Frank Vandenbroucke: "Ik heb veel geleerd als politiek verantwoordelijke in het presidium van 1976
Bij de overhandiging van zijn ‘Ekonomika-diploma’ (voor de alumni die 50 jaar geleden aan de KU Leuven met economiestudies begonnen zijn), werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om een interview af te nemen met minister Frank Vandenbroucke, bevoegd voor Sociale Zaken en Volksgezondheid in de federale regering. Vooraleer we de meer serieuze thema’s aansneden werd even teruggegaan naar zijn studentenjaren en zijn engagement in Ekonomika, toen als ‘politiek verantwoordelijke’ in het presidium van Freddy Nurski in 1976.
Frank Vandenbroucke: “Ik heb daar prettige herinneringen aan. Maar dat Freddy mijn ‘programma’ van toen onlangs terug opdiepte, heeft mij wel verrast! Het was een boeiende tijd, waarin de studentenbeweging de studenten kon mobiliseren voor allerlei dingen, gaande van de strijd tegen de apartheid in Zuid-Afrika tot discussies over het universitair beleid. Wat ik mij heel levendig herinner, is dat we toen vroegen om aandacht te hebben voor, en ik zet dat tussen aanhalingstekens, ‘alternatieve benaderingen’ van de economische wetenschap. Onze professoren zijn daarin toch wel meegaand geweest, bv. toen we Meghnad Desai, naar Leuven uitnodigden, auteur van een boek over marxistische economie en toen best wel een grote naam. Nu gaf die man buitengewoon ingewikkeld les, zijn formules gingen totaal boven onze pet. Zijn boek was gelukkig helderder, en dat heeft mij later eigenlijk geholpen om afscheid te nemen van het marxisme; het was duidelijk dat er toch wel wat rammelde in het economische verhaal van Marx. We waren toen op zoek naar ‘De Heilige Graal’ van de economische wetenschap, een theorie die alles zou verklaren. Vijftig jaar later denk ik niet dat er één uniek economisch model bestaat dat een alomvattend antwoord biedt waarmee je de wereld gaat verbeteren. Verschillende modellen blijken relevant te zijn voor verschillende contexten. Als je echt houvast zoekt voor je politieke actie, dan zal je dat vooral moeten vinden in fundamentele waarden, overtuigingen, opvattingen over bv. rechtvaardigheid, gelijke kansen, democratie … Met betrekking tot economische modellen geldt: je opvattingen durven aanpassen wanneer de feiten veranderen.”
U werkte toen mee in het team van Freddy Nurski?
Frank Vandenbroucke: “Wel, wat ik mij van toen ook nog herinner, en wat ik belangrijk vond en vind, is dat je draagvlak moet creëren. Er liepen toen in Leuven ook uiterst linkse fracties rond die zich wentelden in hun Grote Gelijk. Maar met de politieke werking in Ekonomika moest je steun zoeken voor je ideeën en grote groepen mensen achter jou krijgen. Je moest daarbij democratische principes respecteren. De democratie, dat waren toen de zogenaamde ‘volksvergaderingen’. Dat heb ik toen geleerd in Ekonomika, dat draagvlak creëren, ook al was dat zelf een punt van discussie. Dat is iets dat ik altijd heb meegenomen. Dat betekent ook leren compromissen maken. Je moet leiding geven, maar je moet ook regelmatig omkijken. Ik heb daar een fijne herinnering aan. Misschien is het probleem van de politiek vandaag dat men te weinig compromisbereid is, of alleen oppervlakkige akkoorden met weinig diepgang afsluit.
“Met de politieke werking in Ekonomika moest je steun zoeken voor je ideeën en grote groepen mensen achter jou krijgen. Je moest daarbij democratische principes respecteren.”
Hoe heeft u uw economiestudies ervaren, midden de jaren ’70?
Frank Vandenbroucke: “Mijn studies vielen in een periode dat er een echte ‘scholenstrijd’ woedde in de economische theorie. De dominerende opvattingen waren aan het verschuiven. Aan de ene kant had je professoren die klassieke keynesianen waren, zoals Vic Van Rompuy, een wijs man die op basis van veel ervaring boeiend les gaf, en aan de andere kant had je bv. Karel Tavernier die de kritiek op de keynesianen formuleerde en toch eerder aanhanger leek van het monetarisme. Paul De Grauwe, die graag met ons discussieerde, was prominent aanwezig in dat debat als een overtuigd monetarist. Ik moet zeggen dat ik dat allemaal behoorlijk verwarrend vond. En, zoals daarnet gezegd, je had ook nog de Marxisten, en de neo-Ricardianen: leuk maar verwarrend allemaal. Dat is dan ook de reden waarom ik na het behalen van mijn diploma in Leuven een master in Cambridge, UK, ben gaan doen. Ik wilde daar een aantal inzichten goed op een rij krijgen en de puntjes als het ware op de i zetten. En ik heb daar ook veel aan gehad. Daar ben ik echt overtuigd geraakt dat er niet zoiets is als één unieke economische analyse die het allemaal uitlegt en op alles altijd een afdoend antwoord heeft.”
En wat bent u onmiddellijk na uw studies gaan doen?
Na dat jaar Cambridge had ik een aanbod van de Erasmusuniversiteit in Rotterdam, om mee te werken aan een groot economisch model. Dat leek mij heel boeiend. Maar ik had ook de politieke microbe te pakken. Niet met de idee om meteen mee te doen met verkiezingen, maar ‘zou ik mij toch niet engageren in het politieke leven?’ Toen ik de studiedienst van de toenmalige Vlaamse socialisten contacteerde, zegden die meteen, ‘Ja, het is goed, kom maar af!’. Ik heb dat aanbod van de Erasmusuniversiteit dus afgeslagen. Ik heb daar wel heel lang over getwijfeld. Ik kon in Rotterdam immers een academische carrière beginnen. Maar ik heb toch voor de politiek gekozen, ook al probeerde mijn supervisor in Cambridge me alsnog te overtuigen: ‘Maar haal toch eerst jouw doctoraat!’ Dat doctoraat heb ik dan 25 jaar later toch behaald, in Oxford, na drie jaar (1996-99) waarbij ik uitsluitend in bibliotheken te vinden was. Zo is mijn politieke loopbaan vroeg gestart. Maar daarnaast heb ik toch ook een stuk academische loopbaan kunnen opbouwen.”
Inderdaad. Waardoor u ook les heeft gegeven aan de universiteit zowel in België als in Nederland. Ziet u verschillen tussen beide landen?
Frank Vandenbroucke: “Het klinkt als een cliché maar het klopt dat de Nederlandse studenten assertiever zijn, ze discussiëren graag, er is veel interactie. Soms ben je nog maar net gestart en een Nederlandse student komt al tussen met ‘Ja maar professor, je moet ook dit bekijken …’ Dat is voor een lesgever prettig. In Vlaanderen stellen de studenten niet zo vaak vragen, ze durven te weinig in discussie gaan. Ik heb gedoceerd in Leuven, in Antwerpen en in Amsterdam, en ik kan dus vergelijken. Dat verschil is echt karakteristiek, ook al weet ik dat je moet opletten met veralgemeningen. Maar in het voordeel van de Vlaamse studenten moet ik wel zeggen dat zij vaak zorgvuldiger studeren, met oog voor het detail, en met die detailkennis naar het examen komen. De Nederlanders studeren vaak meer op hoofdlijnen, en gaan daardoor net iets minder in op details. Ik heb mijn Nederlandse studenten daar vaak voor gewaarschuwd. De ideale student is iemand die zowel oog heeft voor detail als graag over de hoofdlijnen in discussie gaat.”
Hoe hou je dat politiek engagement vijftig jaar vol? Weinigen doen u dat na.
Frank Vandenbroucke: “Wel, ik denk dat het feit dat ik twee keer mijn politieke loopbaan onderbroken heb, mij eigenlijk geholpen heeft. Ik heb een eerste keer drie jaar onderbroken om een doctoraat te schrijven, en een tweede keer in 2011 toen ik dacht dat mijn politieke loopbaan er op zat en ik mij volop concentreerde op een nieuwe academische carrière. Die zogenaamde comeback in deze regering was eerlijk gezegd ook voor mij een verrassing. En door die onderbrekingen houd je het ook vol. Plus, ik ben ook ‘onafhankelijk’ van de politiek: ik had en heb andere uitwegen.”
Uw interesses lagen altijd in het sociaal beleid.
Frank Vandenbroucke: “Inderdaad. Ik heb sinds de jaren ’80 altijd rond sociale thema’s gewerkt, in beleidsdomeinen zoals onderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid, pensioenen … Mijn opleiding als econoom heeft mij wel het belang van economische mechanismen doen inzien, óók in het sociaal beleid. Zo zit er ook wel een grote inhoudelijke continuïteit in mijn werk, dat helpt. In oktober word ik 68 en ik ben nog altijd bezig. En ik raad dat ook iedereen aan. Maar ik besef ook dat niet iedereen dat kan. Bovendien, voor vele mensen staat pensioen gelijk aan vrijheid. En dat vind ik prima. Voor professoren en politici ligt de vrijheid in hun werk zelf. Dat is anders. Dus de vraag of je langer actief kan blijven verschilt enorm van persoon tot persoon en hangt ook af van je opleiding en van het soort job. Zelf voel ik toch ook dat ik wat ouder word. Ik ben minder fit dan vijf jaar geleden en vijf jaar geleden was ik minder fit dan tien jaar geleden. Ik moet wat voorzichtiger zijn.”
“In oktober word ik 68 en ik ben nog altijd bezig. En ik raad dat ook iedereen aan. Maar ik besef ook dat niet iedereen dat kan.”
Dat brengt ons naadloos bij het actuele politieke thema van de pensioenen.
Frank Vandenbroucke: “De veroudering van de bevolking heeft een grote impact op ons pensioenstelsel en de betaalbaarheid ervan. Ik denk dat niemand dat nog betwist. Maar een zwaar onderschat probleem is de impact van de vergrijzing op de medische sector. Die impact is enorm, en zal ons nog lang bezig houden. Dat is wat we vandaag voelen in de huisartsgeneeskunde. Aan de ene kant heb je een belangrijke uitstroom van huisartsen die met pensioen gaan. Zij worden vervangen door jonge, vaak vrouwelijke, huisartsen: deze jonge mensen willen niet volgens het oude model tot 80 uren per week werken, ondersteund door een thuiswerkende partner. Zij kijken anders naar ‘werken’, en niet ten onrechte. Maar daardoor krijg je wel gaten in je aanbod. Aan de andere kant wordt de bevolking steeds ouder en die ouderen vragen meer medische opvolging. Maar onze gezondheidszorg is daar niet goed op voorzien. Wij zijn zeer goed in acute zorgen: je wordt ziek en je gaat naar de dokter die je onmiddellijk helpt. Maar we zijn veel minder goed in langdurige opvolging van mensen, hetgeen we net nodig hebben omwille van de vergrijzing. We zitten met andere woorden in een schaar: het aanbod vermindert en de vraag in de zorg groeit. Dat zet een enorme druk op het zorgsysteem. Er zijn geen wonderoplossingen voor. Je zult echt grondig moeten hervormen. We zullen veel meer moeten samenwerken over verschillende disciplines heen, en met een andere en soepele onderlinge taakverdeling. Meer van hetzelfde zal niet lukken.
Deze regering heeft nog zowat een jaar te gaan. Wat zijn voor u nog de grote werven?
Frank Vandenbroucke: “Ik heb tot 9 juni 2024, de dag van de volgende verkiezingen, nog zeer veel werk. Je moet weten dat wij door Covid zowat anderhalf à twee jaar verloren hebben. Wij waren met niets anders bezig dan Covid. Wat ik nog wil doen, in het kort. Eerst de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg, waar we al veel projecten opgestart hebben die we nu uitrollen. Ten tweede, het ziekenhuislandschap en de ziekenhuisfinanciering, die vandaag onwaarschijnlijk ingewikkeld is. Ten derde het hele geneesmiddelenbeleid, in samenspraak met de farma-industrie. En ten vierde de hervorming van de huisartsgeneeskunde, waar ik een optionele ‘derde weg’ wil voorstellen naast de twee andere, zijnde enerzijds het klassieke model dat per prestatie werkt en anderzijds de medische huizen en wijkgezondheidscentra die werken met een forfaitaire financiering per patiënt in plaats van een prestatievergoeding. Ik wil een middenweg aanbieden waar je de financiering niet louter per prestatie hebt, maar ook voldoende vaste financiering voorziet in functie van het aantal patiënten. Wat dan moet toelaten om een stabiele financiering te hebben voor, bijvoorbeeld, een verpleegkundige in de huisartsenpraktijk,.... Zo krijg je een goed georganiseerde multidisciplinaire praktijk. Dat is het model van de toekomst, anders gaan we het niet redden.”
Fa Quix en Freddy Nurski