Beste huidige en toekomstige student, Beste alumnus,

Ik hoop dat het er niet aan te merken is, maar ik schrijf dit artikel onder een zekere tijdsdruk. Over een uur gaat namelijk de nieuwe reeks van ‘De Mol’ van start en dat wil ik niet missen. Het is een van de weinige televisieprogramma’s waarvoor we met het hele gezin bereid zijn om alle andere schermen even opzij te leggen en samen één scherm te delen. Voor wie ‘De Mol’ niet kent: het gaat om een format waarbij de deelnemers in groep diverse uitdagende denk- en doe-opdrachten moeten uitvoeren, om zo geld binnen te halen voor de ‘groepspot’. Echter, één deelnemer heeft een andere rol en tracht stiekem de boel te saboteren en de opdrachten te doen mislukken. Die deelnemer is de ‘Mol’. De overige kandidaten moeten trachten de Mol te ontmaskeren en zoveel mogelijk over zijn/haar handelen te weten te komen. Wie daar het beste in slaagt wint uiteindelijk het programma en krijgt de groepspot.

U vraagt zich intussen ongetwijfeld af waarom ik dit alles vertel, maar ik kom er zo dadelijk toe. Een jaarlijks weerkerend fenomeen bij heel wat deelnemers aan De Mol is immers een zekere tunnelvisie: men richt zich al erg vroeg in het spel op een bepaalde kandidaat die men ervan verdenkt de Mol te zijn, vaak louter op basis van buikgevoel. Alle informatie en tips die men daarna krijgt, alle waarnemingen die men doet, worden geïnterpreteerd en (bewust of onbewust) gekleurd en gefilterd om die initiële verdenking te versterken. Alle informatie die in een andere richting wijst, wordt genegeerd of geherinterpreteerd. Die aanpak blijkt jaar na jaar een gegarandeerd recept om de wedstrijd te verliezen.

Tunnels mogen dan al inherent zijn aan de leefwereld van mollen, maar tunnelvisie komen we helaas in zowat elke context tegen. Nemen we de coronacrisis als voorbeeld: heel wat opiniemakers, of ze nu tot de versoepelbrigade behoren dan wel tot de hardcore lock-downfanaten, hebben hun mening al ergens in maart 2020 gevormd. Sindsdien ‘onderbouwen’ ze die mening door feiten en cijfers te verzamelen die hen gelijk geven. Waar nodig worden een aantal zaken wat uit hun verband gerukt en informatie die hun mening zou kunnen doen wankelen wordt genegeerd. In heel veel andere dossiers gebeurt net hetzelfde: gaande van discussies over de kernuitstap, diversiteit en discriminatie, de klimaatverandering tot de Brexit (om over de Megxit nog maar te zwijgen).

Natuurlijk zijn er ook heel wat opiniemakers, politici en (gelukkig maar) wetenschappers die wél op een wetenschappelijke manier met informatie omgaan: die éérst alle bronnen naast elkaar leggen, analyseren, tegen elkaar afwegen en dan pas een opinie vormen, in plaats van omgekeerd. Als we iets onze studenten aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen willen bijbrengen, is het dat wel: op een systematische en wetenschappelijk verantwoorde wijze evidentie en informatie verzamelen en analyseren en op basis daarvan een opinie vormen of beslissingen nemen. Om die reden willen we bewust geen onderscheid maken tussen ‘theorie’ en ‘praktijk’: we willen onze studenten theoretische kaders en modellen aanreiken om praktijkproblemen te analyseren en op te lossen, én hen de nodige skills en ervaring bijbrengen om dit toe te passen in een concrete bedrijfscontext of maatschappelijke context. Heel vaak zal de uitkomst daarbij meer genuanceerd, en minder zwart/wit, zijn dan bij louter tunneldenken. Economen worden immers bij uitstek getraind om de trade-off te maken tussen verschillende belangen of parameters en zo tot een optimaal gebalanceerde oplossing te komen. Dit is niet enkel belangrijk voor hun toekomstige job, maar het is ook cruciaal voor onze maatschappij: alleen zo kunnen we polarisering, discriminatie en, inderdaad, tunnelvisie tegengaan. Dat laatste is immers enkel een succesrecept voor échte mollen.

Wilfried Lemahieu, decaan Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen