Interview Tom Verbeke


We leven in een snel veranderende samenleving waarin ook de universiteit en het academisch onderzoek een belangrijke rol toebedeeld krijgen. KU Leuven maar ook de Europese onderzoeksprogramma’s leggen steeds meer nadruk op maatschappelijke impact en economische valorisatie van het onderzoek. In lijn met het onderzoeksbeleid van KU Leuven wil de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (FEB) dan ook inzetten op valoriserend onderzoek. Het betrekken van maatschappelijke actoren in het academisch onderzoek is hier zeker onderdeel van. We spraken met prof. Tom Verbeke die meewerkt aan een onderzoek dat gebruik maakt van living labs.

PROF. VERBEKE, WAT HOUDT DAT EIGENLIJK IN, EEN LIVING LAB?

Een living lab is, kort gezegd, een manier om een nieuw innovatief product of dienst of een plan van aanpak, op een relatief beperkte schaal uit te testen met potentiële gebruikers voor het op een grotere schaal wordt uitgerold. Dat laat toe om te zien hoe gebruikers met de innovatie omgaan, ze kunnen feedback of verbetersuggesties geven. Zo geven ze het finale ontwerp mee vorm. De livings labs in mijn onderzoek gaan over een beleidsbenadering die de renovatie van woningen bij lagere inkomensgroepen wil stimuleren.


WIE IS DE DOELGROEP?

Het gaat om mensen met beperkte financiële middelen die een woning hebben gekocht in een grootstedelijke omgeving waar woningen relatief duur zijn (Gent/Brussel), maar die na het verwerven ervan niet in staat zijn om een grote energetische renovatie te doen of een renovatie te bekostigen om die woning terug gezond te maken. Al hun middelen zijn opgegaan in de aankoop van die woning. Willen ze een kwalitatieve woning, dan zouden ze moeten huren. Hun beschikbare middelen zijn onvoldoende om een kwalitatieve woning te kopen. Het gaat dus om een groep mensen die indien ze willen kopen maar één optie hebben, namelijk een kwalitatief slechte woning. Het zijn woningen die betaalbaar zijn maar juist omdat ze op bijvoorbeeld energie-efficiëntie zeer laag scoren.

Na de aankoop is het geld op en kunnen deze kopers geen verbouwing meer doen. Typisch in Brussel en meer specifiek in Molenbeek, ons onderzoeksgebied, zijn dit mensen van allochtone origine die ondertussen voldoende financiële middelen verworven hebben om een woning te kopen. Eigenlijk heeft dit te maken met opwaartse mobiliteit die een nieuwe groeiende middenklasse in Molenbeek creëert. In Gent gaat het dan weer over mensen die wonen in sommige wijken in de stadsrand.


GAAT HET IN DIT LIVING LAB DAN OVER TWEELOCATIES, MOLENBEEK EN GENT?

In feite zijn er twee projecten: een grootschalig project in Gent,als een European Urban Initiative gefinancierd door de Europese Unie. De stad Gent is hier de promotor. In Molenbeek is het een project opgestart door het Kenniscentrum Welzijn Wonen Zorg en het buurthuis Bonnevie en gefinancierd door Innoviris, het instituut voor onderzoek en innovatie van het Brussels Gewest. Beide projecten bouwen verder op een ondertussen afgerond renovatieproject in de Dampoortwijk in Gent, waar er reeds huizen gerenoveerd zijn met die doelgroep. Men beschikt daar dus reeds over een prototype voor en ervaring met dergelijke renovaties. De structuur hiervan gaan we gebruiken om een 100-tal huizen in Gent en een 10 tot 15-tal huizen in Brussel te renoveren. Het is dus de bedoeling om die structuur in een ander kader te testen en ook daar feedback te krijgen van die mensen tijdens de renovatie zodanig dat er aanpassingen kunnen gebeuren die toelaten om de projecten op een grotere schaal verder uit te rollen.



WIE IS ER ALLEMAAL BETROKKEN IN DIT ONDERZOEK?

Bij een living lab heb je typisch de gebruikers (in dit geval de huiseigenaars) maar ook andere stakeholders. In Molenbeek is er het Kenniscentrum WWZ, buurthuis Bonnevie, die de buurt kent en als aanspreekpunt fungeert. Ook de Sint-Lucas-architecten zijn hierbij betrokken, Rotor (een groep van architecten die zeer veel ervaring hebben op het vlak  van hergebruik van bouwmaterialen), Renovassistance, een organisatie die sowieso al ervaring heeft met financiering van woningrenovaties en the Community Land Trust (CLT).



EN WIE IN GENT?

In Gent zijn dat de industriële wetenschappers bouwkunde en HIVA van de KU Leuven, uiteraard de stad en OCMW Gent en Samenlevingsopbouw. Er zitten ook juristen aan tafel en experts op het vlak van de welzijns- en gezondheidseffecten van slechte woonkwaliteit via bv. de Equity in Health Care research group van de UGent of het departement Gezondheid en Welzijn van de Artesis Hogeschool. Het is dus een vrij breed consortium omdat je al die expertise nodig hebt wil je de renovaties effectief ook doen. Je hebt altijd juridische expertise nodig maar ook iemand met technische expertise op het vlak van renovatie. Bijvoorbeeld iemand die voor een dak de verschillende opties kan voorstellen: dit is een optie als je de zolder ooit wil gebruiken als kamer, dit is ideaal als je je dak nooit meer wil gebruiken en dit is ideaal als je je dak wil gebruiken als zolder.


HOE IS HET LIVING LAB OPGEZET?

Het begint telkens bij de selectie van gebruikers. Voor de renovatieprojecten gebeurt die o.a. via informatiemomenten in de wijken. De buurtbewoners worden uitgenodigd en wie wil en op het eerste gezicht in aanmerking komt krijgt een woonscan door de architecten volgens een bepaald protocol. Een woonscan gaat na welke woningen in aanmerking komen wat betreft doelgroep en aard van renovatie. Dit duurt twee uur. In Molenbeek zullen er in totaal een 80-tal dergelijke woonscans worden uitgevoerd, wat dan moet resulteren in een 30-tal woningen die in aanmerking komen. Er volgt dan een meer diepgaande woonscan waarna er in Molenbeek nog 10 tot 15 te renoveren woningen overblijven. In Gent waar het project veel groter is, zullen uiteindelijk 100 woningen worden genoveerd.


WAT GEBEURT ER NA DIE WOONSCANS?

Op basis van de dieptescans worden de noden in kaart gebracht. Wij hebben een aantal standaardoplossingen met verschillende mogelijkheden op het vlak van energetische renovatie voor de muur, voor de zolder, voor het raam, voor het vocht, enz. Naast de technische mogelijkheden weten we van elk standaardpakket wat het ongeveer kost. De bedoeling is dan om de te renoveren woningen te groeperen en die in één groter pakket te stoppen om die dan gebundeld aan een aannemer aan te bieden die dan voor het totaalpakket een bepaalde prijs geeft. Dit gebeurt op niveau van een wijk zodat de renovaties in de ruimte en ook zoveel mogelijk in tijd te clusteren zijn. We proberen ook een beperkt aantal opties voor te leggen. We proberen zo de informatiekost voor de huiseigenaar te drukken.


WORDT ER OOK GEËVALUEERD?

Tijdens de renovatie kan het standaardpakket dan geëvalueerd worden op basis van feedback van de gebruikers. Het kan gaan om informatienoden. Bij het renoveren bestaan er zeer veel types isolatie: vloer, glas, dak, spouw, enz. Mensen zien vaak door het bos de bomen niet meer. De vraag die dan komt is: wat is het meest kostenefficiënt? Wat moet er eerst gebeuren? Sommige zaken blijken dan in zo’n pakket veel belangrijker dan wat was opgenomen in het originele opzet. Op die manier kan je met de feedback van je gebruikers het prototype, het renovatieconcept in dit geval, gaan verbeteren. Op het einde van de rit wordt hier een evaluatie van gemaakt en wordt nagegaan wat opgeschaald kan worden naar het niveau van de stad, Brussel en Gent of zelfs naar het Brussels Gewest. Dit wil zeggen dat we nagaan of de aanpak van het project, ons prototype dat we testen, een permanent karakter zou kunnen krijgen.


HOE WORDEN DE RENOVATIES GEFINANCIERD?

In Gent is het een project van European Urban Initiative (EUI), dus gefinancierd door de Europese Unie. In dat project zit ook een rollend fonds. Voor veel kopers die willen renoveren is het probleem met traditionele steunmaatregelen dat zij eerst de renovatie moeten financieren vooraleer ze een beroep kan doen op subsidies, belastingvermindering of een energiebesparing. Uitgerekend die middelen heeft de doelgroep niet of zou er lang over doen om voldoende middelen bijeen te kunnen sparen. De vraag is dan: Hoe kunnen we dit versnellen? Hoe kun je hen daarbij helpen? Nieuwe subsidiekanalen hiervoor aanvragen heeft weinig zin. In Gent heeft men beroep gedaan op het EUI voor het creëren van een rollend fonds. Dit rollend fonds is dus zelf geen subsidie maar wel een revolving credit line. De mensen uit het project kunnen beroep doen op een voorfinanciering waarbij de middelen later wel moeten terugstromen naar het fonds. De voorgeschoten middelen moeten dus terugkomen zodat het fonds kan blijven rollen. Vraag is dan ook of een rollend fonds, waarbij een financiële tussenkomst dus wordt terugbetaald voor de doelgroep een middel kan zijn om hen tot renovatie aan te zetten? Wij gaan ervan uit van wel. Ook moet je bepalen hoe snel en aan de hand van welke criteria de middelen worden terugbetaald. Hier wordt dan weer het belang van het living lab duidelijk omdat je net op het vlak van die criteria bijvoorbeeld feedback kan krijgen.


EN HOE GEBEURT HET IN MOLENBEEK?

In Molenbeek is het een project van Innoviris en is er geen rollend fonds. Daar waar we in Gent gebruik kunnen maken van het fonds voor de voorfinanciering, moeten we in Molenbeek dus ook een structuur bedenken die het renoveren toch toelaat op één of andere manier.


HOE KAN HET GEBREK AAN EEN ROLLEND FONDS OPGELOST WORDEN?

Het project staat al iets verder. De eerste scans zijn gedaan van de woningen. We kennen de grootste noden en de mogelijke kostprijs. Ondertussen hebben we overlegd met de Community Land Trust en Renovassistance. Renovassistance werkt gewoonlijk met mensen die geen renovatie doen aan de eigen woning. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die een woning hebben die is opgedeeld in bv. 3 appartementen. Ze wonen zelf eventueel in 1 appartement. Het geheel is in slechte staat. Renovassistance financiert de renovatie van 2 van de 3 appartementen en krijgt in ruil voor die 2 appartementen een recht van opstal afhankelijk van de omvang van de renovatie voor bijvoorbeeld 27 jaar. De appartementen worden doorgegeven aan een sociaal verhuurkantoor die deze verhuurt en de huur betaalt daardoor de renovatie. Na 27 jaar komt het appartement of het pand volledig terug bij de eigenaar.


In een Community Land Trust verkoopt men eigenlijk de gronden blijft men eigenaar van het gebouw. Dat laat renovatie toe, maar heeft natuurlijk ook een effect op de mogelijke meerwaarde bij verkoop die immers niet alleen bepaald wordt door de kwaliteit van na de renovatie, maar vooral ook door de waarde van de grond. Dit is niet de structuur die het noodzakelijk zal worden in Molenbeek maar we denken nu na over enkele structuren. Hier is ook de feedback van de gebruiker belangrijk. Niet iedereen wil een erfpacht aanvaarden. Je geeft hierdoor immers een stuk van de potentiële meerwaarde op. In Gent is dit niet nodig. Het fonds moet enkel voldoende rollend zijn. In Molenbeek is het afhankelijk van het feit of mensen tot dergelijke structuren bereid zijn. Indien niet, dan kunnen we enkel een standaardpakket voor een grote groep aanbieden en informatiedoorstroom verzorgen.


WAT IS JOUW FUNCTIE IN DIT LIVING LAB?

Ik ben de econoom van dienst. In Gent werd de buurt geselecteerd op basis van het sociaal economische profiel van de inwoners. Daar heb ik aan meegewerkt. Er is ook het rollend fonds waar ik de risico’s van bekijk. Er zullen vermoedelijk immers mensen zijn die niet terugbetalen. Het risico kan ook zijn dat er te traag wordt terugbetaald waardoor het fonds opdroogt. Ik doe ook een cost-benefit van de energetische renovatie niet alleen vanuit het standpunt van de eigenaar, maar ook vanuit het standpunt van de stad of gewest. Wil je klimaatneutraal zijn, dan zal je ook het vlak van renovatie sneller te werk moeten gaan. Ook de verbetering in welzijn van het leven in een gezondere woning wordt meegenomen. Verder wordt ook bekeken wat gebeurt wanneer de woning vervroegd verkocht wordt en kijk ik ook naar de opschaalbaarheid van de oplossing.


WAT IS VOLGENS JOU DE MEERWAARDE VAN EENLIVING LAB?

In regulier academisch onderzoek hebben we een “oplossing op papier” maar nu hebben we ook een gebruiker die reageert op het construct waarvan je initieel denkt dat dat het gaat zijn.Het laat je toe een oplossing toch nog verder te optimaliseren aan de hand van de feedback. Op het einde van de rit kan je dan ook bepalen of het product schaalbaar is.


EN WAT IS DE MEERWAARDE HIERVAN VOOR JE EIGEN ONDERZOEK?

Voor mijn eigen onderzoek is het ook interessant. In termen van dataverzameling geeft het een unieke dataset. Indien je vragen retroactief stelt aan iemand die gerenoveerd heeft, vergeet die persoon zaken. Bijvoorbeeld op de vraag naar de redenen waarom iemand voor een bepaald materiaal koos, wordt vaak gerationaliseerd geantwoord: ‘We hebben alles afgewogen en dat was het beste’… terwijl er op het respectievelijke moment gewoon gegokt werd … De exacte staat van de woning voor de renovatie is men ook vaak vergeten. We hebben hier een nulmeting, nl. de woonscan voor de renovatie. Later vergelijken we die met de situatie na de renovatie en nemen ook welzijn en gezondheidseffecten mee in rekening. We vergelijken dit alles met een controlegroep die geen renovatie heeft ondergaan zodat veranderingen in het welzijnsniveau met relatieve zekerheid toegeschreven kunnen worden aan de renovatie. Met de woonscans hebben we een vrij goed zicht op de staat van de woningen die niet zijn gerenoveerd, waarom dat niet het geval was en, bij de woningen die wel worden gerenoveerd, op het besluitvormingsproces.


Hilde Roos en Veerle Van Rompaey