe lang die moet werken in het huidige systeem. Je kunt ook heel fijn hervormingen simuleren en de impact van een aanpassing vrij goed in detail berekenen, zowel voor bepaalde groepen als op het overheidsbudget. Je ziet dan ook hoeveel winnaars en verliezers een bepaalde aanpak oplevert en kan nadenken of de verliezers te rechtvaardigen zijn of dat je die moet compenseren .Je kan dus heel specifieke zaken bekijken én aanpakken – en volgens mij ook communicatieve problemen vooraf ontmijnen.

In 2014 deed ik zo’n onderzoek naar de hervorming van het minimumpensioen op een dataset van de Kruispuntbank voor sociale zekerheid met de historische loopbaangegevens van 30.000 Belgen tussen 55 en 65. De opdracht luidde: een hervorming van het minimumpensioen die budgetneutraal is voor de overheid en die de armoede vermindert. Dat klinkt onmogelijk maar met microsimulatie kan dat. De uitkomst veronderstelde sowieso dat we langer zouden gaan werken. Het is uiteindelijk geen magie.

U BENT INDERDAAD EEN VASTBERADEN VOORSTANDER VAN HET OPTREKKEN VAN DE PENSIOENLEEFTIJD. STAREN WE ONS NIET BLIND OP DAT CIJFER? ZIJN ER GEEN ANDERE MAATREGELEN DIE MINDER WEERSTAND OPROEPEN, OM MENSEN TE STIMULEREN OM LANGER AAN DE SLAG TE BLIJVEN?

Langer werken blijft voor mij de eerste oplossing en ik begrijp de weerstand, maar wil daar graag twee vragen bij stellen. Ten eerste: wat is het alternatief voor langer werken en is dat beter? Ten tweede: kijk ook eens naar het buitenland!

De gemiddelde leeftijd waarop men stopt met werken ligt in Noorwegen voor mannen op 66 jaar, in Nederland op 65, in Duitsland op 64. In België is het gemiddelde 61,5 jaar en dat heeft impact op de levensstandaard. Landen met een hogere gemiddelde pensioenleeftijd zoals Noorwegen kennen minder armoede bij gepensioneerden. De vraag is wat je belangrijk vindt.

Ook het buitenland heeft zware beroepen, belastende functies en gezondheidsproblemen. Toch ligt de gemiddelde pensioen leeftijd er hoger, maar veel van die landen zetten meer in op werkbaar werk. In Nederland gaat de wettelijke pensioenleeftijd in 2024 naar 67. Daar was veel commotie rond, maar de regering investeert tevens in werkbaar werk en duurzame inzetbaarheid. Ik denk dat dat het juiste antwoord is. Wij zitten daarentegen nog met heel wat vervroegde uittredestelsels.

ZIJN ER DAN GEEN ALTERNATIEVEN DAN ‘LANGER WERKEN’ OM DE PENSIOENEN BETAALBAAR TE HOUDEN?

Als je de levensverwachting en de fertiliteit als gegeven beschouwt, heb je slechts een paar opties in het stelsel zelf: de sociale zekerheidsbijdrage of aanvullende pensioenbijdrage – dus de lasten op arbeid – verhogen, de pensioenen verlagen of langer werken. Langer werken is voor mij ook de werkzaamheidsgraad verhogen bij inactieven, waaronder vrouwen. Daar zie ik nog veel ruimte. De productiviteit verhogen helpt uiteraard ook, maar dat zeggen we al 20 jaar. Veel landen kozen intussen om de uittredeleeftijd te verhogen, maar wij lopen achter en ik vrees door die achterstand dat deze optie het financieringsprobleem op termijn onvoldoende zal kunnen oplossen.

Op de hervormingsoptie ‘langer werken’ staat een houdbaarheidsdatum: zo’n hervorming heeft namelijk alleen een effect op de nieuwe instroom aan gepensioneerden. En we zitten nu eerder aan het einde van de ‘papy boom’ (waarbij een zeer groot aantal mensen, gelinkt aan de baby boom na de oorlog, de pensioengerechtigde leeftijd bereikt n.v.d.r.), dus vanaf 2025 zal dat aantal afnemen en zal de hervorming ‘langer werken’ minder en minder voldoen.

EN ALS WE ‘NIKS’ DOEN?

We moeten eens nadenken over de gevolgen van een beleid dat bestaat uit ‘niks doen’. Dan resten er nog twee financieringsmogelijkheden: ofwel verhogen we de overheidsschuld en schuiven we de factuur door naar de jongere generatie. Ofwel verhogen we de belastingen en dan heb je veel keuze, maar het mag in elk geval geen symbolische belasting zijn, want het gaat om een belasting die elk jaar miljarden euro’s moet opbrengen. Niks doen of uitstellen is eigenlijk ook kiezen. Dan kom je automatisch uit bij externe financieringsbronnen.

U WAS NIET ONDER DE INDRUK VAN HET PENSIOEN HOOFDSTUK IN HET REGEERAKKOORD VAN DE REGERING-DE CROO (OPTREKKEN VAN MINIMUM BEDRAGEN TOT 1.500 EURO, DEELTIJDS PENSIOEN, PENSIOENBONUS ...) WAAROM?

Ik denk niet dat die 1.500 euro voor veel mensen de grote oplossing biedt en de beslissing is vooral moeilijk te begrijpen omdat er geen financiering tegenover staat. De pensioenuitgaven voor de werknemerspensioenen nemen sowieso jaarlijks met 1,7 à 2 miljard euro toe. Voor deze maatregel van 1.500 euro schat het Planbureau de meerkost op 1,5 tot 3,2 miljard extra – afhankelijk of het om een bruto- dan wel nettobedrag gaat.

Onze pensioenen zijn inderdaad redelijk laag maar fundamenteel moet je je afvragen wat de doelstelling is. Biedt die 1.500 euro wie gewerkt heeft een sociale verzekering? Neem het voorbeeld van een langdurig werkloze vrouw die 61 is en 35 jaar werkloos. Als die wacht tot haar 65ste om haar pensioen op te nemen, krijgt ze dan 1.500 euro? En die andere mevrouw, die na 40 jaar als zelfstandige gestopt is en nu 900 euro krijgt. Heeft die dan geen recht op 1.500 euro? De afstand tussen wie gewerkt en niet gewerkt heeft lijkt alleen maar groter te worden. Heb je dan wel goed nagedacht?

IS HET MINIMUMPENSIOEN DAN GEEN GOEDE MAATREGEL OM DE ARMOEDE TE BESTRIJDEN?

Armoede bestrijden is natuurlijk ook superbelangrijk. Maar dat doe je o.a. door gericht te kijken naar wie er onder de armoedegrens zit. Die mensen zijn niet gebaat bij die verhoging. Ik geef een voorbeeld. Neem een alleenstaande vrouw die in totaal 15 jaar gewerkt heeft en nu een inkomensgarantie voor ouderen heeft. Die verliest door een hoger pensioen mogelijks een stuk van de inkomensgarantie en blijft toch onder de armoedegrens zitten.

We geven in België zoveel geld uit aan pensioenen, zowat 11% van het BBP, en we zitten nog altijd met 16% 65-plussers in armoede! Noorwegen bereikt met 6% van het BBP aan pensioenuitgaven een armoedegraad van 10%. Als het doel is, een sociale verzekering bieden en armoede bestrijden, en je geeft heel veel geld uit aan een maatregel waarmee je geen van beide bereikt, is die maatregel dan effectief? Met microsimulatie kan je de effectiviteit nauwkeurig nagaan. Helaas valt het me op dat België weinig pensioenonderzoek doet in vergelijking met andere landen. In Nederland zijn er liefst zes universiteiten mee bezig.

Deeltijds pensioen vind ik ook een prachtig idee dat al in heel wat landen bestaat. Fascinerend onderzoek naar de impact van een bruuske pensionering op de fysieke en mentale gezondheid wijst trouwens uit dat zo’n radicale verandering niet zo gezond is. Je bouwt beter gradueel af. Maar ook hier hangt veel af van de manier waarop je het implementeert. Je moet het zo ontwerpen dat het de overheidsbegroting niet bezwaart, dat het werkenden niet aanzet om vroeger te stoppen.

U BENT AL BIJNA 20 JAAR AAN DE SLAG ROND PENSIOENEN, ZOWEL VIA ACADEMISCH ONDERZOEK ALS BELEIDSONDERSTEUNEND WERK. HEBT U EEN VOORKEUR VOOR EEN VAN BEIDE FUNCTIES?

Beleidsondersteunend werk is zeer interessant. Je leert veel bij, begrijpt de stelsels en de interacties ertussen beter. Het is boeiend als het ernstig is, met een gedetailleerd regeerakkoord dat ook wordt uitgevoerd. En dat gaat soms zeer traag. Pas op, we zijn vooruitgegaan met de grote pensioenhervormingen in 2011 en 2015. Maar het is onvoldoende. België hinkt achterop en dat zal gevolgen hebben voor onze levensstandaard. Ik vrees dat we dat nog moeilijk kunnen vermijden.

Ik ben wel blij dat ik terug ben aan de KU Leuven en vooral dat ik, naast mijn onderwijstaken, vorig jaar ook weer met onderzoek kon starten, een evaluatie van het optrekken van de pensioenleeftijd voor vrouwen. Die is van 1996 tot 2009 heel geleidelijk van 60 naar 65 gegaan. De vraag is of die vrouwen langer werken of een langere periode in de werkloosheid doorbrengen en of dat dan aan de hervorming toe te schrijven is. Op het vlak van onderzoek zie je nu in het buitenland ook al interessante impactevaluaties. Twintig jaar geleden had je vooral ex antestudies: men probeerde te simuleren hoe mensen zouden reageren op een hervorming. Nu kan je achteraf, ex post, een evaluatie maken van het causale effect van een potentiële hervorming.

SINDS MEI 2020 MAAKT U DEEL UIT VAN DE REGENTENRAAD VAN DE NATIONALE BANK. WAT IS DE ROL VAN DIE RAAD?

Het feit dat de Nationale Bank een taak van maatschappelijk belang heeft, kan haar speciale bestuursorganen verklaren. De Regentenraad heeft een aantal bevoegdheden die bij vennootschappen bij de algemene vergadering liggen, zoals het goedkeuren van de jaarrekening, het jaarverslag, de uitgaven begroting ... Een belangrijke taak is de tweewekelijkse bespreking van de economische ontwikkelingen in België en in de eurozone, het monetair beleid, ... De studiedienst produceert ook continu ontzettend interessante studies, bijvoorbeeld over de impact van de Covid-crisis en de vooruitzichten, de klimaatverandering en energietransitie, de overheidsfinanciën, de solvabiliteit van de ondernemingen ... Dat wordt daar besproken en ik geef zelf macro-economie en Economics of monetary integration, dus dat vind ik heel boeiend. Ik heb de indruk dat de Nationale Bank al een tijdje bezig is met een vernieuwingsoperatie. Ik ervaar een frisse wind en zie dynamiek en innovatie. De aanstelling van meer vrouwen in de regentenraad past helemaal in die vernieuwing.

Veerle De Grauwe

BIO MARJAN MAES

Assistent-professor Macro-economie, Economische aspecten van monetaire integratie, Economie van de publieke sector & onderzoeker, KU Leuven

2020: Regent Nationale Bank van België 2019: Directeur Vlaams Pensioenfonds 2014 - 2019: Pensioenadviseur kabinet vice-eersteminister en lid Nationaal Pensioencomité 2009 ‑ 2014: Assistent Macro- & Micro-economie, Economics of Social security & onderzoeker, KU Leuven 2008: Doctoraat in Economie, UCLouvain: ‘Essays on financial and distributional implications of retirement in Belgium’ 2005 - 2008: Pensioenexpert kabinet minister van Pensioenen (deeltijds) 2002 - 2009: Assistent Macro- & Micro-economie, KU Brussel 2001: Advanced Master of Arts in Economics (DEA),UCLouvain 2000 - 2002: Onderzoeksassistent, CORE, UCLouvain 1999: DEC (Diplôme d’études complémentaires) in Economie, UCLouvain 1998: Master in Romaanse talen, KU Leuven