Nicky Dries: "Het is in de geschiedenis nooit gebeurd dat nieuwe technologieën in volle capaciteit worden ingezet zonder tegenbeweging"
Nicky Dries is hoogleraar Organisatiegedrag bij het departement Work & Organisation Studies (Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen – KU Leuven) en aan BI Norwegian Business School in Oslo. Binnen onze faculteit runt ze ook het Future of Work Lab dat onderzoek doet naar maatschappijbeelden voor de toekomst. We hadden een gesprek met haar over de toekomst van werk.
Nicky Dries: De missie van het Lab is het her-politiseren van de toekomst van werk en het stimuleren van democratisch debat. Ons onderzoek maakt gebruik van methoden die erop gericht zijn de verbeelding van mensen over de toekomst te stimuleren, zoals media-analyse, robotkunst, virtual reality en sciencefictionfilms.
Het team bestaat uit vier onderzoekers met elk een andere achtergrond: bedrijfseconoom Philip Rogiers, historicus Joost Luyckx, doctoraatsstudent Max Bogaert die Letteren studeerde en filmschool heeft gedaan, en ikzelf. Als team zijn we overtuigd van het belang van transdisciplinaire samenwerking in het onderzoek naar de toekomst van werk. Het team bestaat voorlopig enkel uit humane wetenschappers, maar we willen de groep op termijn uitbreiden met mensen uit andere disciplines, wie weet zelfs met ingenieurs.
Waarop is de keuze voor deze teamsamenstelling gebaseerd?
Nicky Dries: Het historische perspectief is interessant omdat de toekomst van werk gaat over het voorspellen van dingen die gebeuren over een langere periode. In het publieke debat en in de media wordt vaak verwezen naar geschiedenis en we hadden het gevoel dat ons Lab hier expertise in moest ontwikkelen. Omdat wij trends over een langere periode beschouwen zijn historische analyses van bepaalde fenomenen een enorme verrijking. Geschiedenis is echter geen serie patronen of wetmatigheden waaruit je een formule kan afleiden. Dat wordt wel eens fout begrepen.
Doordat automatisering, Artificial Intelligence (AI) en robots eraan komen lijkt het alsof we als burger niet veel macht hebben om hier iets tegen te doen. Maar de geschiedenis leert ons dat alles verloopt volgens actie en reactie, en niet altijd volgens voorspelbare patronen. Je moet ook kritisch staan tegenover het idee dat het ons allemaal maar overkomt en er geen mogelijkheid is tot actie vanuit het individu of het collectief van werkenden. Zo gingen mensen zich bijvoorbeeld tijdens de industriële revolutie van de 19e eeuw organiseren in vakbonden. Vandaag de dag is vakbondsparticipatie dan weer historisch laag. Joost onderzoekt ook de historische berichtgeving over de toekomst van werk. Zo loopt er een studie van ons waarin artikelen over de toekomst van werk die in The Economist zijn verschenen na de tweede wereldoorlog tot op heden systematisch geanalyseerd worden. Met de bedenking dat we trends en evoluties niet gaan interpreteren als een succesrecept voor de toekomst die nog moet komen. Zo simpel is het dus niet.
Aansluitend bij het historisch perspectief zijn de letteren als discipline relevant voor ons omdat we in ons onderzoek ook verhalen uit sciencefictionfilms gaan gebruiken als onderzoeksmateriaal. De toekomst is nog niet gebeurd, dus waar haal je je data? Zo zijn we gaan kijken naar verhalen, narratieven over de toekomst, die ingaan tegen de vaak al te simplistische voorspellingen en verhalen die je hoort in de media over automatisering en AI.
Joost Luyckx
Max Bogaert
Philip Rogiers
DE (ON)ZIN VAN VOORSPELLINGEN OVER DE TOEKOMST
De samenstelling van het Lab is erg apart, wat is er inhoudelijk zo bijzonder aan?
Nicky Dries: Specifiek voor ons lab is dat we ingaan tegen het voorspellingsparadigma. Wij stellen een ander paradigma voor het bestuderen van de toekomst van werk voor, namelijk het verbeeldingsparadigma. Dat klinkt misschien super fluffy, maar we hebben goede redenen om dit zo te doen.
Het predictiemodel heeft meerdere problemen en gaat uit van hypothetische assumpties. Het succes van het voorspellen is altijd heel beperkt. Voorspellingen zijn dikwijls niet accuraat en komen vaak niet uit. We zien dat ook in andere vakgebieden, zoals predicties over de beurs of over verkiezingen.
Over voorspellingen is heel wat onderzoek gedaan en zijn ook heel veel boeken geschreven, zoals ‘Superforecasting’ van Tetlock en Gardner, dat een project rapporteert tussen universiteiten en de Amerikaanse inlichtingendienst waarin de onderzoekers gepensioneerde intellectuelen opleidden om superforecasters te worden. Dat project, dat decennia lang gelopen heeft, vond wel dat experts betere voorspellingen kunnen leren maken wanneer ze er heel specifiek voor getraind worden.
Een ander probleem is dat er twee soorten voorspellingen bestaan: voorspellingen die de realiteit niet beïnvloeden en voorspellingen die de realiteit wel beïnvloeden. Als de weerman zegt dat het morgen gaat regenen, heeft dat geen invloed op het al dan niet regenen. Maar als je voorspellingen doet over aandelen of verkiezingen of de curve van een pandemie, en je bespreekt die uitgebreid in de media, gaan die voorspellingen de uitkomst beïnvloeden, waardoor de toekomst juist minder onvoorspelbaar wordt. Want mensen kunnen zich dan gaan gedragen naar die voorspellingen, of juist omgekeerd. Volgens Yuval Noah Harari ben je dan niet aan het voorspellen maar de realiteit aan het beïnvloeden. Dat idee was heel bepalend voor ons denken binnen het Lab. Voorspellingen hebben eigenlijk een soort politieke macht. Als voorspellingen en verhalen voldoende gepusht en herhaald worden in de media en het publieke debat, wordt de kans groter dat die voorspellingen waar worden. Dat is niet hetzelfde als concluderen dat de oorspronkelijke voorspelling juist was.
Ik ben me toen gaan verdiepen in mensen die veel in de media komen op het gebied van AI en de toekomst van werk. Experts doen erg uiteenlopende voorspellingen, zoals ‘robots gaan ons werk overnemen’ of ‘dat wordt de perfecte wereld die ons leven vergemakkelijkt en veel welvaart zal opleveren’. Gelijk krijgen als expert wordt zo een strijd in de media. Een voorbeeld van een politiek geladen onderwerp is het universeel basisinkomen, het idee dat je een groot deel van de sociale zekerheid, de werkloosheidsuitkeringen en pensioenen vervangt door een basisinkomen, waardoor je herverdeling creëert specifiek voor die groepen die door de gevolgen van automatisering geen ander werk meer kunnen vinden. Historicus en auteur Rutger Bregman is daar een enorme voorstander van. Maar veel economen vinden dat een vorm van communisme en zijn van mening dat dit soort oplossing voor armoede onbetaalbaar is en veel onwenselijke neveneffecten zal hebben.
“Als voorspellingen en verhalen voldoende gepusht en herhaald worden in de media en het publieke debat, wordt de kans groter dat die voorspellingen waar worden.”
WAAROM WE ALLEMAAL DENKEN DAT WE GELIJK HEBBEN
Nicky Dries: We zijn met ons team ook gaan focussen op verhalen die de ronde doen (narratieven), en waar ze vandaan komen. Een media-analyse over wie welke voorspellingen doet over de toekomst van werk, en waarom, leerde ons dat verschillende groepen van experts zoals tech-entrepreneurs, economen, en journalisten fundamenteel andere voorspellingen doen. Enerzijds hebben we 500 recente krantenartikelen geanalyseerd over de toekomst van werk. Op basis daarvan hebben we een vragenlijst opgesteld en aan diezelfde expertengroepen in Vlaanderen voorgelegd met de vraag welk toekomstscenario ze werkelijk zien gebeuren, op welke termijn, en of ze dat goed of slecht vinden. Anderzijds hebben we een persoonlijkheidstest afgenomen van die experts omdat we vermoedden dat mensen uit verschillende disciplines totaal anders naar de werkelijkheid kijken. Dat bleek ook inderdaad zo te zijn.
Hoe kan je die verschillende voorspellingen van die expertengroepen verklaren?
Nicky Dries: Wat zij zien als objectieve feiten en waarheden kun je perfect verklaren vanuit hun opleidingsachtergrond, hun discipline en hun expertise maar ook uit hun persoonlijkheid. Bepaalde types van personen, bijvoorbeeld optimisten en pessimisten, trekken naar bepaalde disciplines.
Vanuit je opvoeding en aanleg ontwikkel je bepaalde interesses en dat drijft je studiekeuzes. In je opleiding kom je met totaal andere bronnen, theorieën, mens- en wereldbeelden in aanraking. Eenmaal in je beroep word je hoe langer hoe meer gesocialiseerd in die bronnen en wereldbeelden. Op die manier krijg je groepen experts die de wereld op een heel specifieke, eigen manier bekijken, en niet begrijpen waar andere experts mee bezig zijn. Ze hebben ook allemaal een andere definitie van wat als overtuigend bewijs geldt. Dat verklaart waarom ze denken dat ze allemaal gelijk hebben en niet bereid zijn hun toekomstbeeld aan te passen aan dat van anderen. Want ze snappen niet hoe die andere soorten experts de wereld zien.
Welke zaken zijn nog aan het licht gekomen uit jullie media-analyse?
Nicky Dries: Dat technologieondernemers als groep het meest aan het woord komen in de Vlaamse media wanneer het over de toekomst van werk gaat, Elon Musk met stip op één. Uit de persoonlijkheidstest van deze groep bleek dat technologen bovengemiddeld optimistische mensen zijn. Ze zijn altijd de eerste in de omgeving die met nieuwe technologieën experimenteren en geloven in radicale evoluties binnen AI op korte termijn. Uiteraard pushen ze sterk het technologie-narratief. Hun ideale toekomst is technologisch, en ze geloven dat zij zo de wereld en het klimaat zullen redden. Regulering door overheden houdt volgens hen vooruitgang tegen. Technologie is nooit van zichzelf goed, slecht of gevaarlijk, het is wat de mens ermee doet wat telt, zo redeneert deze groep. Zo zijn zij natuurlijk ook niet verantwoordelijk voor de gevolgen van hun creaties.
De groep die na de technologen het meest aan bod komt in de media zijn journalisten en bestsellerauteurs. Zij omschrijven zichzelf vaker als pessimisten. Ze scoren ook hoger op misantropie (een negatief mensbeeld) en hebben een ‘powerful others locus of control’ (het geloof dat belangrijke uitkomsten in het leven bepaald worden door een elite achter gesloten deuren). Zij kijken eerder negatief naar trends in het verleden, het heden en de toekomst, vooral in relatie tot de uitbuiting van werkenden door grote corporaties.
Economen daarentegen, de derde groep die in de media aan bod komt, hebben doorgaans een hoge ‘interne locus of control’. Zij geloven dat mensen hun leven zelf in handen hebben, dat je alles kunt bereiken als je hard genoeg werkt, ook als je uit een lagere sociale klasse komt. Hun narratief noemden we kapitalistisch realisme oftewel TINA, ‘There Is No Alternative’, een term uit een bekende speech van Margaret Thatcher uit de jaren ’80. Kapitalisme is volgens hen het enige economische model dat goed werkt. Ze gaan fel in tegen het idee dat jobs gaan verdwijnen of ongelijkheid zou toenemen door AI en robotisering. Ze verwijzen daarbij naar de industriële revolutie toen men ook dacht dat machines menselijke arbeid onnodig zou maken. Dat is niet gebeurd en gaat nu ook niet gebeuren, volgens hen, want het is een economische wetmatigheid dat productie en efficiëntie worden verhoogd door nieuwe technologie (zoals AI). Dan stijgt de economische groei en creëer je welvaart, en krijg je nieuwe sectoren en jobs. Economen geloven dat zo de groei kan blijven toenemen.
Ze vinden ook dat mensen een mindset moeten aannemen van levenslang leren (re-skilling en up-skilling) waardoor deze nieuwe jobs ingevuld kunnen worden. Mochten technologieën snel veranderen dan is herscholing nodig. Dan verdwijnen misschien bepaalde banen, maar er komen nieuwe jobs bij die nu nog niet bestaan. Dat is volgens economen het patroon dat de geschiedenis toont en zal blijven tonen. Economen geloven trouwens ook dat hun eigen job nooit geautomatiseerd zou kunnen worden omdat ze unieke kennis en vaardigheden hebben.
Technologen en economen zijn allebei eerder optimistisch. Kapitalisme en economische groei is voor beide de bottom line. Technologen staan wel meer open voor een radicaal andere maatschappij. Hun droomwereld is om overheden en centrale banken af te schaffen en te vervangen door bijvoorbeeld blockchain systemen, want dat is volgens hen democratischer. Ze denken soms vanuit een libertaire ideologie, dus geen overheid meer, maar totale vrijheid. Economen zijn op dat vlak eerder voor de status quo en staan ook positiever tegenover regulering van technologie door overheden.
“Economen geloven dat mensen hun leven zelf in handen hebben, dat je alles kunt bereiken als je hard genoeg werkt, ook als je uit een lagere sociale klasse komt.”
FILMS ALS AANKNOPINGSPUNT VOOR DEBAT
Waarom hebben die toekomstverhalen zo’n belangrijke rol in het Lab?
Nicky Dries: We gebruiken sciencefiction-films omdat we willen ingaan tegen determinisme en depolitisering. Determinisme is het geloof dat maatschappelijke veranderingen causaal voortkomen uit nieuwe technologie, waarvan de ontwikkeling als onvermijdelijk wordt beschouwd zodra het technisch mogelijk is. Bijvoorbeeld, ervan uitgaan dat als AI kunst kan maken, kunstenaars vervangen gaan worden door AI. Depolitisering is het voorstellen van de toekomst van werk als een apolitiek, waardeneutraal onderwerp. Het is in de geschiedenis echter nooit gebeurd dat nieuwe technologieën automatisch in volle capaciteit worden ingezet zonder enige tegenbeweging van andere groepen in de maatschappij. Zo is klonen technisch mogelijk, maar strikt gereguleerd omwille van ethische redenen. Een ander voorbeeld is dat drones nog niet mogen worden gebruikt om pakketjes te leveren omdat de regulering van het luchtruim op die lagere vlieghoogte niet op punt staat. Er is altijd een politiek en democratisch aspect, ook vanuit werknemers. Een historische voorbeeld is het ontstaan van de vakbonden.
De bezorgdheid van de pessimisten is dat als het kapitalistisch systeem blijft zoals het nu is bedrijven alles door robots en AI zullen laten doen omdat dat op lange termijn goedkoper zal uitdraaien. Zo laten sommige buitenlandse copywriting-firma’s al de helft van hun werk door algoritmes doen. De kwaliteit is slechter maar het is goedkoper, en het is goed genoeg want mensen klikken op de artikels die eruit komen.
Een andere bezorgdheid is dat er bij jongeren een ‘crisis of purpose’ heerst door de dubbele boodschap dat enerzijds AI al ons werk gaat afpakken en anderzijds dat de pensioenleeftijd maar blijft stijgen. Gaan ze nu geen werk hebben, of moeten werken tot ze doodvallen? En dan verwachten we dat ze geen ChatGPT gaan gebruiken om hun huiswerk te maken.
Hoe kan sciencefiction helpen om in te gaan tegen determinisme en depolitisering?
Nicky Dries: Een van de doelstellingen van ons Lab is om alternatieven te kunnen verbeelden. Men hoort in de volksmond ‘dat de wereld nu eenmaal zo is’, en dat we hoe dan ook de pensioenen moeten kunnen blijven betalen. Wij trachten te kijken naar alternatieven, zoals totaal andere manieren van leven en werken in de toekomst en welke visies daarover bestaan. In een film kun je iets tonen wat in een essay of een debat niet zou lukken. Als je in het echte leven het debat voert over de arbeidsmarkt krijg je verhitte reacties. Je loopt vast op ideologische verschillen en gepolariseerde meningen. In fictie mag je veel meer zeggen en kan je dus bruggen bouwen. Als je mensen sci-fi laat kijken, zoals bij voorbeeld ‘Black Mirror’, kun je dat gebruiken als aanknopingspunt om filosofische debatten te voeren waarbij je uit het denkkader stapt van de gevestigde orde. Wij denken dat daar een potentieel in zit om zo die eeuwige muur van realiteitszin van ‘ja, maar’ te doorbreken en zo een dieper gesprek te voeren in een steeds meer gepolariseerde omgeving. Zo kun je mensen met uiteenlopende visies samenbrengen om te bespreken wat zij verwachten en wensen van de toekomst van werk.
We zijn ook bezig met een studie rond kunstenaars die werken met AI en robots. Er zijn choreografen die dansen met robots, of een operazangeres die duetten zingt met AI. Zij weet niet wat die gaat zingen, want het is altijd anders, en dus moet ze zich aanpassen. Deze beroepsgroep exploreert het idee van wat ons mens maakt en hoe mens en machine kunnen samenwerken. Het interessante aan kunstenaars is dat zij er gewoon mee experimenteren zonder direct in de verdediging te gaan.
Verder leveren personen die op een alternatieve manier leven en werken ook interessante data op. Prefigurative politics zijn initiatieven waarbij mensen op kleine schaal bv aan co-housing doen of coöperatief ondernemen, dus een alternatieve leef- en werkwijze aannemen. Dat is een soort mini-experiment. Hoe zou het zijn om met tien gezinnen op een boerderij te wonen, volledig zelfvoorzienend te zijn en als community je kinderen op te voeden en je eigen eten te kweken? Wat zijn de problemen en de uitdagingen? Wat is er positief aan? Dat kun je dan in de media brengen. Of je creëert een soort sociale beweging, waardoor iedereen die zo leeft in contact komt met elkaar en die manier van leven gaat promoten. Dergelijke initiatieven bestuderen we.
Wat zou je verder nog willen doen?
Volgend jaar wil ik op sabbatical naar Japan en Korea om te kijken naar robotics labs. De Japanse overheid is daar sterk mee bezig omdat zij hopen robots in te zetten in rusthuizen, gezien hun snel vergrijzende bevolking. Sommige ontwikkelaars proberen robots te maken die echt op een mens lijken met nep-huid en nep-ogen. Kan zo’n robot dan ook een ‘vriend’ worden? Anderen bouwen robots die lijken op een diertje of iets anders schattigs. En weer anderen zitten puur in industriële applicaties, zoals robotarmen die een patiënt kunnen optillen of robots die eten aan huis kunnen komen leveren. Ik ben geïnteresseerd in verschillende verschijningsvormen van robots en hoe die de relatie tussen mens en technologie beïnvloeden, en ook welke ideologie en wereldbeeld erachter zit bij de ontwikkelaars ervan.
Is er nog iets dat je met ons zou willen delen?
Nicky Dries: Er bestaat niet één toekomst van werk. Wat voor de één een utopie is, is voor de ander een dystopie. Ons onderzoek is gericht op wat ons ‘mens’ maakt. Dat is uiteraard geen economische onderzoeksvraag. We houden ons bezig met de vraag wat werken zinvol maakt. Wat zou een utopische arbeidsmarkt zijn? En is dat altijd goed voor sommigen en slecht voor anderen? Of kan er een win-win zijn? Wat de vraag ook is, onze insteek is dat we ons zullen verzetten tegen het idee van ‘we zullen wel zien’ en ‘andere mensen zullen dat wel beslissen en het zal ons wel overkomen’. We geloven echt in collectieve actie en democratie.
Ons onderzoek leert ons de kracht van narratieven, van verhalen. Een narratief bevecht je met een sterk tegen-narratief. Culturen en samenlevingen zijn altijd in verandering, en kunnen ook beïnvloed worden door het creëren van een beter verhaal voor de werkelijkheid. Wij geloven in die narratieve macht. De toekomst is geen voldongen feit, de toekomst zal zijn wat we er allemaal samen van maken.
Hilde Roos en Hanneke van Sloten