Maak je geen illusies over de fiscale hervorming
Het onhoudbare begrotingstekort van zo’n 27 miljard suggereert dat er geen ruimte is voor een stevige belastingverlaging. In die context moet elke poging tot fiscale hervorming de contouren van een taxshift krijgen. Een verschuiving van belastingdruk van arbeid naar consumptie is daarbij de meest aangewezen piste.
Geen gebrek aan fiscale ‘ballonnetjes’ de jongste tijd (en de verkiezingscampagne moet nog beginnen): plannen voor een eerste fase van de al lang aangekondigde fiscale hervorming met een taxshift van 6 miljard van minister van Financiën Van Peteghem, PVDA wil 8 miljard halen uit een miljonairstaks, Groen denkt 8 tot 12 miljard te halen uit de strijd tegen de fiscale fraude, en zowat alle partijen komen met ideetjes om ‘werken’ meer te laten lonen.
Het meest concreet zijn uiteraard de plannen van de minister. Die ‘grote fiscale hervorming’ werd al bij het begin van de legislatuur aangekondigd, en zou er ook volgens de premier nog altijd moeten komen. Concreet wil Van Peteghem nog deze legislatuur de belastingdruk op werken verlagen en dat grotendeels compenseren door hogere belastingen op consumptie en op bedrijven. Partijen als de MR en de PS schoten al cruciale elementen van het plan af, waardoor het lang niet zeker is dat de regering er in zal slagen om hierover tot een akkoord te komen. Niettemin zullen allicht alle eventuele pogingen tot een ernstige fiscale hervorming de komende jaren de contouren van dit plan moeten volgen.
Zware belastingdruk op arbeid
Het uitgangspunt van de fiscale hervorming is vooral de zware belastingdruk op arbeid (afbeelding 1). Volgens cijfers van de OESO bedroeg de totale belastingdruk voor een alleenstaande met een gemiddeld loon in België in 2022 53%. Dat is het hoogste van alle industrielanden, en 5 procentpunten hoger dan de nummer twee op die lijst, Duitsland. Het gemiddelde in de Europese Unie is 41%, het gemiddelde in de industrielanden is 35%. En de belastingdruk op extra loon (bijvoorbeeld een loonsverhoging) ligt nog hoger. Elke euro extra loon die een alleenstaande met een bovengemiddeld loon krijgt, wordt belast aan 68%, opnieuw het hoogste niveau onder de industrielanden. In de Scandinavische landen is dit gemiddeld 58%, in de buurlanden 53%. Die zware belastingdruk op arbeid is schadelijk voor onze economie gezien het werken ontmoedigt. Er is dan ook een terecht brede consensus dat die belastingdruk op arbeid naar beneden moet (ook al is er wel discussie over of dat dan vooral voor de laagste, de gemiddelde of de hogere lonen moet). Het echte probleem ligt evenwel vooral in de financiering.
Volgens de jongste ramingen van het Monitoringcomité komen onze overheden in 2023 uit op een gezamenlijk begrotingstekort van liefst 27 miljard euro. En zonder ingrepen loopt dat tekort de komende jaren gewoon verder op. De Europese controle op de begrotingsdiscipline werd de voorbije jaren ‘op pauze’ gezet omwille van de opeenvolging van crisissen, maar vanaf volgend jaar komt Europa met een aangepaste begrotingsopvolging. Volgens een analyse van het Planbureau houdt het nieuwe Europese begrotingskader in dat de Belgische overheden in de volgende legislatuur jaarlijks 4 tot 6 miljard extra zullen moeten vinden. Een budgettaire inspanning van 20 miljard of meer dus tijdens de volgende regeerperiode. Ter verduidelijking, de laatste keer dat de Belgische overheid een saneringsinspanning van die grootteorde realiseerde, was in de jaren 80. De kans dat zoiets in het huidige financieel-economische en vooral politieke klimaat nog eens lukt, lijkt zeer beperkt.
Taxshift
Het is weinig waarschijnlijk dat de door Europa gevraagde begrotingsinspanningen door de volgende legislatuur gerealiseerd zullen worden. De kans is zeer groot dat België op het Europese strafbankje terecht komt. De regering zal dat zich allicht niet al te hard aantrekken, maar het impliceert wel dat er weinig of geen ruimte zal zijn voor extra uitgaven of serieuze lastenverlagingen. Dat is trouwens iets om in gedachten te houden als straks weer aan de lopende band verkiezingsbeloftes gelanceerd worden. Elke belofte die geld kost en waarvoor geen ernstig financieringsplan is uitgetekend, kan best meteen genegeerd worden.
In de context van de fiscale hervorming impliceert de huidige dramatische budgettaire situatie dat er de volgende legislatuur geen geld zal zijn voor een effectieve verlaging van de belastingdruk. Als de volgende regering er nog niet in slaagt om de door Europa verwachte saneringsinspanning waar te maken, zal er ook geen ruimte zijn voor stevige belastingverlagingen. Tegen die achtergrond komt elk plan voor fiscale hervorming uit bij een taxshift.
De vraag is dan natuurlijk naar welke andere bronnen van belastinginkomsten ‘geshift’ kan worden. In dat debat wordt dan doorgaans vrij snel gekeken naar bedrijven en vermogens, maar dat soort pistes gaan nogal vlot voorbij aan de realiteit van ons belastingstelsel. Ook de belastingdruk op kapitaal is in ons land al bij de hoogste van Europa. Dat wordt al te vaak ‘vergeten’ (of bewust genegeerd).
Zware belastingdruk op kapitaal
Voor sommigen blijven hogere belastingen op kapitaal en/of vermogen hét antwoord voor allerlei problemen, en vooral voor onze begrotingsperikelen en evengoed om een verlaging van de belastingen op arbeid te financieren. Daarbij negeren ze gemakshalve de fiscale realiteit in ons land. In tegenstelling tot wat daarbij vaak gesuggereerd wordt, is het niet zo dat vermogen in België niet belast wordt. Volgens de Europese Commissie bedroegen de ontvangsten uit belastingen op vermogen in 2021 in ons land 4,2% van het bbp, de tweede hoogste in de Europese Unie, na Luxemburg. Die laatste haalt 4,5% van het bbp uit dat soort belastingen (afbeelding 2).
Het feit dat Luxemburg vandaag aan kop staat in de Europese lijst van ontvangsten uit belastingen op vermogen is op het eerste zicht allicht opmerkelijk. Het land staat immers niet bekend voor z’n zware belastingdruk op kapitaal. Hoge ontvangsten uit belastingen op vermogen kunnen evenwel op twee manieren: een zware belastingdruk met weinig of gemiddeld vermogen of een lage belastingdruk met heel veel vermogen. Luxemburg is een voorbeeld van de tweede manier. Volgens de Europese Commissie kent Luxemburg de laagste belastingdruk op kapitaal in Europa. Maar in combinatie met veel vermogen en vermogenstransacties levert dat toch relatief hoge ontvangsten uit belastingen op vermogen op. De Belgische situatie is helemaal niet vergelijkbaar. Niet alleen zijn de ontvangsten uit belastingen op vermogen relatief hoog in ons land, ook de belastingdruk op vermogen is hoog. In Europa ligt die belastingdruk enkel in Frankrijk nog hoger (afbeelding 3).
De belastingdruk op vermogen is in België al hoog, maar het is wel zo dat die belastingdruk onevenwichtig verdeeld is. Sommige vormen van vermogen of vermogensinkomsten worden niet of nauwelijks belast, voor andere is de belastingdruk dan weer opmerkelijk zwaar. Net als ons hele belastingsysteem zijn ook onze belastingen op vermogen een kluwen van uitzonderingen en specifieke regelingen. Dat kan veel efficiënter met een gelijkmatigere fiscale behandeling van verschillende vormen van vermogen en inkomsten daaruit.
Maar het is een illusie dat de overheid daar enorm veel extra middelen kan halen. Mochten we naar de eerste plaats in Europa willen qua belastinginkomsten uit vermogen, dan betekent dat 0,3% van het bbp extra. Ter vergelijking, het begrotingstekort voor dit jaar zal in de buurt van 5% van het bbp uitkomen. Of ook nog, de overheidsuitgaven (exclusief rentelasten) zijn sinds 1990 met 13,7% van het bbp toegenomen. De belastingdruk op vermogen veel verder opdrijven, dreigt ten koste te gaan van ons economisch potentieel doordat dat bepaalde economische activiteiten kan wegjagen. Er is een reden waarom geen enkel land veel hogere belastinginkomsten uit vermogen haalt.
Structurele hervormingen
In tegenstelling tot wat nogal wat voorstanders van extra belastingen laten uitschijnen, moet de belastinghervorming niet gericht zijn op het binnenhalen van extra belastinginkomsten. Zoals hoger aangeven, hebben we al de derde hoogste belastingdruk van de industrielanden, en er zijn geen prijzen te winnen om op dat vlak de eerste plaats op te eisen, integendeel. In die zin is de noodzakelijke fiscale hervorming geen instrument om onze overheidsfinanciën terug op de rails te krijgen. Daarvoor moeten we vooral kijken naar structurele hervormingen om ons groeipotentieel te versterken, maatregelen om meer mensen aan het werk te krijgen en besparingen op de uitgaven (die bij de hoogste onder de industrielanden horen). De focus van de fiscale hervorming moet uitsluitend liggen op een beter werkend belastingstelsel. Op dat vlak blijft er enorm veel ruimte voor verbetering, wat uiteindelijk het economische potentieel en dus ook de algemene welvaart ten goede zou komen.
Ons hele belastingstelsel is een kluwen van uitzonderingen en speciale regelingen, wat het geheel nodeloos complex, ontransparant en inefficiënt maakt. Er valt veel te zeggen voor een grondige fiscale hervorming, maar de klemtoon moet daarbij liggen op een beter werkend belastingsysteem. Dat impliceert een systeem dat de nodige belastinginkomsten ophaalt met zo weinig mogelijk economische schade. Om dat te realiseren, is een hervorming naar een bredere belastbare basis (via minder uitzonderingen) en lagere tarieven aangewezen.
Als we de grote categorieën van belastingen bekijken, hoort België alleen voor de belastingdruk op consumptie niet bij de top. Op dat vlak zitten we eerder gemiddeld in vergelijking met de rest van Europa, en duidelijk lager dan de Scandinavische landen. Ook een verschuiving van de belastingdruk van arbeid naar consumptie zou bijdragen tot een economisch efficiënter belastingsysteem, ook al is dat allicht moeilijk in het huidige klimaat.
Opletten voor economische schade
Dat we in België een zware belastingdruk hebben op arbeid is ondertussen vrijwel algemeen bekend, maar ook de totale belastingdruk op allerlei vormen van kapitaal is in ons land bij de hoogste onder de industrielanden (afbeelding 4). De belastingdruk op consumptie is daarentegen eerder gemiddeld in België, en duidelijk lager dan in de Scandinavische landen. Tegen die achtergrond is de aangewezen taxshift er één van de arbeid naar consumptie. In de context van het aangetaste concurrentievermogen, onder meer door de sterke loonstijgingen, nog extra lasten leggen op kapitaal en ondernemingen is geen goed idee. Dat zou allicht gepaard gaan met belangrijke economische schade.
Bart Van Craeynest Hoofdeconoom Voka en auteur ‘Terug naar de feiten’